Op internet verschijnen meer actuele bijdragen tot de zelfstandige arbeidersstrijd dan we kunnen vertalen in het Nederlands. In deze rubriek presenteren we met enige regelmaat de meest interessante van deze webteksten.
- Benedenwinds: wat betekenen de eilandenconflicten werkelijk voor de Chinese en Vietnamese arbeiders?
- ‘Gramcianisme’ en ‘Bordigisme’ – botsingen in heden en verleden – door Ph. B.
Benedenwinds: wat betekenen de eilandenconflicten werkelijk voor de Chinese en Vietnamese arbeiders?

Onder bovenstaande titel verscheen in het Engels een artikel van de Vietnamese groep Đã Thành Đồ Sơn op de website van de Chinese groep Chuang. Hieronder geven we enkele fragmenten in eigen woorden weer, die ons belangrijk lijken voor Nederlandse lezers.
Op 12-7-2016 deed het Permanente Hof van Arbitrage in Den Haag uitspraak over een lang lopend conflict tussen diverse landen die aanspraak maken op bepaalde eilanden in de Zuid-Chinese Zee. Diverse Chinese media onderstreepten het officiële partijstandpunt dat de uitspraak van het Hof niets verandert aan China’s legitieme aanspraken op alle eilanden in de Zuid-Chinese Zee. Pro-Chinese beroemdheden in Hong-Kong – waarvan vele geliefd zijn onder de Vietnamese jeugd – brachten de leuze naar voren ‘China mag zelfs geen stukje van zichzelf kwijtraken’, laat staan Taiwan. Vietnam liet aan de andere kant via lokale beroemdheden weten dat de Paraceleilanden en de Spratly- Eilanden aan Vietnam toebehoren.
De uitspraak van het Hof heeft de krachtsverhoudingen in de regio nauwelijks of niet veranderd. Kleine wijzigingen zijn dat Vietnam een rechtszaak heeft aangekondigd tegen Chinese aanvallen op vissersboten, terwijl tot dan toe alleen nationalistische oppositiegroepen daarvan een punt maakten. De Chinese acties tegen Vietnamese vissersboten gaan waarschijnlijk gewoon door, evenals die tegen Philippijnse vissersboten. Laos en Cambodja hebben zich daarentegen uitgesproken voor het Chinese standpunt dat conflicten moeten worden bijgelegd in bilateraal overleg met China. Sommige Amerikaanse bronnen zijn bezorgd dat de uitspraak van het Hof de Philippijnen zou kunnen verleiden tot een conflict met China, waarbij de VS dan betrokken zou raken vanwege een wederzijds defensie pact. De kans dat de zwakke Philippijnen een dergelijk avontuur zouden aandurven wordt algemeen als uiterst gering gezien. Andere bronnen zien subtiele aanwijzigingen dat China enigszins opschuift in de richting van een regeling van de conflicten via de Verenigde Naties.
Het artikel van de groep Đã Thành Đồ Sơn gaat ook in de gebruikelijke stellingname van burgerlijk ultralinks, b.v. de meeste trotskisten. Deze zien in de uitspraak van het Hof een slimme zet van de Amerikanen tegen Rusland en China die ze beschouwen als de laatste bolwerken tegen het imperialisme. Het artikel wijst de ‘kritische steun’ aan China en Rusland af, die volgt uit een dergelijke redenering. Het artikel zet daartegen echter een uiterst zwakke redenering tegenover:
Vervolgens komt “weer het spook van de solidariteit van de internationale arbeidersklasse voor de dag, dat nu nodig zou zijn om de wereld af te brengen van de rand van oorlog. De vraag waarom, waar en hoe de internationale arbeidersklasse deze keer zou aankomen om de wereld te redden, in plaats van gisteren of al tientallen jaren geleden, blijft onbeantwoord.”
Het punt is dat de ultralinkse burgerlijke standpunten, van de meeste anarchisten via trotskisten tot maoïsten en stalinisten, alleen maar met de vlag van het anti-imperialisme en de internationale solidariteit zwaaien om de arbeiders in werkelijkheid onder de nationale vlag te lokken. In sommige gevallen door frontvorming met de heersende pro-Chinese en/of pro-Russische fracties van hun eigen bourgeoisie (b.v. Laos en Cambodja), in de meeste gevallen via een frontvorming met oppositionele burgerlijke krachten die een ander buitenlands beleid voorstellen (b.v. Vietnam of de Philippijnen). Als het gaat om de werkelijke internationale solidariteit zoals die zich uitte in het verzet van de arbeiders tegen de Eerste Wereldoorlog, een verzet dat uitliep in revoluties in Rusland en Duitsland, dan moeten we met spijt vaststellen dat zich dit nadien niet meer op die massale schaal heeft herhaald. Dat maakt echter de lessen die we uit deze historische ervaring kunnen trekken, niet minder belangrijk.
