
Al jaren zien we de opkomst van rechts-populistische partijen die grote aantallen kiezers naar zich toe weten te trekken door in te spelen op thema’s die de gevestigde politieke partijen laten liggen. In Nederland was het Pim Fortuyn die voor het eerst handig gebruik maakte van zowel de onvrede over de ‘multiculturele samenleving’ als de afbraak van de ‘verzorgingsstaat’. Nu is dat Geert Wilders. In Frankrijk is het Front National, in Duitsland zijn het Pegida en Alternative für Deutschland (AfD), in de Verenigde Staten Trump. Vaak wordt kiezersonderzoek de conclusie getrokken dat het fascisme voor de deur staat en dat dus … de democratie moet worden verdedigd. In dit artikel tonen we aan dat beide conclusies onjuist zijn voor de Verenigde Staten. De opkomst van ultrarechtse partijen hangt daar samen met veranderingen die veel dieper gaan dan wijzigingen in het landschap van de parlementaire politiek.
Met name verkiezingsuitslagen die de heersende klasse niet wenst – b.v. de Brexit – worden vaak gezien als ‘zwakte’ van het kapitaal, zijn ‘onvermogen’ om het verkiezingscircus te beheersen, en een ‘verlies aan geloofwaardigheid’ van de burgerlijke politiek bij grote delen van de bevolking en dan met name de arbeidersklasse. Dit is alles in zekere zin waar, maar we moeten ook inzien dat tegenover deze zwakte van de bourgeoisie een nog veel grotere zwakheid van de arbeidersklasse staat.
Een uiterst oppervlakkige eerste analyse van de krachtverhoudingen tussen de belangrijkste klassen, kapitaal en arbeid, laat al zien dat de arbeidersklasse als onderdrukte en uitgebuite klasse op dit moment nog steeds overheerst wordt door burgerlijke ideologieën, zoals de democratie en in toenemende mate het nationalisme. Met andere woorden, het bewustzijn in de arbeidersklasse als geheel staat op een laag pitje. De arbeidersstrijd in de ‘democratische’ landen van Europa en Noord-Amerika is vergeleken met de jaren 1960 en 1970 uiterst bescheiden. Deze komt over het algemeen niet verder dan een timide verdedigingsstrijd tegen de onophoudelijke aanvallen door het kapitaal. In organisatorisch opzicht wordt de strijd effectief ingekaderd door de vakbeweging, zo nodig wat opgeleukt met schijnradicale en desnoods gewelddadige acties, zoals afgelopen zomer in Frankrijk.
Bovenstaande analyse gaat echter voorbij aan ontwikkelingen in zowel het bewustzijn in zowel diverse lagen en sectoren van de arbeidersklasse, als die in andere klassen die men vaak aanduidt als kleine burgerij. Deze ontwikkelingen in het klassenbewustzijn van de arbeiders hebben niet de weg teruggevonden naar zelfstandige strijd als klasse met eigen belangen, eigen doeleinden en eigen organisatie. Door deze situatie is de bewustzijnsontwikkeling ‘ondergronds’, is zij nog niet ‘spontaan’ in open strijd aan het daglicht getreden.
Voor de Eerste Wereldoorlog gaven de getalsmatige resultaten van de sociaal-democratische arbeiderspartijen van b.v. Duitsland en Nederland in verkiezingen en de ledenaantallen van de partij en de vakbeweging een indruk van de ‘ondergrondse’ ontwikkeling van het arbeidsbewustzijn. Bij hun analyse van klassenverhoudingen legden echter de revolutionairen die destijds in de sociaal-democratie actief waren – zoals Rosa Luxemburg en Anton Pannekoek – terecht meer de nadruk op de stakings- en kiesrechtbewegingen van de arbeiders dan op aantallen stemmen en ledenaantallen van de formele organisaties van de arbeidersbeweging, d.w.z. de partij en vakbonden met betaalde kaders, met stakingskassen, met kranten en drukkerijen, enz. In Rusland en Polen waren alle arbeidersorganisaties wettelijk verboden, zodat de Russische Revolutie van 1905 uitsluitend aan de hand van de ontwikkeling van stakingsbewegingen kon worden geanalyseerd.
