Door Javier Sethness

Reactie op Fredo Corvo, “Is the defense of Afrin proletarian internationalism?” (Libcom, 5 maart 2018) [ingekorte versie van een hier verschenen Nederlands artikel]
Als reactie op “Afrin Under Attack by Neo-Ottoman Erdogan: We Must Defind Afrin“, een verklaring gepubliceerd op de website van de Coalition for Peace, Revolution, and Social Justice op 22 januari, stelt Fredo Corvo de vraag: “Is de verdediging van Afrin proletarische internationalisme? “(Libcom, 5 maart), waarin hij helaas verschillende argumenten presenteert tegen denkbeeldige tegenstanders. Hoewel hij ogenschijnlijk schrijft vanuit een libertair-communistisch perspectief, wijdt hij veel energie aan het bekritiseren van het marxistisch-humanisme, waardoor hij het feit over het hoofd ziet dat onze coalitie een samengaan is van verschillende revolutionair-linkse groeperingen en individuen. Bovendien is de kritiek van Corvo slechts vaag antikapitalistisch, allesbehalve concreet humanistisch of anti-imperialistisch. Het is onduidelijk of Corvo’s kritiek als anarchistisch kan worden beschouwd.
Onder verwijzing naar Rosa Luxemburg argumenteert Corvo dat kleine naties zoals de Syrische Koerden onvermijdelijk dienen als “de pionnen op het imperialistische schaakbord van de grote mogendheden”, en dat het oproepen tot solidariteit met degenen die in Afrin belegerd en ontheemd worden door het Turkse imperialisme en zijn Arabische tussenpersonen onvermijdelijk herinneren aan Stalinistische oproepen om het Sovjet-moederland te verdedigen en elke overweging van een alternatief tegenover het bestaande te verstikken. Dat wil zeggen, Corvo vindt dat onze verklaring in solidariteit met Afrin noodzakelijkerwijze steun inhoudt voor de Koerdische Democratische Unie Partij (PYD), of voor de hegemonistische protostaat van Rojava / Democratische Federatie van Noord-Syrië (DFNS) sinds 2012, en voor het VS-imperialisme, waarmee de PYD en zijn strijdkrachten, de YPG / YPJ en SDF, verbonden zijn. Hij beschuldigt ons ervan dat me met ons standpunt de ‘mythe van Rojava’ bevorderen en dat we ‘links-burgerlijk’ zijn.
Maar deze insinuaties en aanklachten zijn onhoudbaar. Het is jammer dat Corvo op een anti-humanistische manier Luxemburg gebruikt, door de vernietiging die Turkije en zijn bondgenoten in Afrin de afgelopen twee maanden hebben veroorzaakt te minimaliseren en het lijden van de belegerde werkende massa’s, ontheemden en vluchtelingen onzichtbaar te maken. Het is dit principe van de verdediging van onderdrukte volkeren, dat Corvo erkent als “onomstreden binnen de arbeidersbeweging”, waarop we in onze verklaring in solidariteit met de volkeren van Afrin appelleren. Daarmee hebben we niet onvermijdelijk een project van nationale bevrijding goedgekeurd dat misschien wordt nagestreefd door Syrische Koerden en andere onderdrukte minderheden van Syrië, hoewel we het belang van zelfbeschikking voor onderdrukte volken benadrukken. Bovendien is het zeker niet waar dat onze coalitie een onkritische kijk op de Rojava-revolutie presenteert, zoals in het idee van de ‘Rojava-mythe’ waarop Corvo zinspeelt: zelfs de verklaring over Afrin zelf noemt de ‘tegenstrijdigheden van de revolutie, zoals te zien in de vele banden tussen de Koerden en Amerikaanse en Russische imperialisten”. We geven toe aan veel van de kritiek die Corvo opwerpt tegen de Revolutie, met name met betrekking tot de betrekkingen tussen de PYD en het Assad-regime. De Koerdische meerderheid van de strijdkrachten van de YPG / YPJ lijken bijvoorbeeld samen te hebben gewerkt met Rusland en het regime bij hun herovering van Oost-Aleppo in het najaar van 2016, en het is bekend dat de Syrische Democratische Krachten (SDF) zijn overeengekomen om in maart 2017 grondgebied ten westen van Manbij over te dragen van Daesh (IS) aan de controle van Assad, om