Basisinkomen of werklozenstrijd?

bankaardappelsIn de verkiezingscampagne is door sommige partijen het basisinkomen naar voren gebracht als oplossing voor problemen van werklozen. Bij een basisinkomen vervallen met name de sollicitatieplicht en het moeten voldoen aan allerlei bureaucratische verplichtingen. Tijdens de kabinetsformatie komt uit de hoek van D66 een voorstel om ook aandacht te besteden aan het basisinkomen. Reden voor Doorbraak om de discussie over het basisinkomen te heropenen. Eerder namen we van Doorbraak het artikel Tien stellingen tegen de eis van een basisinkomen over. Voor een artikel met argumenten voor en tegen basisinkomen, zie De Correspondent.

Het is opvallend dat op het moment dat (het lijkt alsof) Groen Links in de regering kan komen, het basisinkomen weer van stal wordt gehaald. Werklozen hebben dan alle reden om bezorgd te zijn dat de hoogte van hun uitkeringen als wisselgeld ingeleverd zal worden voor milieusubsidies aan ondernemers. Maar er zijn ook redenen tot bezorgdheid wanneer werklozen worden opgeroepen om strijd te voeren en zich te organiseren zodat een eventueel basisinkomen niet te laag zal zijn. Hoe voorkom je misbruikt te worden door links-burgerlijke partijen of door de vakbeweging? Meelopen als een ‘blok’ van de 1 mei demonstratie van de FNV, zoals Doorbraak voorstelt, is ook niet bepaald een strijd ter verdediging van de inkomens van werklozen (of werkenden).

Wat dan wel?

De hiernavolgende tekst van Franz Jung uit 1919 noemt enkele punten die tegenwoordig nauwelijks aandacht krijgen:

  • de noodzaak om niet alleen de werkloosheid, maar ook de loonarbeid op te heffen;
  • het belang van werk voor sociale contacten en individuele levensvervulling.

Een basisinkomen eisen betekent daarentegen het aanvaarden van het sociaal isolement, en van de massawerkloosheid. De huidige massawerkloosheid is onvermijdelijk zolang het kapitalisme bestaat. En het gevaarlijkste van alles, door een basisinkomen te eisen leggen de arbeiders hun lot van in handen van de kapitalistische staat.

rote_ruhrarmee_1
Werkende en werkloze arbeiders klaar voor strijd tegen de burgerlijke staat. Ruhrgebied 1920.

De Duitse radenbeweging van 1918 -1923 zag de oplossing van crisis en werkloosheid in het door de arbeiders zelf besturen van de productie. Dus geen socialisatie van de productiemiddelen door nationalisatie of het in staatshanden brengen. Pas wanneer de arbeiders zelf de leiding van het productieproces in handen namen, zouden  ze ook de verdeling kunnen bepalen van wat ze produceren. Wanneer de arbeidersraden alle macht aan zich trokken, kon de productie gericht worden op menselijke behoeften. Daarvoor was ook een confrontatie met de staat noodzakelijk. In de Duitse Revolutie sloegen diverse sociaal-democratische regeringen elke arbeidersstrijd neer met behulp van gewapende bendes die de voorlopers waren van de nationaal-socialistische beweging. Werklozen organiseerden zich net als de werkenden in raden en stelden eisen aan de staat, zonder enige illusie in het onderdrukkende karakter van de burgerlijke staat, ’socialisten’ in de regering of niet.

Franz Jung “Arbeitslos – Arbeiter-Los!” in Räte-Zeitung No. 6, 1919, herdrukt in Franz Jung Werke 1, Erster Halbband “Feinde ringsum. Werke 1/1”, Edition Nautilus (Ham­burg), 1981, S. 206-208.

RäteZeitung 1919:
“Werkloos – arbeiders er op af!”

Op 24 april vinden in het hele rijk massavergaderingen van werklozen tegen de regering plaats

Zolang als het begrip proletariaat bestaat als begrip van een klasse van mensen, zolang pro­beert men de arbeid te begrijpen, namelijk als een arbeid die wordt opgevat als een waar (een goed dat gekocht en verkocht wordt; red.) die zich heen en weer beweegt tussen twee uiter­sten, het loon en de werkloosheid. Nadat geld en krediet zich ontwikkeld hebben van midde­len tot op zichzelf staande ondernemingsvormen, nadat uit het kapitaal een heersend systeem, het kapitalisme, is ontstaan, is de arbeid in haar warenkarakter beroofd van elke psychologi­sche verbinding met het afzonderlijke bestaan van de mens, beroofd van onderhoud en van inhoud van het leven. Religieuze verbindingen zoals die in aanzet nog aangetroffen kunnen worden in de gangbare religies, zijn geleidelijk verdwenen. De arbeid is tot slechts een waar geworden. Voor een deel wordt deze waar betaald, als loon of salaris. Maar ook bestaat de­zelfde arbeid als waar die niet wordt betaald. Men moet niet de gedachtensprong maken dat deze waar niet gewenst zou zijn. Voortbrenging en behoefte, aanbod en vraag, gelden als be­grippen van voorwerpelijke zaken, voor goederen, waarvan pas de menselijke zingeving be­paalt welke hun wezenlijke inhoud is als object en goed. Het menselijke leven, de menselijke arbeidskracht, kan niet een dergelijke goed zijn, evenmin als de mens zichzelf als slechts een object van waarde in de circulatie kan brengen, of het zouden al bovenmenselijke wezens moeten zijn die zich zouden aanmatigen om uit zichzelf van het vermogen tot leven en de waarde van het leven van de afzonderlijke mens de waarde te bepalen binnen een ordening van behoefte en voortbrenging. Zulke bovenmenselijke wezens bestaan nog niet. Er bestaat ook helemaal niemand die echt innerlijk ervan overtuigd kan zijn dat arbeid, menselijke ar­beid, kan worden gemeten langs de maatstaf van de waar. De arbeid, het vermogen om te ar­beiden, is aan alle mensen algemeen gemeenschappelijk. Ze is geen kwestie van behoefte, ze is van begin af aan aanwezig. Deze arbeid, dit vermogen om te arbeiden, deze inhoud van de arbeid, deze voor ieder afzonderlijk dwingende levensnoodzaak, is er niet slechts om, zoals men dat nu wil, om voldoende te eten te hebben, maar vanwege het menselijke bestaan, om zich als mens onder de mensen te voelen – deze arbeid wordt daarom dus ook niet ge­waardeerd, dat wil zeggen in het kapitalistische economische systeem: niet betaald. Men noemt dat vanwege degenen die daardoor worden getroffen, werkloosheid.
Het gaat niet zozeer over de pure activiteit. Maatgevend is de opname van de arbeid, wat mij betreft de omzetting van deze arbeid in activiteit, van deze arbeid die betekent het bestaan, de wil en de capaciteit. Doorslaggevend is de organisering van deze beschikbare arbeid tot men­selijke levensvoorwaarden om niet langer als dood voorwerp, als waarde en als resultaat van waarde, maar als vrije zelfbeschikkende levensinhoud, tot arbeidsgeluk, dat is dan vreugde van het doen, als levensgeluk. Deze organisatie is echter ook bepalend voor het vermogen van een regering, voor de interne waarheid van een maatschappelijke orde, voor de doelma­tigheid van een economisch systeem. Men moet niet altijd en meteen alles afdoen als uitbui­ting. Vanzelfsprekend zijn de “arbeidslozen” bedrogen, ze worden uitgebuit en ze werden uit­gebuit. Maar het zijn uiteindelijk de getroffenen, de slachtoffers van een wereldorde waaraan wij allen nog steeds deelnemen.
Ze zijn werkloos omdat ze tot nu toe het recht van deze maatschappij erkend hebben om hen werk als een waar aan te mogen bieden. Ze zouden dat niet langer moeten doen. De strijd te­gen een orde die vals blijkt te zijn, begint daarmee dat men deze orde ontbindt. Men lost haar op in delen. Deze ordening bijvoorbeeld in degenen die werken, dat wil zeggen die de arbeid als bestaansbewustzijn in zich hebben, en degenen die leven van deze arbeid, dat wil zeggen geen arbeid in zich hebben maar er buiten staan. De kennis van de menselijke levensvoor­waarden, kortom het bewustzijn van de menselijkheid, biedt hiervoor de middelen. De “ar­beidslozen” zouden kunnen zeggen, de organisatiefouten interesseren ons niet. Ze zijn dra­gers van de arbeid, en waar gebrek is aan capaciteiten om deze arbeid organisatorisch om te vormen, daar zouden ze deze zelf ter hand kunnen nemen. Moet een mens nu beroofd worden van zijn belangrijkste recht, zijn mogelijkheid tot geluk, uitsluitend omdat het raderwerk van een dood economisch systeem niet meer werkt? Dat zou een onderschatting betekenen van de menselijke arbeidskracht in al haar uitwerkingen. De wonderbaarlijke kracht van de menselij­ke wil tot arbeid zal deze machine zonder meer aan de gang brengen. Men moet de grondslag van haar bouw en haar vorm veranderen. Niet afwachten, de meest onmiddellijk getroffenen, de uitgebuiten, allen, ieder is in staat om wezenlijke medewerking te verlenen.
Proletarisch bestaan betekent slechts voor een gedeelte uitgebuit, onderdrukt te zijn, arm aan goederen en geluk. Proletariaat is tegelijkertijd ook dat deel van de mensheid dat werkt, meer nog, dat werken wil. Niet de jacht naar winst, die voor sommigen kenmerkend is voor de ar­beid, maar de organisatorische grondslag van de inhoud van het leven die gemeenschappelijk is aan alle mensen, de roeping van het leven – dat is de betekenis van deze wil, deze schreeuw om “arbeid”. Tot nu toe is deze schreeuw tevergeefs gebleven. Valse systemen hebben slechte oren.