De historische ervaring laat zien dat sinds de Eerste Wereldoorlog buiten periodes van open arbeidersstrijd deze formele arbeidersorganisaties zich niet kunnen handhaven tegen de druk van kapitaal en staat. Partij en vakbond hebben hun voortbestaan als formele organisatie gered door deel te worden van de staat, als parlementaire stemmachines en apparaten voor onderhandelingen over arbeidsvoorwaarden en het handhaven van arbeidsvrede tot elke prijs. Het analyseren van verkiezingsuitslagen met het oog op de ontwikkeling van proletarisch bewustzijn in bredere massa’s was vóór 1914 al een hachelijke aangelegenheid, sindsdien is het dat nog meer. Met dit voorbehoud, geven we in dit artikel in verkorte vorm een recente analyse door Charly Post weer, die onder de titel “The Republicans Have Been Trumped” verscheen in het oktober-nummer van de Brooklyn Rail.
De situatie is nu ook extra gecompliceerd door de historische afwezigheid van echte arbeiderspartijen. Dat geldt zowel voor landen als Duitsland en Nederland als voor de Verenigde Staten. De SPD en de PvdA zijn geen echte maar zogenaamde arbeiderspartijen (net als de SP of Groen Links). In de Verenigde Staten stemden arbeiders vaak op de Democraten, een partij die in tegenstelling tot de Europese sociaal-democratie in het verleden nooit een arbeiderspartij is geweest, en dus ook geen ‘zogenaamde arbeiderspartij’ kan worden genoemd. In beide gevallen, dat van de VS en dat van Europa, gaat het niet om arbeiderspartijen. Daarom is het niet mogelijk om uit aantallen arbeidersstemmen op de ene of andere partij rechtstreeks conclusies te trekken, b.v. dat de arbeiders begrepen hebben dat een bepaalde partij niet – of juist wel – hun belangen vertegenwoordigt. Het ontbreken van openlijke arbeidersstrijd en daarmee de onmogelijkheid van het bestaan van arbeiderspartijen, zelfs als minderheidsorganisaties, zorgt er ondertussen wel voor dat daarmee een oriëntatiepunt voor arbeiders ontbreekt en dat hun stemmen in allerlei richtingen kunnen gaan. Het is om deze reden slechts uiterst beperkt mogelijk om conclusie te trekken uit het veranderende politieke landschap en de manipulaties van de bourgeoisie om door haar gewenste verkiezingsuitslagen en regeringen te produceren.
Neo-liberaal programma in ultrarechts jasje
Charly Post begint zijn analyse met een kort verslag van pogingen in de VS om een van beide kapitalistische partijen – dus de Democratisch en de Republikeinse Partij – te veranderen in een ‘volks’-partij. Zowel de stalinistische partij als de ex-marxist Max Shachtman probeerden in het kader van de ‘volksfront’-politiek, respectievelijk de ‘realignment’-politiek, de Democratische partij meer naar links te doen opschuiven. Tevergeefs. Nu vindt volgens Post in de Republikeinse partij een ‘realignment’ plaats voorzover de oude partij-elite die historische banden heeft met de WASP fabrikanten, bankiers en financiers, de controle over de partij heeft verloren aan de rechtse populist Trump. De kiezers van de Republikeinen bestaan sinds de jaren 1960 uit volgende groepen: oudere blanke leden van de middenklasse, kleine zakenlieden wonend in de buitenwijken, beoefenaars van vrije beroepen en managers – velen noemen zich Christelijke fundamentalisten. Een minderheid bestaat uit oudere blanke arbeiders, uit gezinnen waarin soms leden van een vakbond zijn te vinden. Deze basis van de Republikeinse partij kon tot voor kort door de elite onder controle worden gehouden door wat kleinere concessies aan de daarin levende onderbuikgevoelens: vijandigheid ten aanzien van de ‘democratische rechten’ die gekleurde mensen, vrouwen en holebi’s hebben verworven. Terwijl op deze manier de ‘basis’ van de partij werd zoet gehouden, kon de elite van de Republikeinen – net als die van de Democraten – haar neo-liberale programma doorzetten.
