ICP: Wat betekent de oorlog in Libië voor de arbeidersklasse?

benghazi
De stad Benghazi na een zoveelste ‘vredesmissie’
De oorlog Libië wordt in de media afgeschilderd als een oorlog tegen het terrorisme, waar de grootmachten ‘vrede’ proberen te brengen. In werkelijkheid staan dezelfde grootmachten, waaronder bondgenoten van Nederland, in Libië tegenover elkaar in een strijd om olie, grondstoffen en verdeling van invloedssferen in voorbereiding op nog grotere en gevaarlijkere oorlogen. Wat kunnen de arbeiders daartegen doen?

Libië, net als Irak en Syrië, een land beroofd door het imperialisme en de op winst gerichte regionale en plaatselijke bourgeoisie

De chaos die de laatste dertig jaar — dus sinds de ineenstorting van de USSR in 1989 (1) — de wereld met een opeenvolging van gewelddadigheden treft, heeft de tendens om de meest acute tegenstrijdigheden te concentreren in bepaalde regio’s van de wereld, die in de loop der tijd strategische zones van vitaal belang zijn geworden voor de imperialistische mogendheden, zowel oude als nieuwe. Naast Centraal-Azië en Afrika ten zuiden van de Sahara zijn dat het Midden-Oosten en Noord-Afrika, — dus het “uitgebreide” Middellandse Zeegebied. Genoemde regio zijn voortdurend in het vizier van zowel de imperialistische mogendheden als van de regionale burgerlijke regimes van Iran, Turkije, Saoedi-Arabië, Egypte die, profiterend van de wanorde in de wereld en met het oog op de uitbreiding van hun belangen in de aangrenzende gebieden, hun belangen in deze regio’s proberen te vergroten. Zij interveniëren op diplomatiek, financieel, politiek en militair vlak ter ondersteuning van lokale fracties in de verschillende landen (ongeacht of deze al dan niet verbonden zijn met de verschillende organisaties van het islamitische jihadisme) om een plaatsje te krijgen bij de verdeling van een buit die niet langer het exclusieve voorrecht van de traditionele imperialistische mogendheden is.

Tegenwoordig is Libië, net als gisteren Syrië en eergisteren Irak, een theater van het hoogste belang waarin de tegenstellingen tussen de vele hoofdrolspelers beslist scherper worden in een oorlog om de controle en het bezit van de olie- en gasreserves van deze “zandbak”, zoals het door het kolonialistische Italië in de tijd van de Italiaans-Turkse oorlog van 1912 werd genoemd.

Libië — zo schreven we afgelopen april (2) — is van de verschillende landen van de gordel die van Noord-Afrika tot het Midden-Oosten loopt, nooit een land geweest dat op een eensgezinde nationale basis kon rekenen. Het is altijd een lappendeken geweest van stammen, van clans die nog steeds stukken van een overwegend woestijngebied beheersen, dat om geografische en historische redenen is uitgeroepen tot een land — in feite een enorme enclave — tussen dichter bevolkte landen, dat niet op een basis voor nationale eenheid kan rekenen. De jaren waarin een militaire leider als Khadaffi erin slaagde de verschillende stammen kunstig tegen elkaar uit te spelen en hen een deel van de olie-inkomsten en een deel van de autonome macht op hun grondgebied te verzekeren, zijn voorgoed voorbij. Dit was ook het geval voor het Irak van Saddam Hoessein. Beiden waren militaire leiders, die er nog steeds in slaagden een zekere autonomie ten opzichte van de voormalige koloniale mogendheden te behouden. Bij de verschillende pogingen om hun eigen staat te stabiliseren, vertrouwden ze op een van de dominante super-imperialismen, de VS en de USSR. Jarenlang was het in handen hebben van olie en de mogelijkheid om concessies te doen aan de verschillende internationale bedrijven, een kracht die een zekere “autonomie” van de staat toestond. Op basis van de financiële middelen die afkomstig waren van de verkoop van het zwarte goud, in een klimaat van relatief evenwicht in de wereldwijde internationale relaties tussen de twee grote imperialistische mogendheden, de Verenigde Staten en de USSR, kon Libië, net als het Irak van Saddam Hoessein, zich handhaven.