Het artikel richt zich verder op een detailanalyse van de economische en sociale situatie van twee betrokken landen, Vietnam en China. Daarbij komen tal van interessante kwesties aan bod, denk b.v. aan de zuidwaartse trend van ondernemingen (van China naar o.a. Vietnam) op zoek naar goedkope arbeid. Ik noem hier met name de aard van het Vietnamese nationalisme en zijn verankering in de arbeidersklasse. Vietnamese arbeiders zien China vooral in de aanwezigheid van Chinese bedrijven en hun typische managementstijl (waarbij de arbeiders – niet verbazingwekkend – geen onderscheid kunnen maken tussen die uit Taiwan en die uit de Volksrepubliek) die slechts geïnteresseerd zijn in de lage lonen in Vietnam. In mei 2014 was dat een element in een golf van anti-Chinese stakingen en rellen waarin meerdere Chinese fabrieken beschadigd werkden en meerdere Chinese leidinggevenden en administratieve krachten werden gewond of gedood. Aanleiding was het bekend worden van een Chinese olieboring in een omstreden deel van de Zuid-Chinese zee. Dat geeft op zich al een sterke aanwijzing dat onder de Vietnamese arbeiders een levendig nationalisme aanwezig is.
De Vietnamese groep komt tot de slotsom dat “een herschikking van de ruimtelijke coördinaten van de wereldwijde productie plaatsvindt. Zoals het gezegde luidt, hoe meer dingen veranderen hoe meer ze hetzelfde blijven. De Straat van Malakka [tussen Sumatra en Maleisië] zal haar meer dan 500-jarige vooraanstaande positie voortzetten als een van de belangrijkste verkeersaders van de wereldwijde scheepvaart. Het verschil met vandaag is dat opkomende consumentenmarkten in Oost-Azië meer en meer toelevering zullen ontvangen van een Zuidoost-Aziatische industriële basis. Daarom is de Chinese militaire nabijheid van Zuidoost-Aziatische industriële centra niet alleen een bedreiging voor de westzijde van de straat. Als China de Zuid-Chinese Zee domineert, zal het van veel dichter bij het opkomende Oost-Aziatische kapitaal overheersen, een dominantie die de andere landen niet zonder slag of staat kunnen aanvaarden. Oorlog moet echter worden gezien als een ernstig gevaar voor de werkende klassen van Vietnam en China, niet zozeer vanwege het risico van een fatale afloop, die hopelijk beperkt blijft tot minimale schade aan de marines van beroepsmatrozen. Een ernstiger gevaar schuilt in de mogelijkheid die een oorlog biedt tot een grootschalige samenwerking van arbeidsorganisaties [met de staat] en [of?] hun vernietiging. Als ze het nationalisme overwinnen hebben Vietnamese proletariërs veel te winnen bij de ervaring van de arbeiders in de [Chinese] Parel Rivier Delta. Niet alleen omdat het kapitaal de tendens heeft om de ervaring van de arbeiders te homogeniseren, maar ook omdat beide groepen in precies dezelfde bedrijven werken, soms bestuurd door dezelfde personen. Met een dreigend einde van de “economische roltrap” van de Chinese / Koreaanse stijl van ontwikkeling, een einde dat te wijten is aan de tegen steeds lagere kosten producerende industriële robots, lijken andere opties voor de ‘ontwikkeling’ van Vietnam somber. Het bouwen van een Vietnamese-Chinese proletarische samenwerking heeft een kleine kans, maar een oorlog zou een einde maken aan de geringe kans die blijft.”
‘Gramcianisme’ en ‘Bordigisme’ – botsingen in heden en verleden – door Ph. B.
In Griekenland, Spanje, en Frankrijk hebben partijen zoals Syriza, Podemos, de PDS, tendensen binnen de Nuit Debout de Italiaanse intellectueel Gramsci ontdekt. Weinig bekend is dat Gramsci door de Comintern werd gebruikt om de Italiaanse Communistische Partij te ‘bolsjewiseren’ en te staliniseren. Later diende een beroep op Gramsci om de Stalinistische PCI om te vormen tot een ‘Eurocommunistische’ partij, die nu als PDS aan de macht is in Italië. Nog minder bekend is Gramsci’s proletarisch internationalistische tegenpool in de PCI, A. Bordiga.