Tea Party, opkomst en ondergang
De recessie van 2007-2008 leek te leiden tot een verandering naar ‘links’ in zowel het staatsbeleid als in de publieke opinie. Obama en de Democraten werden in 2008 verkozen op basis van vage beloften van een terugkeer naar de New Deal en ‘socialisme’, dat wil zeggen staatskapitalistische regulering van de markteconomie en uitbreiding van de ‘welvaartsstaat’. Binnen twee jaar bleek echter dat Obama de de neo-liberale koers van meer bezuinigingen en deregulering voortzette. Sindsdien vindt in de Verenigde Staten, net als elders, een scherpe politieke polarisatie plaats tussen de elite die vasthoudt aan het neo-liberale beleid, en de basis die dit verwerpt. Deze polarisatie speelt zowel aan de rechter- als aan de linkerzijde van het politieke spectrum. Een belangrijk deel van de jonge en werkende mensen schoof op naar links, zie bijvoorbeeld Occupy Wallstreet en meer recent Black Lives Matter en de massale steun voor Bernie Sanders in de Democratische voorverkiezingen. Aan de rechterzijde zien we de radicalisering van de oudere blanke middenklassen rond een rechts populistisch programma dat zich zowel tegen de grote ondernemingen als tegen gekleurde mensen, immigranten, vrouwen en holebi’s richt.
De Tea Party behaalde met dit dubbele programma veel succes binnen de Republikeinse partij. Gefinancierd door delen van het kapitaal met een ultraliberale agenda (die zich in de VS ‘libertairians’ noemen) haalde de Tea Party steun voor de Republikeinen binnen van de boven beschreven electorale basis van de partij door te ageren tegen ‘niet op prestaties berustende’ regeringssteun aan grote ondernemingen zoals banken en de autoindustrie en … voornamelijk gekleurde huiseigenaren die hun hypotheek niet meer konden betalen. De meerderheid van de kapitaalsbelangen steunden de Tea Party daarin zolang deze zich tegen de vakbonden richtte en voor verdere deregulering van het kapitaal en bezuinigingen op sociale voorzieningen was. Obama werd op deze manier gedwongen om zijn plan voor een publieke gezondheidszorg zodanig aan te passen dat verzekeringsmaatschappijen en particuliere gezondheidszorg … subsidie ontvingen. Vanaf de voor de Republikeinen gunstige Senaatsverkiezingen van 2010, toen de Democratische “super-meerderheid” in de Senaat verloren ging, werd het duidelijk dat de meeste kapitaalsgroepen ertoe waren overgegaan om hun donaties over beide grote partijen te verdelen. Terwijl het kapitaal natuurlijk handig gebruik maakte van de racistische rebellie van rechts, zag het ook dat de Tea Party op punten onafhankelijk en zelfs in strijd met de belangen van het grootkapitaal opereerde. Deze belangenverschillen kwamen duidelijk naar voren in twee kwesties, die van de blokkades van de begroting van de Democratische regering en die van de immigratie.
Met haar weigering in 2011 om voor verhoging van het kredietplafond van de federale overheid te stemmen joeg de Tea Party twee belangrijke lobby-organisaties tegen zich in het harnas – de U.S. Chamber of Commerce en de Business Roundtable. Niet alleen was een verlamming van haar regering voor het kapitaal ongewenst, het wilde ook niet afgesloten worden vaan het kredietinfuus dat de wereldeconomie overeind hield. In 2012 sloten zich enkele tientallen oud-Senatoren en Congresleden en meer dan 150 topmanagers van de grootste Amerikaanse multinationals aan bij het verzet tegen de Tea Party binnen de Republikeinse partij. In 2013 volgden vrijwel alle lobbies van het Amerikaanse bedrijfsleven. In de Republikeinse voorverkiezingen voor het Congres in 2014 werd de Tea Party definitief uitgeschakeld. Slechts 1 Republikeinse senator werd gekozen zonder de instemming van de U.S. Chamber of Commerce.