Voortdurende veranderingen van de internationale machtsverhoudingen

Maar de internationale machtsverhoudingen zijn door enkele factoren veranderd:

  • De relatieve achteruitgang van de oude koloniale mogendheden Frankrijk en Groot-Brittannië.
  • Het toegenomen gewicht op de markt van vitale grondstoffen voor de kapitalistische industrie, zoals olie, van respectabele hoofdrolspelers als Saoedi-Arabië, Iran, Irak, Libië en Algerije.
  • De opkomst, steeds vaker, van economische machten zoals Duitsland in Europa en China in het Verre Oosten en de vermindering van de absolute overheersing door de Verenigde Staten, ondanks de ineenstorting van de USSR en de versnippering van het oude “imperium”.
  • De opstanden van de proletarische en bezitloze massa’s in het hele Midden-Oosten en in Noord-Afrikaanse landen — niet alleen de Palestijnse massa’s — die de val van lokale despotische regimes zoals de Tunesische Ben Ali en de Egyptische Mubarak veroorzaken, maar ook de militaire interventie van de grote imperialismen om de sociale gevolgen van de zogenaamde “Arabische Lente” in te dammen, vooral in Irak en Syrië, tot aan de omverwerping van Khaddafi.

De situatie na de militaire interventies van het imperialisme is voor ieder zichtbaar:

  • In landen waar na de “Arabische Lentes” en de zogenaamde “strijd tegen het internationale terrorisme” onder leiding van het westerse imperialisme de politieke overheersing in handen is gevallen van despotische lokale dictators, zoals Al-Sisi in Egypte, gesteund door de Verenigde Staten, staat de sociale situatie nog steeds onder strikte bourgeois controle met de systematische onderdrukking van alle oppositiestemmen.
  • In Syrië wordt de politieke overheersing van het al-Assad-regime gegarandeerd door de sterke steun en militaire aanwezigheid van het Russische imperialisme en door de “externe” steun van Iran. Daarbij beheerst het regime niet het hele grondgebied van de oude Syrische grenzen die zijn geërfd van de verdeling aan het einde van de Tweede Wereldoorlog tussen het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk.
  • In Irak is de situatie na de uitschakeling van Saddam Hoessein niet meer “gestabiliseerd” en nog minder “gedemocratiseerd”, naar de doelstellingen van de westerse imperialisten die oorlog tegen hem voerden.
  • In Libanon staat de politieke en sociale situatie voortdurend op de rand van een burgeroorlog.
  • In Palestina, en vooral in de Gazastrook, overheerst de Israëlische repressie, met de goedkeuring van de Verenigde Staten, het zeer beschaafde Europa, de Arabische Liga en een Egypte dat kortgeleden het gemak heeft ontdekt om goede zaken te doen met Israël, vooral in het vooruitzicht om de draaischijf te worden van zijn aardgas dat wordt gewonnen uit de Leviathan– en Tamarvelden (concessies die Cyprus-Nicosia in zijn exclusieve zeegebied heeft verkregen).
  • In Jordanië, het enige land waar de politieke situatie vrij stabiel blijft; dit is te wijten aan het feit dat het land geen grote olie- of aardgasproducent is en dat het voor Europa, en voor de Verenigde Staten, een bufferstaat is die de spanningen die zich in de regio opstapelen, een beetje kan verlichten. Sinds 2002 heeft de EU een zeer nauwe band met Jordanië, zozeer zelfs dat zij het land meerdere malen gesubsidieerde leningen van honderden miljoenen euro’s heeft verstrekt (de laatste, eind december 2019, is 500 miljoen euro) om zijn economie te ondersteunen. Bovendien is Jordanië al tientallen jaren verantwoordelijk voor de opvang van Palestijnse vluchtelingen, die met ongeveer 3 miljoen zijn, en in de afgelopen jaren ook van Syrische vluchtelingen, ongeveer 1,3 miljoen mensen, waarvan 655 duizend erkend zijn als officiële vluchtelingen, wat in zekere zin overeenkomt met Turkije, maar met een veel bescheidener economisch, politiek en militair gewicht.

