De arbeidersraden in Duitsland 1918-23 (deel 2)

Vervolg van deel 1

Verdwijnen van de raden. Oprichting van Arbeiterunionen en organisaties van werklozen

Nachkriegs- und Inflationszeit. Kinder suchen in M∏llkâsten nach Essbarem Hunger in Hamburg
Hamburg 1919, Kinderen zoeken in afval naar iets eetbaars.

De officiële verdwijning van de raden betekent niet dat ze definitief begraven zijn. De nederlaag van januari 1919 in Berlijn (maar ook die van maart 1919) heeft de revolutionaire beweging haar meest prominente leiders (Rosa Luxemburg, Karl Liebknecht, Leo Jogiches) beroofd. Maar tegelijkertijd nemen de economische en politieke stakingen toe, van Opper-Silezië tot het Ruhrgebied, via Berlijn en Midden-Duitsland, waar zelfs de nederlaag van maart 1919 de beweging niet kan stoppen. De arbeiders worden tot hongerlonen teruggedrongen en de reële lonen dalen vaak met 40% in vergelijking met 1914. De werkloosheid is enorm: 40.000 werklozen in München, 50.000 in Berlijn en begin 1919 zijn er meer dan 3 miljoen werklozen. Hongerrellen komen veel voor (Frankfurt, Bochum, Dortmund, Breslau). Die in Hamburg in juni 1919 komt de stad op een tweede bezetting door de Reichswehr 1 te staan.

Vanaf het begin heeft de SPD geprobeerd de onvrede onder controle te krijgen door de oude vakbonden te bevoordelen met een overeenkomst die op 15 november 1918 wordt gesloten tussen werkgevers en de [SPD-vakcentrale] ADGB onder leiding van Carl Legien (Stinnes-Legien Akkoorden) 2. De vakbonden worden de “erkende werknemersvertegenwoordigers”. Deze overeenkomst wordt met een beschikking van 23 december 1918 inzake de collectieve arbeidsovereenkomst (Tarifvertragsverordnung) aangevuld met werknemers- en beambtencomités om toezicht te houden op alle werknemers (Arbeiterschaft); deze comités, die aan de vakbonden zijn verbonden, moeten een goede samenwerking van de klassen waarborgen:

De werknemerscomités en beambtencomités (…..) zorgen er samen met de werkgever voor dat de desbetreffende collectieve overeenkomsten in de onderneming worden uitgevoerd. (…..) Het is aan hen om een goede verstandhouding te bewerkstelligen tussen de arbeiders of beambten, en tussen hen en de werkgever.” 3

In het Ruhrgebied, waar het kapitaal (Stinnes, Krupp, enz.) de uitsluiting toepast, wordt de mijnwerkers en staalarbeiders hoop gegeven op de mogelijkheid van nationalisatie – die “socialisatie” wordt genoemd – en vooral op medezeggenschap van arbeiders (Mitbestimmung). De stakingen nemen hand over hand toe van februari tot april 1919. Opnieuw is het de repressie onder leiding van de Reichswehr en ‘geformaliseerd’ door een sociaal-democratische arbeider: Carl Severing, die zegt: “Als vertegenwoordiger van de arbeiders wil ik met de arbeiders praten; als arbeider wil ik optreden voor de arbeiders”. Het effect was bijna onmiddellijk merkbaar: mijnwerkers en staalarbeiders verlaten massaal de vakbonden om Arbeiter Unionen op te richten.

De kloof tussen de massa van de arbeiders en de Freie Gewerkschaften is totaal. Je moet je onderwerpen aan de vakbond of ontslag nemen. Om een baan te krijgen of zelfs maar te behouden is het, net als in de raden, beter om voor de SPD-vakbonden te stemmen.