Hier volgt de samenvatting van het (slot) van een belangrijke tekst over deze kwestie.
… Gramsci, die met zijn ‘organisch’ intellectuele theorie naar voren werd geschoven door de Italiaanse nationaal-communistische partij, maakte van deze partij een partij van technische kaders voor het besturen van de kapitalistische natiestaat door middel van een alliantie met democratische en republikeinse burgerlijke partijen. Deze Gramsciaanse strategie probeerden de de PCI-leiders (m.n. Berlinguer) in de jaren 1970 te realiseren met hun koers naar het “historisch compromis” met de christen-democraten. Wanneer we weten dat de PCI daar in mei 1978 door de moord van de ‘Rode Brigades’ op Aldo Moro, daar niet in slaagden, is het goed om ons te realiseren dat de Gramsciaanse partij PCI, na 1989 de Democratische Linkse Partij (PDS) geheten, momenteel aan de macht is in Italië.
In deze poging om het kapitaal op Italiaanse vlak te besturen, is de PDS te beschouwen als een ware erfgenaam van de gramscianisme, zoals ook Syriza van Alexis Tsipras in Griekenland.
Zijn aanhangers in Frankrijk, die actief waren in de gelederen van de beweging “Nuit debout!” (maart-juni 2016), hebben van het gramscianisme een nieuwe mythe gemaakt, die van het algemene zelfbeheer in de vorm van coöperaties.
De “organische intellectuelen” van nu zouden graag hun rol te spelen in een nieuwe decentrale “sociale republiek”, een soort staatskapitalisme getemperd door een zelfbesturende en coöperatieve geest: “Het is de afschaffing van het winstgevende kapitaal – uiteraard niet door een collectivisatie door de staat (waarvan het historisch resultaat genoegzaam bekend is (…), maar door de lokale bevestiging van het eigendom door de gebruiker, naar het voorbeeld van de coöperatieve en participatieve beweging (SCOP), de zelfbeheerde bedrijven in Spanje of Argentinië, enz.: De productiemiddelen van “behoren” slechts toe aan degenen die ze gebruiken.”
Anderen die ook zijn geïnspireerd door Gramsci, met name Podemos in Spanje, beschouwen hem als hun leermeester. Een Spaanse krant (El Confidencial) merkte op dat dat “Antonio Gramsci voor Podemos hetzelfde is wat Dylan betekende voor de Beatles: een geestelijke vader” (sic), en terecht, want het gramscianisme bracht het Eurocommunisme voort, met andere woorden een sociaal-democratisch “communisme”.
Pablo Iglesias doorspekt , net als de Indignés [beweging van de ‘verontwaardigden’], zijn optreden – met name in de media – met een paar zinnen van Gramsci, die hij misschien beter op zijn onderarm zou kunnen tatoeëren. De meest bekende is het fragment waarin Gramsci opkomt tegen de onverschilligheid:
“Ik haat de onverschilligen. Ik denk net als Friedrich Hebbel dat ‘leven betekent om strijders te zijn.’ Je kan alleen leven als mensen, vreemdelingen in de stad. Wie echt leeft kan alleen maar een burger zijn, en deelnemen. Onverschilligheid is besluiteloosheid, parasitisme, lafheid, het is niet het leven.”
Dit soort retoriek die de Gramsciaanse intellectuelen behaagt en tot extase brengt, kan niet de huidige ware politieke kwestie verhullen. Is het het domweg genoeg om partij te kiezen tegen de dagelijkse pijn die het systeem veroorzaakt, de “positieve” burger uit te hangen door deze pijn naar voren te brengen met het doel om ze des te beter te kunnen “corrigeren”? Of moeten we zo kwaadaardig zijn (strijder, in dit geval …) om op te roepen tot het omver werpen van het kapitalistische systeem dat de pijn voortbrengt?
Moeten we “burgers” zijn, die zich bezighouden met een reformistische associationisme, of moeten we als een chirurg te werk gaan, door op te roepen om een einde te maken aan een systeem dat leidt tot crises en eindeloze oorlogen? Wie zal een einde maken aan dit systeem: de “verontwaardigde””burger” of een revolutionaire klasse, die alleen kan bestaan door de rijkdom van deze aarde te produceren: arbeiders, zich bewust van hun belangen en doelen, op voorwaarde dat ze zich formeren als een bewuste klasse?