Libië is, in tegenstelling tot Irak en Syrië, nog niet eens gedeeltelijk uit de verwoestende situatie gekomen waarin het als gevolg van de val van Khadaffi is terechtgekomen. Hier lijken de imperialistische mogendheden, buiten de strategische belangen die een land in het centrum van de Middellandse Zee vertegenwoordigt en buiten de olie- en aardgasreserves die de bodem en de territoriale wateren van dat land bevatten, Libië ook te gebruiken als een proefterrein voor politiek, diplomatie en geweld. De militairen van elk van hen, groot of middelgroot, in een kader van duidelijke inter-imperialistische tegenstellingen waarin de hoofdrolspelers niet alleen de burgerlijke fracties van Libië zijn, maar alle landen die direct of indirect betrokken zijn bij, of van plan zijn een rol te spelen, in het Libische schouwspel waarbij elk van hen zijn eigen belangen en aanspraken behartigt.

Political-Mediterranean-Region-Map

In Libië is niets vanzelfsprekend, zoals het ook in Syrië of Irak niet vanzelfsprekend is, en misschien is het hier voor het eerst buitengewoon duidelijk geworden dat de verdragen en overeenkomsten tussen de partijen in het conflict, met alle handtekeningen van de machtigen der aarde, geen cent waard zijn! Aan de andere kant wordt een voorbeeld gegeven door Israël zelf, dat schitterend onaangetast blijft door de VN-resoluties, door de officiële proclamaties over de staat Palestina naast de staat Israël, en door al de, talloze vredesakkoorden met de Palestijnen die in de meest prestigieuze westerse kanselarijen zijn ondertekend. Israël zet zijn oorlog van verovering en beroving van de Palestijnse gebieden en van onderdrukking van de Palestijnse bevolking ongestoord voort.

Een burgeroorlog van bendes, het werk van regionale en imperialistische mogendheden

detailed-political-map-of-libya-with-relief-smallIn Libië brak, toen Khaddafi werd gedood, van 2011 tot 2014 een burgeroorlog uit waarbij alle 140 Libische stammen en alle milities die zich in de tussentijd hadden gevormd (tot op heden lijken er in totaal 240 te zijn) betrokken waren, waaronder verschillende islamisten met banden met IS en Al-Qaeda. Natuurlijk hebben de VN en de imperialistische mogendheden voortdurend verklaard dat zij een vreedzame oplossing zoeken om de oliewinning en de verkoop ervan te hervatten, en de onvermijdelijke verkiezingen te houden om het land een democratische schijn te geven. In de tussentijd werden twee parlementen gevormd, een in Tripoli en een in Tobroek, waartussen de VN probeerden te bemiddelen (maar faalden): in december 2015 ondertekende een belangrijke vertegenwoordiging van de twee parlementen een vredesakkoord tussen de verschillende fracties, die onder auspiciën van de VN en met internationale erkenning de zogenaamde Government of National Agreement (GNA) vormden, die vervolgens in Tripoli aan de macht kwam. Fayez al-Sarraj kreeg de opdracht deze regering te vormen die door de Verenigde Staten en de Europese Unie onmiddellijk werd erkend als “de enige wettelijke regering in Libië”. De lage waarde van deze erkenning kan worden afgeleid uit het feit dat de burgeroorlog nooit is gestopt en dat generaal Haftar, de sterke man uit Cyrenaica, door Egypte werd gesteund en aangespoord om zich bij de regering aan te sluiten. Hij heeft zich in Cyrenaica toegelegd op het organiseren van zijn eigen leger (het Libische Nationale Leger) en op het voorbereiden, vroeg of laat, van de verovering van Tripoli, op militaire acties om de oliebronnen van Cyrenaica en de havens van Sidra, Ras Lanuf, Brega en Zuetina van waaruit de olietankers vertrekken, in bezit te nemen. In 2016, gesterkt door de controle over Cyrenaica en zijn olie, heeft Haftar een overeenkomst gesloten met de National Oil Corporation of Tripoli (NOC, de enige instantie die door de Libische olie-importerende landen wordt erkend), die niet rechtstreeks afhankelijk is van GNA, om de export van olie te hervatten en de macht ervan financieel te ondersteunen.