Vanaf eind 1918, maar vooral vanaf begin 1919 wordt een leuze populair, overgenomen door de KPD, de anarchosyndicalisten en de linkse Onafhankelijken: “Uit de vakbonden!” (Heraus aus den Gewerkschaften!) 4. Radicale communistische militanten vallen de kantoren van deze vakbonden in Bremen en Hamburg, Berlijn, Essen, enz. aan, nemen hun gelden in beslag en delen ze uit aan de werklozen, maar ook aan activisten op de vlucht of in de gevangenis 5.

De eerste Union, die van de mijnwerkers, wordt op 30 maart 1919 opgericht in het Ruhrgebied. Ze bestaat uit revolutionaire vakbondsleden en communisten. Opgeheven door de repressie en de Freikorpse, wordt ze in juni heropgericht als de Union Gelsenkirchen. Al snel worden anarchosyndicalistische vakbonden (FAUD) en vooral marxistische vakbonden wijdverbreid, die, net als de AAUD, zich voor de “dictatuur van het proletariaat” verklaren, een dictatuur die zou voortkomen uit de “revolutionaire bedrijfsorganisaties” (revolutionäre B.O.), een soort van bedrijfsgroep van de revolutionaire partij. Voordat de KPD ervoor koos om “communistische cellen” op te richten in officiële vakbonden, had een groot aantal arbeiders zich aangesloten bij de Unionen. Deze vormden een massale eenheidsorganisatie, zowel voor de economische strijd als voor de politieke strijd tot de machtsovername door de arbeidersraden.

Wanneer de AAUD in februari 1920 officieel wordt opgericht komen, ondanks de repressie, er uiteindelijk meer dan 120.000 leden bij. Vermeldenswaard is dat deze Unionen, vaak over wapenopslagplaatsen beschikken, zoals in de Leuna-Werke (Midden-Duitsland). Het is deze Union, de meest radicale, die zich in april 1920 aansluit bij de KAPD, een zeer grote minderheid [Bock: “meer dan 50% van de ledenp. 228; F.C.] van de KPD die in oktober 1919 door haar is uitgesloten (Congres van Heidelberg), en een meerderheid van 90% in Berlijn! Deze 40.000 leden tellende partij – die letterlijk de KPD in Berlijn had leeggezogen – is ontstaan uit de strijd in het Ruhrgebied van maart 1920.

De laatste revolutionaire schokgolven: het Ruhrgebied 1920. Rode leger en arbeidersraden

Terwijl een steeds radicaler wordende economische strijd in haar bedrijven weer de kop opsteekt, blijft de heersende klasse niet passief. Al in juni 1919 stelt generaal Lüttwitz, die had deelgenomen aan de onderdrukking van de opstand in januari 1919, aan Noske voor om een militaire dictatuur in te stellen. Nog steeds in samenwerking met Noske werkt hij aan het onderdrukken van de spoorwegstakingen van januari 1920 en het verbieden van de KPD- en USPD-pers. Ook de staatsgreep van 13 maart 1920, de zogenaamde Kapp-Lüttwitz putsch, komt niet als een verrassing, behalve voor Noske, die vluchtte en aan generaal Von Seeckt, de leider van Reichswehr, verzoekt de staatsgreep tegen te houden. Natuurlijk steunen het hele leger en het staatsapparaat als geheel de putsch.

1024px-Kapp_demo
Demonstratie in Berlijn tegen den Kapp-Putsch. Commons Wikimedia.

Maar de reactie van het proletariaat is onmiddellijk. De algemene staking, die 12 miljoen arbeiders omvat, verspreidt zich over Duitsland: de Ruhr, Saksen, Hamburg en Bremen, Beieren, Thüringen, Pommeren en Oost-Pruisen. In deze deelstaat neemt SPD-gouverneur August Winnig het op voor de putschisten.

