Welke solidariteit met de arbeidersstrijd in China?

labor-unrest

Steeds meer berichten komen door over groeiende aantallen stakingen in China. Voorlopig nog op een relatief kleine schaal – vergeleken met de anderhalf miljard inwoners van de Chinese Volksrepubliek, maar het aantal stakingen neemt snel toe:

Volgens het ‘China Labor Bulletin’, is het aantal geregistreerde stakingen in China in 2015 bijna verdubbeld van 1.379 in 2014 tot 2.741, terwijl die in Guangdong alleen al tussen juli en november van dat jaar verdubbelden : “De overgrote meerderheid van de  incidenten in Guangdong hebben zich voorgedaan in de industriesector. Arbeiders eisten betaling van achterstallige lonen etc. na fabriekssluitingen, fusies en verplaatsingen van de productie. In veel van deze gevallen marcheerden arbeiders naar de lokale overheidsgebouwen om uitbetaling te eisen nadat de baas was verdwenen. […] De politie werd ingezet in bijna de helft van de 75 protesten van fabrieksarbeiders in Guangdong in de afgelopen twee maanden en in negen gevallen werd overgegaan tot arrestaties”. (geciteerd door Libcom.org). Daarnaast speelt ook dreigende robotisering een rol, zie voor meer The Nanfang, nu de lonen zijn gestegen in industriestreken zoals de zuidelijke provincie Guangdong en met name in de grootse stedelijke metropool ter wereld, de Parelrivierdelta (46,5 miljoen inwoners).

Blijkbaar worden steeds meer Chinese arbeiders door dreigend verlies van hun banen aangezet tot spontane acties. Eerder leek dit nauwelijks mogelijk onder de moordende arbeidsomstandigheden met werkdagen tot 16 uur, de ijzeren repressie binnen de bedrijven, tot in de slaapcomplexen aan toe waar duizenden arbeidsmigranten uit alle delen van China worden ondergebracht, en niet te vergeten op straat door de ‘communistische’ staat. De staat is terecht bang omdat de arbeidersstrijd – zoals onder alle totalitaire regimes – pijlsnel escaleert van economische eisen rond lonen en arbeidsplaatsen naar politieke strijd. Staatsbedrijven raken betrokken en de staat wordt in sommige gevallen verantwoordelijk gesteld. Het politieoptreden tegen manifesterende stakers laat de arbeiders zien wat het uiteindelijke doelwit is van hun strijd. De vertraging van de economische groei in China (waarover straks meer) maakt de kans alleen maar groter dat botsingen tussen arbeiders aan de ene kant en kapitaal en staat aan de andere kant uit de hand lopen.

Some 2,000 workers clash with police as they stage a strike outside the Taiwan-funded KOK Machinery rubber factory in Kunshan, east China's Jiangsu province on June 7, 2010

De staat heeft heel goed dit dreigende gevaar van de kant van de arbeiders begrepen en reageert met veranderingen in de repressie. Op Libcom.org ziet men terecht in het politieoptreden tegen enkele NGO’s (zie voetnoot 1) een beginnende omslag in de repressie:

“Op 3 december (2015) en de daaropvolgende dagen werden vijf organisaties overvallen die werknemers steunen, en ten minste 40 van hun personeelsleden, gelieerde werknemers en familieleden werden gearresteerd voor verhoor. Op dit moment blijven zeven in staat hechtenis, van zes is bevestigd dat ze mogelijk strafrechtelijk vervolgd worden wat kan leiden tot langdurige gevangenisstraffen. Daarnaast schept dit een juridisch precedent voor een meer intense repressie in de toekomst.”

guangdong7

In Hong Kong is door een groep een solidariteitscampagne opgezet voor wat inmiddels wordt genoemd de Guangdong Zes (nr. 7 zou met de politie meewerken en daarom niet strafrechtelijk vervolgd worden). In en rond deze solidariteitsgroep zijn vragen gesteld zoals “waarom zouden we ons richten op het ondersteunen van ‘reformistisch NGO-personeel’ terwijl arbeiders en boeren regelmatig worden gearresteerd, geslagen en soms gedood wegens deelname aan vormen van verzet ter verbetering van hun levensomstandigheden of die kunnen leiden tot verdergaande bewegingen?”. In een eerste poging tot antwoord heeft de solidariteitsgroep voorlopige stellingen geformuleerd die we hier graag weergeven (in vet) om daar vervolgens nader op in te gaan.