een bufferzone te creëren tussen zichzelf en het door Turkije ondersteunde Vrije Syrische leger in Jarablus. Bovendien kwamen op 20 februari 2018 pro-regime milities in Afrin aan om de verdediging van de stad te versterken, en Assad heeft toegestaan dat de overdracht van SDF-troepen en materieel aan Afrin het door de staat gecontroleerde grondgebied passeerde. Verder zijn we ons ervan bewust dat de Rojava-grondwet van 2014 privébezit als een “recht” erkent (artikel 41). Maar deze realiteiten worden niet gemakkelijk herkend door onkritisch Rojava ondersteunende solidariteitsactivisten en organisatoren in de Verenigde Staten, zoals de Noord-Amerikaanse Koerdische Alliantie (NAKA). Als coalitie ondersteunden we niet NAKA’s oproepen tot een no-fly zone over Afrin en tot overdracht van MANPAD’s [draagbaar luchtverdedigingssysteem] aan de YPG / YPJ als onderdeel van de eisen die gesteld werden voor de wereldwijde dag van mobilisaties voor Afrin op 24 maart. Had we dat wel gedaan, en als we terughoudend waren geweest in het erkennen van een aantal beperkingen van de Revolutie, dan zou Corvo’s kritiek misschien meer toepasselijk zijn.
We erkennen dat de Syrische Revolutie, die in maart 2011 begon, een noodzakelijke voorwaarde was voor de Rojava-revolutie van juli 2012, en we willen solidariteit opbouwen voor beide lopende processen, die sterk worden bedreigd door de despotische krachten van respectievelijk Assad en Poetin evenals Erdogan. We zijn het er niet mee eens dat onze verklaring in solidariteit met belegerde en ontheemde arbeiders en boeren in Afrin neerkomt op een onkritische “verdediging van Rojava” van onze kant, of dit impliceert, en we verwerpen het idee dat een dergelijke verklaring ons in lijn brengt met neo-stalinisme of imperialisme tegen de arbeidende klassen. We zien onze roep om solidariteit met Afrin niet anders dan onze steun voor de belegerde bevolking van Oost-Ghouta, die nu moet wachten op gevangenneming door de krachten die hen nu bijna vijf jaar lang hebben gebombardeerd, een gevaarlijk aftocht door het regime-gecontroleerde grondgebied of het accepteren van een gedwongen overdracht naar de provincie Idlib, die het volgende belangrijke doelwit zal zijn van het militaristische imperialisme van het Assad-regime, Rusland en Iran. Ondersteuning voor onderdrukte volkeren betekent kritiek leveren op en het organiseren tegen de krachten die hen onderdrukken; het betekent niet onkritische steun voor degenen die beweren hen met geweld te verdedigen.
Ironisch genoeg, zijn we het In de kern dan ook in abstracto eens met de conclusie van Corvo dat een einde aan de verschillende oorlogen en volkerenmoorden die nu het Midden-Oosten aangrijpen, niet zal komen totdat de arbeiders in de regio “hetzelfde niveau hebben bereikt als dat in Iran rond de jaarwisseling”, met enkele kwalificaties. Ten eerste is deze taak niet alleen die van de Koerdische arbeiders, zoals Corvo suggereert, maar van alle arbeiders in de regio – en niet alleen de regio, maar ook van de wereld, gezien het mondiale karakter van het imperialisme. Ten tweede hebben zowel de Syrische als de Rojava Revoluties indrukwekkende initiatieven getoond in termen van zelforganisatie en klassenstrijd die mogelijk de recente opstand in Iran, maar ook populaire regionale Palestina-solidariteitsbewegingen en protesten in Egypte tegen de Amerikaanse invasie van Irak diende als precedent voor de Arabische opstanden die begonnen met Mohammed Bouazizi die eind 2011 in Sidi Bouzid, Tunesië, zichzelf opofferde en echo’s deed weerklinken die in zowel Syrië als elders, zowel onder Koerden als onder Arabieren, zouden resoneren. Dus kortom ja, de verdediging van Afrin en Ghouta tegen agressie is internationalistisch en humanistisch.
28-3-2018
Javier Sethness is lid van de Black Rose / Rosa Negra Anarchist Federation