Waar de SPD niet plaatselijk kiest voor de staatsgreep, wordt de staking gesteund en soms zelfs aangemoedigd, vooral door vakbondsleiders, zoals Carl Legien, die oproepen tot de verdediging van de ‘Republiek’ en de vorming van een ‘arbeidersregering’. De KPD – met uitzondering van de linkerzijde, die zij op het Congres van Heidelberg in 1919 uit de partij heeft gestoten – en partijleider Paul Levi (gevangengenomen), verklaren zich “neutraal”. Levi zegt dat hij “geen vinger zal uitsteken” om op te treden 6. Wanneer de KPD al optreedt, zoals in Chemnitz (met Brandler), dan is het om aan te sluiten bij het idee van een “loyale oppositie” in het geval van de vorming van een “arbeidersregering” van SPD en USPD.

De reactie van het Duitse proletariaat kan vergeleken worden met die van het Spaanse proletariaat tijdens de staatsgreep van Franco van juli 1936. Op drie plaatsen neemt het proletariaat min of meer spontaan de macht in handen om op sociaal terrein de strijd aan te gaan, door de vorming van arbeidersraden (vooral in het Ruhrgebied) of actiecomités (wanneer het een bondgenootschap van partijen-vakbonden is). In Midden-Duitsland, op een nogal verwarrende manier, na gewapende strijd in Gotha, Gera, Halle, in het Vogtland (met Max Hölz), of vreedzaam, zoals in Chemnitz (onder leiding van Brandler), grijpt het proletariaat “de macht”. We moeten specificeren: ‘min of meer’. Hetzelfde geldt voor Kiel en Schwerin, maar niet voor Hamburg en Bremen. In Hamburg reageert de ‘linkerzijde’, vertegenwoordigd door Laufenberg en Wolffheim, net als de KPD: “de algemene staking is een algemene absurditeit”. Dit standpunt wordt verdedigd door Otto Rühle in Dresden, maar ook door de leiding van de anarchosyndicalistische FAU, die zich op basis van pacifisme tegen de gewapende strijd verklaart. De FAU-basis zal zijn leiding niet volgen.

Rote_Ruhrarmee_1920
Leden van het rode leger, Dortmund 1920. Wikimedia Commons.

Het is in feite in het Ruhrgebied, en niet altijd op een homogene manier, dat de beweging het verst gaat in de richting van een totale machtsovername, na de aanvang van de algemene staking van 300.000 mijnwerkers. Zodra de vrijkorpsen verschijnen, evenals de stadswachten, die bestaan uit leden van de SPD (zoals het geval is in Dordmund, waar ze op de arbeiders schieten), springen rekruteringsbureaus uit de grond voor de vorming van een echt rood leger van 50.000 tot 80.000 man. De deelnamevoorwaarden zijn: ten minste zes maanden aan frontervaring tijdens de oorlog en lidmaatschap van een ‘arbeiderspartij’ of vakbond of Arbeiterunion (AAU en FAU). Op sommige plaatsen wordt de dictatuur van het proletariaat afgekondigd en staat de levensmiddelenbevoorrading en de bewapening onder het gezag van de raden. De vrijkorpsen worden uit het Ruhrgebied verdreven en de SPD-milities ontwapend.

Maar wanneer Kapp op 17 maart naar Zweden moet vluchten, blijf de SPD niet inactief en installeert zichzelf weer aan de macht, zonder Gustav Noske, maar met Gustav Bauer – vervolgens Hermann Müller – als kanselier. De regering geeft het hoofd van de Reichswehr Von Seeckt de opdracht om speciale rechtbanken op te richten tegen opstandige arbeiders. Er worden vrijkorpsen van studenten gevormd. Een van hen zal op 24 maart gevangen genomen arbeiders in Bad Thal (Thüringen) vermoorden, en zijn actie als volgt rechtvaardigt: We hebben lijken nodig voor onze anatomie lessen” 7.

Krankenschwestern mit Rotarmist

Rode Kruis verpleegsters met lid van het rode leger. Bron.