1. Dit hardhandig optreden is ongekend zowel wat betreft het aantal arbeidersorganisaties en individuen dat tegelijkertijd wordt getroffen alsook  wat betreft de ernst van de aanklachten die tegen hen worden gebracht. (…)

2. Terwijl zowel de burgerlijke media als de initiatiefnemers van de solidariteitscampagne over de gevangenen spreken als  “medewerkers van NGO’s voor werknemersrechten” moeten deze groepen ook worden opgevat als arbeidersorganisaties, voornamelijk gevormd en gerund door arbeiders om arbeiders te ondersteunen’. (…)

3. Echter, de relaties van deze organisaties met de staat zijn in hun dubbelzinnigheid een typisch voorbeeld van organisaties van het NGO-type geweest, soms samenwerking (met de staat) op bepaalde punten, terwijl ze op andere momenten op repressie stuiten, niet alleen nu, maar ook meerdere malen in de afgelopen jaren.

Ten minste drie van deze organisaties hebben in het verleden (zoals vele organisaties van het ngo-type) enige overheidssteun voor bepaalde van hun activiteiten ontvangen (b.v. voor “maatschappelijk werk”), maar ze zijn tegelijkertijd voowerp van (strafrechtelijk) onderzoek en repressie. Terwijl het hardhandig optreden van 3 december de laatste is in een reeks van onderdrukking van verzet van arbeiders en van andere oppositionele maatschappelijke krachten (gebruikelijk bestempeld als “civil society” – burgermaatschappij), dat is toegenomen sinds 2012, moet deze repressie worden opgevat als onderdeel van een tweeledige strategie waarin de staat ook probeert een aantal van die oppositionele krachten te integreren, en de populaire onvrede te kanaliseren in instellingen die de staat kan controleren, zoals de ACFTU (All China Federation of Trade Unions) en daaraan gelieerde centra voor ”maatschappelijk werk”.

4. Onder de vele mogelijke redenen voor het hardhandig optreden, waren cruciale factoren de vertraging van de economische groei (in China en wereldwijd) en de verhuizing van fabrieken uit de Pearl River Delta. Tegelijkertijd is de strijdbaarheid van de werknemers gegroeid in deze regio, met het aantal geregistreerde stakingen een verdubbeling sinds vorig jaar. (…)

5. Veel commentatoren hebben de rol benadrukt van de kenmerkende autoritaire manier waarop Xi Jinping China bestuurt, maar het kan misschien beter begrepen worden als een reactie op de veranderende economische en sociale omstandigheden. In tegenstelling daarmee, zouden we liever de gelijkenissen benadrukken tussen deze toenemende repressie in China en de ontwikkelingen in de zogenaamde “democratische” staten. (…)

6. Verschillende commentatoren hebben het hardhandige optreden als onwettig, of als een aantasting van de rechtsstaat beschreven. We willen niet pleiten voor het kapitalistische rechtsstaat, noch ontkennen we dat een voorspelbare rechtsstaat voordelen boven andere vormen van overheersing kan hebben. Echter, in de manier waarop de wet wordt gebruikt in dit hardhandige optreden, zien we een poging om een juridisch precedent voor de repressie te scheppen en een bepaalde rechtsregel ingang te doen vinden en te verbeteren, in plaats van een onrechtmatige misbruik van de staatsmacht, zoals eerder gebeurde bij het in elkaar slaan of laten verdwijnen van activisten zonder juridische procedures.  (…)