De kwestie van de immigratie
Ook op het punt van de immigratie zag het kapitaal belangentegenstellingen met de basis van rechts. Het deel van de in de VS geboren blanke oudere arbeiders dat traditioneel Republikeins stemt, beschouwt immigranten zonder papieren als concurrenten op de arbeidsmarkt. De oudere blanke middenklasse van kleine ondernemers en beoefenaren van vrije beroepen beschouwt immigranten als een bedreiging van hun ‘levenskwaliteit’ en als groep die druk uitoefent op schaarse sociale voorzieningen. De Tea Party won stemmen bij deze groepen door massadeportatie van illegale vreemdelingen te eisen en te beloven verdere toegang tot volwaardig Amerikaans staatsburgerschap (en daarmee toegang tot sociale voorzieningen) te blokkeren. Op die manier zouden de uitkeringen in stand kunnen blijven voor degenen die ze ‘verdiend’ hebben.
Het kapitaal heeft echter voordeel bij massa’s illegale en halflegale arbeiders. Daarbij gaat het niet alleen om hoogopgeleide buitenlandse beroepskrachten, maar ook om arbeidskrachten voor laaggeschoolde functies in arbeidsintensieve bedrijfstakken zoals de bouw, landbouw, huishoudelijk werk, kinderoppas, gezondheidszorg en horeca. Het kapitaal wil selectieve razzia’s en deportaties om de resterende immigranten te disciplineren en ze een zo lang mogelijk pad met allerlei wettelijk belemmeringen en vergunningen voor te houden van geleidelijke erkenning als ‘gastarbeider’.
In december 2014 wisten de lobbies van het kapitaal de Tea Party in het Huis van Afgevaardigden en in de Senaat op de knieën te krijgen wat betreft de begroting, maar ze waren niet in staat om hun punten op het gebied van de immigratiepolitiek door te drijven. Dat was veelbetekenend voor het vervolg. Met het verslaan van de Tea Party was de rebellie van de partijbasis tegen de heersende elite nog niet voorbij. Trump kon met succes het stokje overnemen door de inmiddels verdergaande rechtse radicalisering van delen van de middenklassen. In juni 2015 werd zijn kandidatuur niet serieus genomen. In juli 2016 was Trump de Republikeinse presidentskandidaat.
Waarom Trump onaanvaardbaar is voor de Republikeinse elite en haar grootkapitalistische achterban
Het is niet vanwege zijn open racisme, vanwege zijn vrouwenhaat, vanwege zijn herhaaldelijke uitspraken over de lengte van zijn geval, zelfs niet vanwege zijn waarschijnlijke grote verkiezingsnederlaag (en de daardoor veroorzaakte Democratische meerderheden in de Amerikaanse Tweede en Eerste Kamer) dat de Republikeinse elite Trump haat en zich in toenemende mate van hem heeft afgekeerd. Ze haten hem als een radicale rechtse tegenstander van de kapitalistische heerschappij binnen de partij. Trump brengt namelijk niet alleen de vreemdelingenhaat en het racisme van zijn populistische kiezersbasis tot uitdrukking. Trump wordt gehaat door de elite omdat hij hoofdbestanddelen van het neo-liberale programma verwerpt van zowel de Republikeinen als de Democraten, hetzelfde neo-liberale programma dat delen van de middenklasse net zo goed in de armoede heeft gestort als de arbeiders.
Ze zijn verontrust omdat Trump heeft voorgesteld bij de schuldeisers van de Amerikaanse overheid aan te dringen op gedeeltelijke terugbetaling. Ze zijn het niet eens met zijn idee van stop op elke immigratie. Wat betreft buitenlandse politiek is het nog erger: Trump zet vraagtekens bij de band met Israel, bij de oorlogen in Afghanistan en Irak en zelfs de atomaire superioriteit van de VS. Hij wil eventueel uit de NAVO, Japan en Korea voortaan nucleaire bescherming weigeren, en met hoge heffingen importen uit China reduceren. Trump bestrijdt de twee hoofdpilaren van het neo-liberale beleid: lagere belastingen voor rijken en grote ondernemingen en het bevorderen van ‘vrije handel’. Om al deze redenen steunen vrijwel alle sectoren van het Amerikaanse bedrijfsleven veel en veel meer de verkiezingsfondsen van de Democraten (meer dan $150 miljoen) dan die van de Republikeinen ($5,5 miljoen). Trump is voor zijn campagne aangewezen op eigen middelen, maar die zijn volslagen ontoereikend.
Stemt de ‘blanke arbeidersklasse’ op Trump?
Commentatoren stellen het inderdaad zo voor dat het blanke deel van Amerikaanse arbeidersklasse zich door de demagogie van Trump heeft laten overhalen. Dit is niet alleen in strijd met de feiten, maar ook een belediging van het Amerikaanse proletariaat, erger nog, het is misleidend omdat het tot foute conclusies en daaruit volgend, tot verkeerd politiek handelen leidt.
De overgrote meerderheid van de aanhang van Trump is, net als die destijds van de Tea Party, afkomstig uit de traditionele en de nieuwe middenklassen, met name oudere blanke mannen uit de minder welvarende delen van deze klassen. Daarnaast is het zeker waar dat een minderheid van de oudere blanke arbeiders, ook vakbondsleden, Trump steunt. De bewering dat ‘de blanke arbeidersklasse’ Trump steunt berust echter op een twijfelachtige definitie die alle niet-Spaanssprekende blanken zonder universitaire opleiding (‘college education’) omvat. We citeren hier Charlie Posts weerlegging:
“Ten eerste, terwijl ongeveer 55% van de Trump supporters niet beschikt over een bachelor’s degree, maakt deze demografische groep ongeveer 70% uit van de Amerikaanse bevolking – ze zijn ondervertegenwoordigd onder de Trump-kiezers. Daarentegen is de universitair opgeleide blanke nieuwe middenklasse (professionals en managers) ongeveer 30% van de bevolking, maar is deze met 40% oververtegenwoordigd onder de aanhangers van Trump. Niet verrassend is dat het mediane huishoudinkomen van de Trump-kiezers ligt rond de $ 70.000 per jaar (19).
Belangrijker is dat de categorie ‘niet-universitair opgeleide blanken’ zowel loontrekkende werknemers als zelfstandigen omvat – de traditionele middenklasse. ‘The Economist’ zocht uit dat ‘beter betaalde en beter opgeleide kiezers altijd een even groot onderdeel van de achterban van dhr. Trump hebben gevormd als hen die zich aan de onderkant van de schaal voor inkomen en opleiding bevinden’ (20). Een systematische analyse van gegevens van Gallup enquetes laat eveneens zien dat de meeste Trump-aanhangers deel uit maken van de traditionele middenklasse (zelfstandigen) en die sectoren van de nieuwe middenklasse (leidinggevenden) waarvoor geen universitair diploma vereist is. Ze wonen voornamelijk in ‘witte enclaves’ geïsoleerd van immigranten en andere gekleurde mensen, hebben een slechtere gezondheid dan de gemiddelde Amerikaanse ingezetene en nemen in mindere mate deel aan intergenerationele mobiliteit. Hoewel niet rechtstreeks getroffen, hetzij door de achteruitgang van de industrie in de Midwest of door immigratie, ondervinden deze sectoren een dalende levensstandaard en vrezen ze dat hun kinderen niet in de middenklasse kunnen blijven (21).” (Zie de originele tekst voor de aangehaalde bronnen).
Is Trumps campagne fascistisch en helpt het daarom om Clinton te stemmen?