Maar de 80.000 Ruhrarbeiders moeten worden ontwapend. Dit is de betekenis van de onderhandelingen in Bielefeld, opnieuw geleid door Severing, terwijl de troepen van generaal Watter in Münster achter de hand worden gehouden. De Accoorden van Bielefeld, die op 24 maart door de Onafhankelijken en twee leden van de KPD worden ondertekend, resulteren in de ontwapening van een deel van het Rode Leger, terwijl het Westelijk Front de overeenkomst verwerpt. Op grond van deze weigering leidt de SPD-regering de troepen van generaal Watter op 4 april tot de aanval. Het wordt een nieuwe slachting: massa-executies, waaronder verpleegsters van het Rode Kruis, allen in massagraven gegooid.

Deze nederlaag, zowel militair als politiek, is van doorslaggevende betekenis, veel meer dan die van januari 1919 8. Maar het is onder deze omstandigheden dat tegelijkertijd de KAPD, een afsplitsing van de KPD, wordt opgericht, waarvan de militanten, gesteund door AAU-leden, een belangrijke rol hebben gespeeld in de gevechten in het Ruhrgebied. Deze partij roept op tot voortzetting van de “wereldrevolutie”, tot de overwinning.

Bundesarchiv_Bild_146-1978-029-31,_Bürgerkrieg,_Möllen
Goede Vrijdag 2 april 1920. Op de spoordijk in Möllen. Boven: Reichswehr-soldaten of leden van de Sicherheitsdienst. Onder: neergeschoten soldaten van het rode leger. Wikimedia Commons.

Maart 1921 – oktober 1923. Van staatsgreep naar staatsgreep. Van de verheerlijking van de wereldrevolutie tot het aanwakkeren van het nationale sentiment.

Op het moment dat de opstand van de matrozen en arbeiders van Kronstadt uitbreekt, ontwikkelt de Comintern een typisch putschistische theorie die “het forceren van de revolutie” wordt genoemd, waarvoor Bela Kun, de verslagen leider van de Hongaarse Radenrepubliek, wordt ingezet, die clandestien naar Duitsland komt. Maar juist op dat moment, in de zekerheid dat het Duitse proletariaat niet in beweging zal komen, besluit minister van Binnenlandse Zaken Carl Severing om het offensief aan te gaan, om Midden-Duitsland te bezetten, waar de arbeiders hun wapens hebben bewaard.

De verenigde KPD (VKPD) verschuift plotseling van een politiek van “open brief” aan de vakbonden, naar die van de vorming van een “arbeidersregering” door middel van een verenigd opstandsfront. Tegenover de passiviteit van het Duitse proletariaat, stelt Hugo Eberlein – afgevaardigde van de KPD op het Eerste Congres van de Comintern zelfs voor om valse aanslagen te plegen tegen de VKPD om “massale verontwaardiging” uit te lokken. Het is echter noodzakelijk om ‘bondgenoten’ te vinden. De Comintern vraagt de KAPD, een sympathiserende partij, om zich bij de KPD in dit avontuur aan te sluiten. De KAPD lanceert vurige proclamaties aan het Duitse proletariaat, ondanks de terughoudendheid van de basis: “Met geweren en messen, met vuisten en tanden, aan de slag, nu is het beslissende moment” 9. Zijn leiderschap bevestigt “de massa’s van de CP handelen volgens onze sleutelwoorden. Zij hebben hun leiders daartoe gedwongen”. 10

Noch de actie van de twee partijen, noch de ‘autonome’ actie van vrije elektronen van de KAPD – zoals de ‘troepen’ van Max Hoelz en Karl Plättner – kan de ramp verhinderen. Het proletariaat van Berlijn, van Midden-Duitsland, blijft passief. De Leuna-Werke, die onder invloed staan van de Arbeiter Union, met 2.000 leden (10 % van de werknemers), werden gebombardeerd door de Schupo, Grüne Polizei [Wikipedia: In kazernes ondergebrachte paramilitaire veiligheidstroepen], die over pantservoertuigen beschikt.