7. Het optreden van de staat treft niet alleen pijnlijk deze specifieke organisaties, activisten, en de arbeiders van wie zij de strijd  hebben gesteund. Als de gedetineerden schuldig worden verklaard en opgesloten blijven, zou dit als een precedent werken voor verdere vervolging van organisaties van andere werknemers en het zou andere arbeiders en hun aanhang kunnen ontmoedigen.
NGO’s voor werknemersrechten (Labor NGO’s) zijn bekritiseerd voor het kanaliseren van de onrust van de werknemers in de juridische en oplosbare loononderhandelingen en andere vormen van arbeidsvrede. Hoewel deze kritiek In sommige contexten juist kan zijn, willen we het verschil tussen een kritiek markeren van beneden en één van boven. Staatsrepressie tegen organisaties van werknemers, NGO’s voor werknemersrechten (Labor NGO’s) en vakbonden is niet hetzelfde als wanneer arbeiders weigeren zich te laten vertegenwoordigen door beroepsactivisten in onderhandelingen of in besluitvorming.

8. Als de aanklachten tegen de ‘zes’ worden ingetrokken, is er een kans dat de kanalisering van de arbeidersstrijd in reformistische richtingen zal toenemen. Indien de aangehouden activisten en hun organisaties mogen blijven werken, zal het waarschijnlijk onder de voorwaarde zijn dat zij nauwer samenwerken met de staat om de sociale controle te verscherpen. Dit zou echter nog steeds minder ontmoedigend zijn voor de arbeiders en hun aanhangers dan het alternatief.
Aangezien de staat tot nu toe met behulp van zowel allerlei juridische als buitenwettelijke repressie tegen onrust en werknemersorganisatie er niet in is geslaagd stakingen te onderdrukken, blijft het speculatief of dit optreden (tegen de 7) een blijvend effect van ontmoediging voor de werknemers zal hebben.

9. De internationale solidariteitscampagne om deze gedetineerden te bevrijden is waarschijnlijk de grootste internationale inspanning om de strijd van Chinese werknemers te ondersteunen in tientallen jaren, maar zij wordt tot nu toe niet als zodanig gezien, of zij gaat ook niet de typische actiemethoden te boven.


Tot zover de ‘voorlopige stellingen’ van de solidariteitsgroep.

Stelling 5 wijst terecht op de veranderende economische en sociale omstandigheden in China, zoals we in die onze inleiding op de stellingen reeds hebben aangegeven, de wisselwerking tussen crisis, arbeidersstrijd en repressie door de staat. We benadrukken hier graag wat onderbelicht blijft: de internationale economische crisis betekent voor China, de ‘werkplaats van de wereld’ evengoed als voor andere BRIC-landen – deze economische wonderen die het kapitalisme zouden redden – dat er geen sprake kan zijn van ‘reformisme’ (zie de vragen in en rond de solidariteitsgroep en in haar stelling 8). Van geleidelijke verbetering van de situatie van de arbeiders is wereldwijd al lang geen sprake meer. De ‘reformistische’ organisaties die pasten bij deze voorbije periode, vakbonden en parlementaire arbeiderspartijen, hebben afgedaan als organisatievormen voor de arbeidersstrijd.

Als we ons beperken tot de vakbonden, dan maakt het niet uit of het gaat om in de ‘democratische’ of openlijk repressieve staat geïntegreerde vakbonden of om ‘oppositionele’ , ‘vrije’ vakbonden of nog maar pas ontstaande vakbonden, ook al noemen ze zich geen beroepsorganisaties maar industriële bonden, of in dit geval ‘NGO’s voor werknemersrechten’. Daarbij maakt het niet uit of individuele arbeiders deze organisaties steunen, ervan lid zijn of besturen, of dat deze organisaties de arbeiders steunen in hun spontane strijd of in strijd waartoe zij hebben opgeroepen (stelling 2). Evenmin maakt de repressie van de staat tegen dit soort van elementaire vakbonden – hoezeer we ook begaan zijn met het lot van de slachtoffers van die repressie – hen tot organisaties die bevorderlijk zijn voor de arbeidersstrijd (zie toelichting bij stelling 7).