Het politieke landschap van de Verenigde Staten is door dertig jaar neo-liberaal beleid verregaand gepolariseerd tussen aan de ene kant jongere arbeiders en middenklassers die meegaan met de links-populistische campagne van Bernie Sanders, en aan de andere kant oudere, blanke middenklassers die de rechts-populistische campagne van Donald Trump volgen. Beide kampen hebben te maken met stagnerende inkomens, toenemende ongelijkheid, massale achteruitgang van vermogen (met name de waarde van hun woningen), toenemende persoonlijke schulden en groeiende economische onzekerheid. De middenklasse voelt zich gevangen tussen een gekrompen vakbeweging en een extreem agressieve kapitalistische klasse, en beschouwt immigranten, vakbonden, vrouwen, kleurlingen en holebi’s als oorzaak van al haar problemen. Als zodanig is het geval van Trump veel … groter, want deel van een internationaal verschijnsel.
In ideologisch opzicht staat het rechtse populisme dicht bij het klassieke fascisme van de jaren 1920 en 1930. En het staat vast dat de campagne van Trump fascistische elementen in Amerikaanse organisaties die blanke superioriteit propageren, heeft aangemoedigd tot fysiek geweld in het openbaar tegen immigranten, kleurlingen en holebi’s. Ook de opkomst van de ‘Lion Guard’ is verontrustend, een informele groep de de aanhangers van Trump wil beschermen tegen ‘ultralinkse relschoppers’. Racisten en ‘blanke nationalisten’ – zoals de Ku Klux Klan worden dankzij Trump ‘salonfähig’. Maar betekent dit dat het fascisme voor de deur staat? Volgens Charlie Post het is goed om te begrijpen dat de fascistische elementen rond Trump, noch Trump zelf, ook maar enige kans hebben om aan de macht te komen. Een populistische ideologie is op zich geen fascisme. Het historische fascisme was een sociale beweging van de middenklasse georganiseerd zowel als verkiezingspartij, als ook in de vorm van een organisatie die in straatgevechten probeert organisaties die doorgaan voor arbeidersorganisaties (vakbonden en linkse partijen) te vernietigen, evenals de parlementaire democratie. Het fascisme is in het verleden een massabeweging geworden nadat arbeidersorganisaties een mislukte poging hebben gedaan om de macht te grijpen en waarin de kapitalistische klasse bang was voor herhaling. Maar Trump wil een verkiezing winnen, niet het parlementaire systeem afschaffen.
Belangrijker is dat het Amerikaanse kapitaal op geen enkele manier in zijn binnenlandse politieke macht is bedreigd. Er is geen reden waarom het kapitaal haar politieke macht zou moeten overdragen aan een geradicaliseerd middenklasse. Voor het geval Trump toch tot president zou worden benoemd, steunen de kapitalisten ofwel de Republikeinse elite die de verkiezingen afwacht, of zijn ze de grenzen tussen beide grote partijen overgestoken om Clinton als de betrouwbare neo-liberale kandidaat te steunen. De elite van de Republikeinen zal na de verkiezingen met succes proberen de partij te heroveren op Trump. Nu al steken ze miljoenen in de campagne voor de Congres-verkiezingen in de hoop te voorkomen dat de Democraten het Congres zullen beheersen. Met succes zijn reeds restanten van de Tea Party uitgeschakeld. Naar alle waarschijnlijkheid zal de elite organisatorische maatregelen nemen om een toekomstige rebelie van de basis de pas af te snijden, net zoals dat reeds is gebeurd in de Democratische partij.
Het idee dat Trump fascistisch is maakt deel uit van een zelfvernietigende strategie van ‘progressief links’ (aanhalingstekens van FC): kies Clinton als ‘minste kwaad’. Post noemt twee argumenten tegen deze strategie.
1) Deze strategie gaat er ten eerste er van uit dat Trump zou kunnen winnen, iets wat onwaarschijnlijk is, gezien zijn geringe fondsen, en gezien hij de links-populistische aanhang van de Democraten zodanig tegen zich in het harnas heeft gejaagd, dat zij in overgrote meerderheid Clinton zullen gaan stemmen.
Terzijde: tegen deze verwachting van Charlie Post, kunnen we stellen dat de huidige voorspellingen dat Hillary Clinton de verkiezingen gaat winnen, heel goed kunnen leiden tot een lage verkiezingsdeelname van dat deel van haar potentiële stemmers voor wie haar neo-liberale koers en haar banden met het groot- en Finanz-kapitaal geen geheim zijn. Fredo Corvo.