In haar Verklaring, die zij aan het einde van de zittingen van het Derde Congres van de Comintern (juli 1921) niet mag voorlezen, vat de KAPD haar standpunt, dat ook dat van Rosa Luxemburg in januari 1919 11 was, perfect samen:

De Communistische Partij kan geen economische strijd op gang brengen, noch kan zij weigeren te vechten, anders zou zij de voorbereiding op de overwinning saboteren. Op de lange termijn kan zij deze strijd alleen maar in goede banen leiden als zij alle illusies van de massa’s met volledige duidelijkheid over het doel van de strijdmethoden tegenspreekt” 12.

In de tegelijkertijd door Herman Gorter samengestelde brochure tegen de VKPD veroordeelt de KAPD zowel het afwachtende beleid van Paul Levi als de staatsgreep van de Communistische Partij, “een onvermijdelijke tegenhanger van haar parlementaire en vakbondsopportunisme” 13.

Märzkämpfe in Mitteldeutschland, Eisleben
Maartstrijd 1921 in het middelduitse industriegebied.
Revolutionaire arbeiters worden in Eisleben afgevoerd door de politie. Wikimedia Commons.

De nederlaag is wreed: na haar gedwongen vertrek uit de Comintern in september 1921, lijdt de KAPD onder een uitstroom van militanten, vervolgens komt in maart 1922 de splitsing. De KPD maakt een soortgelijk proces door, met het vertrek van Paul Levi, de partijleider, stort het ledenaantal in, ondanks de niet aflatende steun van Moskou.

De Duitse CP keert vervolgens terug naar een politiek van ‘eenheidsfront aan de basis’ met de sociaal-democratische vakbonden en een oproep tot de vorming van een ‘arbeidersregering’ met alle ‘proletarische partijen’.

De bezetting van het Ruhrgebied door het Franse leger in januari 1923, de versnelling van de economische noodsituatie, de hyperinflatie scheppen een situatie van chaos, die “pre-revolutionair” kan lijken, met de ontwikkeling van een beweging van ondernemingsraden die vergelijkbaar is met die van de revolutionaire Vertrauensleute van 1918. Het succes van deze beweging en de oprichting van ‘arbeidersmilities’ (proletarische Hundertschaften) van de partij ter bestrijding van de politie en vrijkorpsen in het Ruhrgebied, herstellen het vertrouwen van de KP-basis. Maar, zoals Pierre Broué opmerkt, wordt 1923 vooral gekenmerkt door “de vooruitgang van extreemrechtse nationalisten” – die zich richten tot de “miljoenen gedeklasseerde kleinburgers”, die gevoelig zijn voor nationalistische en antisemitische propaganda – en hun gewapende milities (S.A. van de nazi-partij ) ontwikkelen, dankzij subsidies van de grote industriëlen in het Ruhrgebied en met de medewerking van de Reichswehr 14.

De KPD is echter bezig met populistische demagogie gericht op deze failliete kleinburgerlijke lagen en streelt op een huiveringwekkende wijze hun nationalistische sentimenten en zelfs hun antisemitisme 15. Karl Radek, de voormalige linksradikale van Bremen, kan een rede houden voor het Uitvoerend Comite (EKKI) van de Comintern ter nagedachtenis aan de nazi Leo Schlageter, neergeschoten door het Franse bezettingsleger in juni 1923:

Alleen als de Duitse zaak die van het Duitse volk is, alleen als de Duitse zaak bestaat uit een strijd voor de rechten van het Duitse volk zal het de actieve vrienden van het Duitse volk rekruteren. Door de zaak van het volk tot de zaak van de natie te maken, wordt het de zaak van het volk. Dit is wat de Communistische Partij van Duitsland moet bevestigen, dit is wat de Comintern moet bevestigen bij het graf van Schlageter” 16.