Ondanks alle goede bedoelingen is keer op keer gebleken dat sinds het kapitalisme in 1914 (WO I) zijn periode van crisis en oorlogen is ingegaan, er geen plaats meer is voor ‘reformisme’  en de staat geen permanente massaorganisaties van arbeiders meer kan toestaan. Dat verklaart de uitschakeling van de sovjets in Rusland als organisatie van arbeidersmacht, let wel, door ze via de vakbonden in te passen in de staat. Meer recent de verandering van de door strijdende algemene arbeidersvergaderingen gekozen arbeiderscomités in Polen tot onmachtige afdelingen van Solidanosç. Het verklaart ook de mislukking van revolutionaire minderheidsgroepen van de arbeidersklasse om permanente massa-organisaties in het leven te roepen, van de KAPD en KAPN in de jaren ’20 van de vorige eeuw met de Bedrijfsorganisaties, samengevat in de Allgemeine Arbeiter Union tot de Communistenbond ‘Spartacus’ na 1945 met de EVC en later het OVB.

Wat deze minderheden wel kunnen doen in plaats van de arbeidersstrijd ‘organiseren’ en proberen op kunstmatige wijze op gang te brengen, is het verspreiden van hun inzichten in het proces van zelfbewustwording van de arbeiders. In die zin houden we het voor schadelijk dat in de solidariteitsgroep een tendens lijkt te bestaan (stellingen 7 en 8) om te geloven dat zij als minderheid (en misschien ook de arbeidersklasse als geheel) een keuze heeft tussen de beide vormen van repressie door de staat, de ‘wettelijke’, ‘voorspelbare’ of ‘democratische’ vorm aan de ene kant en die van de ‘onwettige’ aan de andere kant. Hetzelfde geldt voor de onvruchtbare vraag welke vorm van repressie, die met de harde hand of die met de zachte hand, het opbloeien van de arbeidersstrijd het meest ontmoedigt (stelling 8).

china-labor-strikes

Daarentegen missen we in de stellingen helderheid over de aanzetten tot zelfstandige organisatie die wel degelijk te vinden zijn in de strijd van de Chinese arbeiders, met name een tendens tot algemene vergaderingen in de samenscholingen in de bedrijven, aan de poort, op straat voor overheidsgebouwen. De organisaties van de arbeiders zijn dáár, recht voor onze neus waar de verontwaardiging tot uiting komt en overgaat tot het formuleren van eisen die zoveel arbeiders als mogelijk in de strijd betrekken. Uit de geschiedenis van dergelijke spontane bewegingen, kennen we de volgende ontwikkelingsstap, kiezen van comités, waarvan de vertegenwoordigers altijd teruggeroepen kunnen worden door de strijdende arbeidersbijeenkomsten en de vereniging van de comités tot arbeidersraden.

Nu kunnen we ook de vraag beantwoorden welke solidariteit mogelijk is.

Het zal duidelijk zijn dat we arbeiders wereldwijd niet oproepen om solidair te zijn als consumenten en staatsburgers, b.v. tegen Apple en Foxconn, zoals verschillende organisaties dat doen. Terecht doet het solidariteitscomité dat niet. Evenmin roepen we op tot steun aan de NGO’s, ook al verafschuwen we de repressie van leden en aanhangers ervan.

We roepen de arbeiders in China en wereldwijd integendeel op om hun eigen organisaties in de strijd te scheppen en op een hoger niveau van de strijd daadwerkelijk de gevangenen vrij te krijgen, zoals in het verleden in China is gebeurd via druk op bedrijven.

Laten we als arbeiders de situatie in China bespreken en ontdekken dat er vele parallellen zijn met onze eigen directe situatie (waarop stelling 5 wijst). Ook hier begint elke strijd uit het besef van onze eigen ont-menselijking. Verspreid bijvoorbeeld de gedichten van Xu Lizhi in je omgeving en praat er over. Download een PDF van de 9 gedichten (opent in nieuwe tab). En op een hoger niveau van de strijd heffen we de oude strijdleus van de arbeidersklasse aan:

Arbeiders van alle landen verenig je
– van de Parelrivierdelta tot de Maasvlakte, en van Shanghai tot New York.

Fredo Corvo

voetnoot ——

(1) NGO Non-Gouvernementele Organisaties. In tegenstelling tot wat de naam doet denken zijn de meeste NGO’s niet zo onafhankelijk van de staat als het lijkt. De term NGO is bedacht door de Verenigde Naties. Het begrip NGO is zo breed dat zowel de Werkgroep Amelisweerd als de Taliban er onder vallen. Zie ook Wikipedia over NGO.

De volledige tekst van dit artikel mag verder verspreid worden met vermelding van het adres:

https://arbeidersstemmen.wordpress.com/2016/01/09/welke-solidariteit-met-de-arbeidersstrijd-in-china/

Welke solidariteit met de arbeidersstrijd in China?

Een gedachte over “Welke solidariteit met de arbeidersstrijd in China?

  1. Bovenstaande tekst verscheen in verkorte vorm op
    https://libcom.org/news/guangdong-six-rule-law-value-preliminary-theses-december-3-crackdown-06012016

    Aldaar verscheen het volgende commentaar:

    “Anquan Jan 11 2016 13:38
    let me know what u think.
    http://pubhtml5.com/xmsz/xmkq
    regards”

    Dit gaf mij reden om volgende waarschuwing te plaatsen:

    Via hyperlink hierboven in Anquan’s commentaar ontving ik een uiterst merkwaardig document , dat zou zijn geschreven door een “Security Intelligence Bureau”, John ‘Ka Ho’ Holt, SIB, “the Proletarian Society of China” (1).

    Ik kan niet uitsluiten dat dit document je computer besmet.

    Ik voel me geprovoceerd, geintimideeed en door het slijk gehaald door dit document.

    Het document geeft voor het werk te zijn van een ‘linkse’ fractie van de regerende ‘Communistische’ Partij van China en het herhaalt de campagnes van de laatste tegen elke oppositie of subversie. Het document gaat pagina’s lang in op de weerzinwekkende praktijken van de geheime politie van de Partij-Staat, waarvan de auteur(s) beweert deel uit te maken.

    Ik heb NIETS TE MAKEN met deze onzin, NIET met de ‘Communistische’ Partij van China, NIET met haar geheime diensten. EVENMIN als de voormalige Communistische Linkerzijde van de Communistische Internationale, met historische persoonlijkheden zoals Bordiga (Italiaanse Linkerzijde), Gorter, en Pannekoek (KAPD), daarmee te maken had.

    —————
    (1) Inmiddels heb ik een klein onderzoekje op Internet gedaan naar deze namen.
    “Security Intelligence Bureau” en SIB wordt door meerdere beveiligingsbedrijfjes gebruikt.
    John Holt is een heel ander persoon.
    “The Proletarian Society of China” was een trotskistische organisatie in Hong Kong die al lang niet meer bestaat.
    De website van het “Bureau” bevat geen enkel document, maar verzamelt waarschijnlijk IP-adressen van zijn bezoekers, wat de mogelijjheid opent om deze te besmetten met spyware.

    De herkomst van het document is dus geheel uit de duim gezogen. Het belangrijkste effect is verwarring zaaien en angst inboezemen. Het antwoord op de vraag “Wie zit er achter?” wordt duidelijk als we ons afvragen “Wie profiteert daarvan?” De Chinese Geheime Dienst!

    OP 12-1-2015 IS DE REACTIE VAN ANQUAN VERWIJDERD VAN DE SITE VAN LIBCOM

    Like

Plaats een reactie