Op 24 april zullen overal in het rijk de werklozen in massavergaderingen en demonstraties hun wil manifesteren. De eis aan de regering zal luid en duidelijk zijn. Men zal ze horen. De werklozen zullen onder andere de onmiddellijke erkenning eisen van de door hen gekozen comités en arbeidersraden, de onmiddellijke verhoging van de steun volgens de vanaf 1 mei geldende bepaling, de onmiddellijke uitvaardiging van een rijkswet voor de werklozenzorg met uitschakeling van de door de regering voorziene regeling via een wet op de werkloos­heidsverzekering. De eis aan de regering zal een ultimatum zijn dat op 3 mei afloopt, zodat dan ook de gehele arbeidersklasse in staat zal zijn om alle machtsmiddelen die haar ter be­schikking staan in te zetten voor het inwilligen van deze eisen. Men mag niet vergeten dat praktisch noodzakelijk geworden eisen het basisvraagstuk, dat wil zeggen de waarde, het pro­bleem, de inhoud, de heerschappij van de arbeid op zichzelf slechts indirect betreffen. Het zijn schakels in een ketting van botsingen tussen een ingestorte maatschappelijke orde en een al opkomende nieuwe. Ze gebeuren geleidelijk en zonder emoties, stap voor stap, in het be­wustzijn dat de bestaansvraag van de mens simpel betekent mens te zijn, niet af en toe, niet hier of daar, maar overal en voortdurend.

–.–

Naschrift van de red.: De regering wees de eisen van de werklozen ‘wegens gebrek aan geld’ af. Dit werd in de bijeenkomst van Arbeiders- en Soldatenraad van Groot-Berlijn van 10 mei 1919 afgedaan als ‘belachelijk’, gezien de miljoenen die de sociaal-democratische regering uittrok voor de contrarevolutionaire ‘Freikorpse’.

Belangstelling in discussie over werklozenstrijd en hoe werklozen zich nu kunnen organiseren? Mail FredoCorvo@gmail.com.

Overname van de hele tekst is toegestaan bij vermelding van de bron:
https://arbeidersstemmen.wordpress.com/2017/04/25/basisinkomen-of-werklozenstrijd/#more-7640

 

Basisinkomen of werklozenstrijd?

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s