De ideeën die worden verspreid door Podemos, Syriza, de Indignados zijn ofwel puur reformisme of simpele vaagheden over verandering, in een utopisch jasje. In een tijdperk van algemene en wereldwijde crisis van het kapitalistische systeem, is het maar de vraag of dit gramscianisme in sociaal-democratische saus lang houdbaar zal zijn.
Het is te hopen dat de arbeiders zich niet tevreden laten stellen met de gramsciaanse woorden en mooie leuzen van Podemos. De ironische, maar actieve onverschilligheid van de arbeiders tegenover deze Gramsciaanse woordenbrij, is hun beste antwoord. Gramsci schreef: “De oude wereld is stervende. De nieuwe wereld komt slechts traag te voorschijn, en in dit schemer-duister ontstaan monsters.”
Deze duizend keer door de ‘gramscianen’ herhaalde zin is weinig zeggend en houdt de onduidelijkheid over de realiteit van het “monster” in stand. Dáárover zou men zich verontwaardigd moeten tonen, ten aanzien van deze gehate”onverschilligheid.”
Dit soort van gemeenplaatsen kunnen zich richten tegen het fascisme, het stalinisme, het islamisme, de meest kleurrijke dictaturen van de kapitalistische wereld, de politieke “monsters” die het kwaad te belichamen. Nooit zullen de goede gramsciaanse “burgers” het onderwerp aanroeren van de stroom van constante terreur van een onder de economische crisis ineenstortend systeem, van de eindeloze bloedige oorlogen zoals die in Syrië. Nooit wordt het economisch liberalisme aangevochten en het uiterst meedogenloze en bloeddorstige “democratische” karakter daarvan.
De reformistische praat van Podemos tot en met Syriza zal een beroep doen op “gezond verstand” van het volk, het verzet van het “volk” tegen de “kaste”. De leuzen zullen zijn “noch rechts noch links,” en voor Pablo Iglesias de verheerlijking van de “Spaanse natie”.
Dit soort zinnen, herhaal als mantra’s, leiden alleen het behoud van de ergste verwarring. Ze doen ons geloven dat regelmatig “monsters” opkomen, waartegen het volstaat om eenvoudigweg de rammelaars van dagelijkse verontwaardiging te schudden. De echte “monsters” zijn aanwezig in het dagelijks leven sinds de komst van de klassenmaatschappij en vooral het kapitalisme. Ze komen niet pas morgen of overmorgen naar voren in gevaren, maar ze zijn ingeweven in de dagelijkse werking van een systeem dat gebaseerd is op de waar, op geld en de moorddadige wetten van kapitaalaccumulatie:
“Wanneer (…) het geld ‘met natuurlijke bloedvlekken op de ene wang ter wereld komt,’ wordt het kapitaal geboren van hoofd tot voeten, uit alle poriën, druipend van bloed en vuil“ (Marx ‘Het Kapitaal‘)
Net als in 1915, tegenover de imperialistische oorlog en de ineenstorting van de Internationale, is het meer dan ooit noodzakelijk om te zeggen wat is, dat de huidige kapitalistische wereld bestaat door het vergieten van oceanen van bloed, de vernietiging zonder einde van zowel de mens als de natuur, met de belofte aan de mensheid om de wereld te ontvolken, elke leven uit te roeien, te ontaarden, te veranderen in een groot kerkhof.
“Wij staan (…) voor de keus: hetzij overwinning van het imperialisme en ondergang van elke beschaving, zoals in het oude Rome, ontvolking, verwoesting, degeneratie, één groot kerkhof dan wel overwinning van het socialisme, d.w.z. van de bewuste strijd van het internationale proletariaat tegen het imperialisme en zijn methode: de oorlog. Dit is een dilemma der wereldgeschiedenis, het een of het ander, waarvan de weegschalen sidderend op en neer gaan voor het besluit van het klassenbewuste proletariaat. De toekomst van de beschaving en van de mensheid hangt er van af, of het proletariaat zijn revolutionaire strijdzwaard met mannelijke vastbeslotenheid in de weegschaal werpt.“ (Luxemburg Junius-brochure).
Tegenover de populistische variant van “verontwaardiging” , moeten we resoluut de boosheid en woede stellen van de enige revolutionaire klasse van de maatschappij: het internationale proletariaat.
Voor de gehele tekst in het Frans zie blog Pantopolis.
vertaling F.K. 26-9-2016
Overname van de gehele tekst is toegestaan bij vermelding van de bron: