In de huidige periode zijn communisten op zijn best roependen in de woestijn. Nog steeds wordt het communisme over het algemeen gelijkgesteld aan het stalinistische terreurregime in Rusland en de navolgingen daarvan in het voormalige Russische blok, China, Noord-Korea, enz. Deze grootste leugen van de 20ste eeuw wordt ook na de val van de Muur en het einde van de Koude Oorlog niet alleen verder verkondigd door de weinige overgebleven aanhangers van het stalinisme of ‘marxisme-leninisme’ en zijn kritische verdedigers, de trotskyisten, maar ook door de ‘democratische’ massamedia. Gustaaf Peek laat daarentegen in “VERZET!” een ander geluid horen door te pleiten voor communisme tegen zowel het verslagen stalinisme als tegen de neo-liberale tendens die de wereld in de wurgende greep houdt van de kapitalistische economische bewegingswetten van het “accumuleert, accumuleert, dat is Mozes en de profeten”. Peek geniet enige bekendheid als schrijver van een aantal romans. Het zou niet voor het eerst zijn dat kunstenaars een maatschappelijke crisis, zoals de huidige, als eerste opmerken en verwoorden of verbeelden. Maar, zoals het spreekwoord zegt, een zwaluw maakt nog geen lente. Laat ons daarom nader bezien wat Peek ons te zeggen heeft en de kritiek met de wapens voorbereiden met de wapens der kritiek. Peek verdient ook beter dan de flauwe recensies van burgerlijke kant, voornamelijk op boekensites die draaien op advertentieopbrengsten en die doorlinken naar online boekhandels.
Het pleidooi voor communisme gaat Peek goed af, maar zijn kritiek op stalinisme, Koude Oorlog-ideologie en neo-liberalisme is een te zware taak. Hij baseert zich slechts op het Communistisch Manifest van Marx en Engels van 1848 en enkele kritische citaten van Rosa Luxemburg ten aanzien van Lenin en de bolsjewieken. Daarmee begeeft Peek zich op een glibberig pad.
Om zich af te kunnen zetten tegen de ideologieën van de Koude Oorlog en die van het neo-liberalisme dat erop volgde, begint het pamflet met de aan elkaar tegengestelde ontwikkeling van de technologie en die van de ideeën die ons wereldbeeld en ons handelen bepalen. De val van de Muur bracht niet de gedroomde vrijheid maar destructieve concurrentie. De kredietcrisis van 2008 en de miljardensteun om de banken overeind te houden, had een einde kunnen maken aan het geloof in de noodzaak van bezuinigingen, maar de ideeën die onze uitbuiting handhaven zijn blijven voortbestaan.
In een eerste hoofdstukje zet de auteur het kapitaal neer als een gemeenschappelijke inspanning, aansluitend bij de opdracht waarin het communisme in een citaat uit het Manifest wordt gekarakteriseerd als de associatie van vrije en gelijke producenten. Inderdaad is kapitaal het resultaat van de uitbuiting van collectieve arbeid die privé wordt toegeëigend. Tegenover de mythe van de markt die voldoende aanbod zal scheppen voor een maatschappelijke behoeftenbevrediging, staan de noodzaak tot accumulatie, de onderschikking van de agrarische sector aan de kapitaalsbehoeften van goedkope voedselproductie en het onteigenen en brodeloos maken van de boeren. Daarbij komt Peek op het onderwerp van de staat. De staat presenteert hij als de hoeder van ‘gemeengoed’ dat echter onder invloed van het neo-liberalisme aan de bezittende klasse wordt ‘uitgedeeld’. Hier wreekt zich het teruggrijpen op het Communistisch Manifest.
Marx en Engels schreven deze tekst in 1848 als een programma voor de in Duitsland verwachte burgerlijke revolutie. Op basis van de ervaringen van voorafgaande burgerlijke revoluties zou de feodale staatsmacht veroverd worden op de vorsten. Marx en Engels verwachtten dat door de toegenomen betekenis van het proletariaat in de Duitse revolutie een mogelijkheid bestond voor de Duitse arbeiders om gezamenlijk met de in beweging gekomen arbeiders in met name Frankrijk een wereldwijde proletarische revolutie op gang te brengen en de ontwikkeling naar communisme in te slaan. Nadat de Parijse arbeiders in 1871, georganiseerd als Commune een tijd lang hun politieke macht over de maatschappij hadden uitgeoefend, concludeerden Marx en Engels uit deze historische ervaring dat de bestaande staatsmacht niet door de revolutionaire arbeidersklasse veroverd kan worden, maar dat hij moet worden stukgeslagen en vervangen door organen van massale machtsuitoefening van de arbeidersklasse.(1)
In het tweede hoofdstuk brengt de zwakke theoretische basis Peek tot de vraag waarom democratie het aan het kapitalisme inherente machtsverschil nog niet heeft opgelost. Het pamflet beantwoordt deze vraag met een drievoudige formule: “Bevrediging vóór behoefte”. Daaronder gaat schuil wat in de jaren zestig bekend werd als ‘de verslaafde consument’ (Provo) of ‘de eendimensionale mens’ (Herbert Marcuse). Hoewel dit antwoord wijst op de betekenis van de ideologische beheersing door het kapitaal via de sfeer van de reproductie, gaat het voorbij aan de betekenis daarvan voor de arbeidersklasse en haar strijd, die centraal stonden in zowel het libertaire communisme van vóór Marx als dat van Marx en Engels. Peeks pamflet gaat inderdaad ook helemaal niet in op de vraag hoe het communisme tot stand kan komen. Misschien langs de weg van de democratie? Peek laat het als vraag staan, maar daarmee suggereert hij dat de burgerlijke democratie het ‘machtsverschil’ zou kunnen oplossen, een oude sociaal-democratische illusie.
Ook het communisme wordt in het pamflet gepresenteerd in de burgerlijke formuleringen van ‘egalitaire samenleving’, ‘rechtvaardige verdeling van kennis macht en inkomen’. Net als de vroege socialisten en communisten omarmt Peek de leuzen van de burgerlijke revolutie waarmee eerder de burgerij zich verzekerde van steun van het ontstaande proletariaat. De ‘utopische’ socialisten wezen er op dat deze leuzen nooit waargemaakt kunnen worden in het kapitalisme. Waar deze libertaire communisten echter opriepen tot een proletarische revolutie voor de eigen klassedoelen van het proletariaat, brengt Peek een inhoudsloos VERZET naar voren. Wellicht door ‘behoefte voor bevrediging te brengen’ zal een niet nader bepaald verzet tegen de consumptiemaatschappij leiden tot ‘gemeenschappelijk geformuleerde rechten en plichten’ (Rousseau’s Contract Social ?), ‘dus’ “een samenleving die functioneert onder rigoureus democratisch gezag” (blz. 42). Daarmee kunnen sociaal-democraten van het slag Troelstra tot en met neo-liberale nationalisten van het soort Asscher heel goed leven!
Op zoek naar een communisme dat niet is aangetast door stalinistische terreur komt Peek terecht bij het Communistisch Manifest van 1848. Hieruit wordt één citaat geput dat de huidige lezers een zowel burgerlijk democratisch als een vaag revolutionair hart onder de riem kan steken: “In één woord, de communisten ondersteunen overal iedere revolutionaire beweging tegen de bestaande maatschappelijke en staatkundige toestanden. (…) De communisten werken eindelijk overal aan de onderlinge verbinding en verstandhouding van de democratische partijen aller landen.” (2) Een stuk verder in de tekst lijkt het al door Michels (1876-1936) beschreven verschijnsel van bureaucratisering van vakbeweging en partij voorbij te zijn gegaan aan Peek, die de vakbeweging karakteriseert als georganiseerde groepen die hun vertegenwoordigers aan hun opdracht hielden (blz. 49).
Voor de 20ste eeuw die vooral gekenmerkt werd door de teloorgang van de verbureaucratiseerde sociaal-democratie in haar deelname aan de Eerste Wereldoorlog, door de Russische Revolutie, het ontstaan van de Sovjet-Unie, een Tweede Wereldoorlog en een bloedige Koude Oorlog, haalt Peek Rosa Luxemburg naar voren. Het probleem daarbij is dat zowat iedereen die zich al dan niet terecht beroept op de arbeidersklasse met een paar handig gekozen citaten zijn gelijk kan halen bij Luxemburg. Peek’s selectiviteit in citeren is verbluffend. Het begint al met zijn kijk op de Russische Revolutie. Niet het verzet van de arbeiders tegen de Russische deelname aan de Eerste Wereldoorlog komt naar voren, maar de ‘socialistische leiders’, het ‘bont verbond van revolutionairen’ die na de spontane Februarirevolutie de zogenaamde Voorlopige Regering vormen, dat wil zeggen de rechtse Sociaal-Revolutionairen en revisionistische Sociaal-Democraten die vervolgens Ruslands deelname aan de Eerste Wereldoorlog voortzetten. De bolsjewiek Lenin die oproept tot beëindiging van de oorlogsdeelname door de omverwerping van de Voorlopige Regering en het vestigen van de macht van de Arbeidersraden, wordt door Peek beschreven als – let wel – een ‘nationalist’ die de afgunst van de arbeiders opriep in plaats van ‘democratie’ en ‘rechtvaardigheid’ te propageren. Tegenover deze revisionistische visie op de Russische Revolutie volstaan we binnen deze recensie met de slotregels van Rosa Luxemburg’s “De Russische Revolutie”:
“Het gaat erom dat men in de politiek van de bolsjewieken het wezenlijke van het onwezenlijke onderscheidt, de kern van het toeval. In deze laatste periode, waarin wij in de gehele wereld voor de beslissende definitieve strijd staan, was en is het belangrijkste probleem van het socialisme, de brandende kwestie van deze tijd, niet een of ander onderdeel van de tactiek, maar de bekwaamheid tot actie van het proletariaat, de revolutionaire energie van de massa, het machtsstreven van het socialisme in het algemeen. In dit opzicht zijn Lenin en Trotski met hun vrienden de eersten geweest die het wereldproletariaat zijn voorgegaan met hun voorbeeld, zij zijn tot nu toe nog steeds de enigen die gelijk Hutten kunnen zeggen: Ik heb het gewaagd!
Dat is het wezenlijke en blijvende van de politiek der bolsjewieken. In dit opzicht hebben zij zich de onsterfelijke historische verdienste verworven dat zij door de verovering van de politieke macht en de praktische probleemstelling van de verwerkelijking van het socialisme het internationale proletariaat zijn voorgegaan en de confrontatie tussen kapitaal en arbeid in de gehele wereld ten zeerste hebben bespoedigd. In Rusland heeft men dat probleem slechts kunnen stellen. Men heeft het in Rusland niet kunnen oplossen, het kan alleen internationaal worden opgelost. En in die zin behoort de toekomst overal toe aan het ‘bolsjewisme’.” (3)
In zijn laatste hoofdstuk geeft Peek programmapunten voor het communisme die tegemoet zou komen aan onze collectieve verlangens. Ten eerste natuurlijk de verbeelding aan de macht, bekend van Mei 1968, vervolgens voedsel, huisvesting, gezondheidszorg, communicatie en milieu, die niet langer door de markt maar als gemeengoed onder democratisch gezag gewaarborgd moeten worden. Naast deze onmogelijke terugkeer naar de verzorgingsstaat van de heropbouwperiode na de Tweede Wereldoorlog, schittert het basisinkomen (4). De werkende democratie moet echter volgens Peek nog uitgevonden worden.
Sorry, maar in hoeverre is dit anders dan een met vaag ’communisme’ opgeleukt PvdA-verkiezingsprogramma? Maar misschien is er hoop. In het nawoord lezen we de volgende behartigenswaardige woorden: “Momenteel leven we in het verleden. Oude mythes, hardnekkige stelsels en onbuigzame belangen begrenzen onze huidige ideeën over rijkdom en armoede, over macht en onmacht”.
Fredo Corvo
10 december 2017
Peek , Gustaaf “Verzet! Pleidooi voor communisme”, Amsterdam – Antwerpen (Querido), 2017, ISBN 9789021408187
Noten
(1) Zie voor meer over Marx’ standpunt ten opzichte van de burgerlijke en de proletarische staat, democratie en dictatuur van het proletariaat David Adam Karl Marx & de staat.
(2) Hier geciteerd naar Karl Marx & Friedrich Engels Het Communistisch Manifest (naar de vertaling van Herman Gorter).
(3) Rosa Luxemburg “De Russische Revolutie” Als bewijs dat niet communisten overal op aarde zich krampachtig vastklampten aan het ‘Sovjetcommunisme’ zoals Peek beweert (blz. 55) ,verwijzen we naar een radenkommunistische kritiek op het Leninisme: Jan Appel 1927 / G.I.C. 1932 Marx-Engels en Lenin / Marxisme en Staatscommunisme – Het afsterven van de staat.
(4) Basisinkomen of werklozenstrijd?
Overname van de hele tekst is toegestaan bij vermelding van de bron:
https://arbeidersstemmen.wordpress.com/2017/12/10/recensie-van-verzet-pleidooi-voor-communisme/
Een goede recensie
LikeLike