Dit beroep op nationalistische sentimenten kan perfect samengaan met een “antifascistische” mobilisatie, zoals de “antifascistische dag” op 29 juli, die een belangrijke mislukking is. De KPD probeert dan een nog niet zo genoemde Volksfront-politiek uit. Op 10 oktober neemt de Saksische sociaal-democratische regering verschillende communistische ministers op, waaronder Fritz Heckert (toekomstige stalinistische leider, nog steeds begraven in een Kremlinmuur), en vooral Brandler, die hoofd van de staatskanselarij wordt. Hetzelfde gebeurt op 13 oktober wanneer drie ‘communistische ministers’, waaronder Karl Korsch, belast met justitie in de regering van Thüringen worden opgenomen.

Deze schijnbare “successen” maken de weg vrij voor een nederlaag. De ‘arbeiders’-regeringen worden zonder weerstand door de Reichswehr ontbonden. En het is zonder verzet dat de hele beweging capituleert. De opstand van Hamburg op 23 oktober, in één buurt!, is een fiasco: “slechts een deel van de communisten vocht, en ze vochten alleen, de grote massa’s bleven, al waren ze niet onverschillig, op zijn minst passief” 17.

Het was nog een oktober, die van 1929, die de nederlaag van de Duitse arbeiders bezegelde. Na een zwenking onder de naam ‘klasse-tegen-klasse’ (of ‘derde periode’), waarin de sociaal-democratie werd omschreven als ‘sociaal-fascistisch’, keerde de KPD terug naar haar politiek van verheerlijking van de Duitse “proletarische natie”. In augustus 1930 lanceerde het centraal comité, dat wilde concurreren met het nazisme, een oproep “Voor een nationale en sociale bevrijding van het Duitse volk” 18. In november 1932 vestigde de KPD een eenheidsfront van onderop met Nazi-arbeiders tijdens de transportstaking in Berlijn.

De contrarevolutie was sinds 9 november 1918 aan de macht, ze ‘zelfmoordde’ de arbeidersraden, legde te vuur en te zwaard de legaliteit op van de grondwetgevende vergadering van Weimar. Het was een waar bloedvergieten onder het Duitse proletariaat dat onder de directe verantwoordelijkheid van de sociaaldemocratie werd uitgevoerd. In 1923, aan het einde van de Duitse revolutie, was het aantal slachtoffers al vergelijkbaar met dat van de Commune van Parijs.

Die-Rote-Fahne-24081930
Bron, met tekst in latijns lettertype.

De nederlaag opende aldus de weg voor Hitler in januari 1933. De droom van een wereldwijde emancipatie van arbeiders – waarin Duitsland een sleutelrol speelde – werd getransformeerd in een bloedige nachtmerrie van “nationale en sociale bevrijding van het Duitse volk”. Daarmee zou weg naar de wereldoorlog open liggen.

Philippe BOURRINET, 12 september 2017.

Noten

1 Uwe Schulte-Varendorff, Die Hungerunruhen in Hamburg im Juni 1919 – eine zweite Revolution?, Hamburg University Press, 2010.

2 De ADGB bereikte in 1920, na het herstel van de orde, 8 miljoen leden; dit aantal daalde tot 3 miljoen in 1932.

Kommunistische Räte-Korrespondenz, n° 11, Berlin, juli 1919. In dit KPD-blad schrijft Paul Frölich: “Hoe meer we grote strijd aangaan, hoe meer deze oproep: ‘Uit de vakbonden!’ een leuze voor de massa’s kan worden”.

Zie de verklaring van de radencommunist, voormalig lid van de KAPD, Paul Mattick, Die Revolution war für mich ein großes Abenteuer. Paul Mattick im Gespräch mit Michael Buckmiller. Unrast Verlag, Münster 2014.

Udo Winkel, ‘Paul Levi et sa signification pour le mouvement ouvrier allemand’, Cahiers Léon Trotski n° 62, mai 1998, p. 32-34.