2) De keuze voor Clinton als het minste kwaad heeft geleid tot … een verrechtsing van de Amerikaanse politiek, omdat de officiële leiding van ‘links’ uit angst twijfelende rechtse kiezers af te houden van een keuze voor links, allerlei ‘sociale bewegingen’ heeft gesaboteerd – van arbeidersstrijd tot massabewegingen tegen oorlog, racisme en seksisme. Hierdoor werd – volgens Post – uit ‘realisme’ de ontwikkeling van een ‘links bewustzijn’ en de verkiezing van Bernie Sanders tot Democratische presidentskandidaat geremd. Vandaar Charlie Posts ‘alternatief’:
“Alleen door het herstel van effectief buitenparlementair verzet tegen het kapitaal en de staat, ongeacht welke partij aan de macht is, en door het creëren van een massale politieke partij die kan spreken voor de werkende en onderdrukte mensen, zullen we in staat om rechts te verslaan.”
Dit ‘alternatief’ is in zijn beknopte vage formulering niet alleen ontoereikend, maar ook misleidend en dus onjuist, want niet in het belang van het bevorderen van zelfstandige arbeidersstrijd.
Het alternatief: er is geen kortere weg
Op de eerste plaats houdt het aldus geformuleerde ‘buitenparlementaire’ alternatief de democratische illusie in stand dat de arbeidersklasse iets kan bereiken via parlementsverkiezingen. Arbeidersstrijd voor eigen klassebelangen is volgens onze radencommunistische opvatting niet buiten- maar anti-parlementair omdat hij tendeert naar de vernietiging van de burgerlijke staat, inclusief parlement.
Op de tweede plaats worden illusies over ‘links’, dat wil zeggen over de zogenaamde arbeiderspartijen en de vakbeweging in stand gehouden, organisaties die vanaf de Eerste Wereldoorlog de arbeidersstrijd herhaaldelijk hebben gesaboteerd. Aanvankelijk – in de Eerste Wereldoorlog – om hun eigen voortbestaan als formele organisatie te redden. Daarna, in de Duitse Revolutie ook tot en met hun eigen zelfvernietiging door het fascisme, dat ze met het saboteren en effectief neerslaan van de arbeidersstrijd door de ‘Freikorps’ (voorlopers van de SS) ruim baan hebben gegeven in het ‘verdedigen van de democratie’.
Op de derde plaats doet het niet ontmaskeren van ‘links’ vermoeden wat Charlie Post verstaat onder de door hem nagestreefde “massale politieke partij die kan spreken voor de werkende en onderdrukte mensen”, namelijk de zoveelste linkse partij die zogenaamd opkomt voor arbeidersbelangen.
Daarentegen kunnen pas in een komende historische situatie organisaties van bewust minderheden van de arbeidersklasse zo’n grote omvang aannemen dat men niet meer van ‘groepen’ kan spreken. De activiteit van wat dan echte arbeiderspartijen zullen zijn – of deze zich zo noemen of niet – zullen dan ook niet beperkt blijven tot de huidige propagandistische functie van de groepen. De stellingname van wat dan nog steeds minderheidsorganisaties van revolutionairen zijn, zal een directe uitwerking hebben op het bewustzijn en het zelfstandig handelen van de massaal in beweging gekomen arbeidersklasse.
De klasse zal echter niet in de partij, maar in de arbeidersraden haar massa-organisatie herontdekken. In een dergelijke pre-revolutionaire of zelfs revolutionaire situatie kunnen de strijdende arbeidersmassa’s ook de steun winnen van de middenlagen en -klassen door met praktische maatregelen te bewijzen dat de proletarische revolutie niet alleen de gehate kapitalistische staat zal vernietigen, maar ook de mensheid als geheel een toekomst zal brengen.
Fredo Corvo 27 oktober 2016.
Dit artikel mag in zijn geheel worden overgenomen met vermelding van de bron:
https://arbeidersstemmen.wordpress.com/2016/10/27/populisme-het-geval-van-trump/