Illustrierte Geschichte der deutschen Revolution [1929], op. Cit., blz. 487. Na een proces in juli 1920 werden de moordenaars vrijgelaten. Verhelderend commentaar van de burgerlijke pers (Deutsche Zeitung): “Onze dappere jongens zijn vrijgesproken. Er zijn nog steeds rechters in Duitsland….. “.

Chris Harman, op. cit., p. 127-159.

Heraus zum Kampf auf die ganze Front! KAZ (Berlin), No. 181 oder 182 [F.C.].

10 Ph. Bourrinet, The Dutch and German Communist Left (1900-68), Brill, Leiden, 2016, p. 234-240.

11 Rosa Luxemburg Was machen die Führer? (7. januari 1919): “De massa’s moeten leren om in de strijd zelf te vechten, te handelen. (….) Maar zijn hun leiders, de uitvoerende organen van hun wil, op het vereiste niveau? Zijn de revolutionaire Obleute en Vertrauensleute in de grote bedrijven, zijn de radicale elementen van de USP in de tussentijd gegroeid in energie, vastberadenheid? Heeft hun vermogen om te handelen gelijke tred gehouden met de groeiende energie van de massa’s? (…..) Wat hebben ze intussen gedaan, wat hebben ze besloten? Welke maatregelen hebben zij genomen om de overwinning van de revolutie te verzekeren in de gespannen situatie waarin het lot van de revolutie, in ieder geval van de volgende fase, wordt bepaald?”.

12 Rapport du KAPD sur le 3e congrès du Komintern.

13 Der Weg des Dr. Levi, der Weg der VKPD, KAPD, Berlin, 1921, blz. 11-12. [Gorter heeft slechts een deel van deze brochure geschreven. Zie: Gorter, Erklärung, in Proletarier, Monatschrift für Kommunismus, Jahrgang 1, 1920-1921, Heft 8, August, blz. 19. F.C.]

14 Broué, op. cit., p. 686-688.

15 Ruth Fischer, voorzitster van de linkse tendens van de KPD, verkondigt het volgende op een openbare bijeenkomst op een schoolplein in Berlijn op 25 juli 1923: «Heren, u roept op tegen het joodse kapitaal? Heren, wie oproepen tegen het joodse kapitaal zijn al klassenstrijders, ook al weten ze het niet. U bent tegen het joodse kapitaal en u wil de beursprofiteurs bestrijden. Prima. Dan trap jodenkapitalisten neer, hang ze op aan de lantaarnpalen en stamp ze in elkaar.» [Die K.P.D. im eigenen Spiegel. – Berlin : Kommunistische Arbeiter-Partei, Wirtschaftsbezirk Berlin-Brandenburg (Herausgeber) : Buchhandlung für Arbeiter-Literatur, Berlin, O 17, Emil Schubert (Verlag), 1926. blz. 75].

16 Karl Radek, Leo Schlageter, der Wanderer ins Nichts (juni 1923) volgens Marxists.org. [Zie voor iets andere versie Die K.P.D. im eigenen Spiegel. blz. 71.]

17 Broué, op. cit., blz. 773.

18 Programmerklärung zur nationalen und sozialen des deutschen Volkes, Die Rote Fahne n° 197, Berlijn, zondag, 24 august 1930. Deze oproep is officieel geschreven door Ernst Thälmann en het Centraal Comité, in werkelijkheid door Heinz Neumann. Als vluchteling in de USSR werd hij in november 1937 in opdracht van Stalin neergeschoten.

 

Vertaling, Duitse bronnen, aanvullingen tussen vierkante haken, F.C. december 2018.

Deze tekst maakt deel uit van de basisteksten marxisme – radencommunisme voor individuele zelfstudie, voor studie- en discussiegroepen.

De arbeidersraden in Duitsland 1918-23 (deel 2)

Een gedachte over “De arbeidersraden in Duitsland 1918-23 (deel 2)

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s