Fayez al-Sarraj, op zijn beurt, vertrouwt op enkele stammen en wordt gesteund door enkele milities van Tripoli, Misurata en Zitan. Maar zijn “nationale regering” wordt niet erkend door veel andere Libische fracties, en niet alleen die welke Haftar steunen. Met deze fracties moet al-Sarraj onderhandelen over de alliantie, steun voor zijn regering en de gewapende verdediging van Tripoli. In werkelijkheid zijn er niet weinig milities, in Tripoli, in Benghazi, in Misurata, in Sirte, om de belangrijkste steden te noemen, die IS steunen. Tegen hen worden zowel de milities ingezet die loyaal zijn aan Haftar, als de milities die loyaal zijn aan de GNA [regering in Tripoli]. Maar deze “loyaliteit” wankelt voortdurend, waarbij het front en de “vijand” veranderen naar gelang de waan van de dag. Bovendien beheren en controleren verschillende van deze milities de concentratiekampen waarin migranten worden geïnterneerd die uit de landen van de Sahel, Centraal-Afrika, de Hoorn van Afrika of het Midden-Oosten naar Europa proberen te komen, en worden daar uitgebuit, beroofd, gemarteld en afgeslacht. Tegelijkertijd zijn er in Fezzan, het woestijngebied ten zuiden van Tripolitanië, grenzend aan Tsjaad, milities die verbonden zijn met Tsjadische terroristische groeperingen die enkele oliebronnen controleren en vooral de handel in wapens, drugs en mensen beheersen. Dit zijn milities waarmee al-Serraj, nu Haftar, van tijd tot tijd hebben geprobeerd en nog steeds proberen afspraken te maken om hun belangen te ondersteunen.

Terwijl Haftar een belangrijk deel van de oliebronnen, dus de winning en verkoop van olie controleert, controleert Fayez al-Sarraj de Centrale Bank die alle betalingen voor de verkochte olie beheert: en dit is een van de basisredenen waarom Haftar Tripoli wil veroveren en al-Serraj wil onttronen. Maar naast de verhalen die ze allebei vertellen over “nationale” trots, over de strijd tegen het islamitische terrorisme — waar Haftar bijzonder trots op is dankzij zijn zegevierende militaire aanvallen om Benghazi te “bevrijden” — over de wens om het land te pacificeren, blijft het een feit dat het conflict tussen deze twee beslissende Libische facties in werkelijkheid een internationaal conflict is.

Het is bekend dat generaal Haftar openlijk met wapens en geld wordt gesteund door Egypte, Rusland (honderden Russische huurlingen werken naast Haftar), de Verenigde Arabische Emiraten, Saoedi-Arabië, minder openlijk door Frankrijk en de laatste tijd ook door de Verenigde Staten, die tot gisteren hebben verklaard aan de kant van de wettelijke regering van Sarraj te staan, hoewel ze nu uit het Libische scenario lijken te zijn verdwenen. En geen van hen heeft iets duidelijks gedaan om de opmars van het Haftar-leger naar Tripoli tegen te houden. Frankrijk heeft zelfs met zijn luchtmacht, in Fezzan, ingegrepen om de milities die verbonden zijn met de Tsjadische islamitische groepen te bombarderen om de opmars vanuit het zuiden van het Haftar-leger naar Tripoli te vergemakkelijken.

Fayez al-Serraj wordt nog steeds door de VN, Italië, Qatar en, de laatste tijd, Turkije, erkend als de rechtmatige regeringsleider. Vanuit Italië ontving hij patrouilleboten van de kustwacht onder het mom van het onderdrukken van de illegale smokkel van migranten naar de Italiaanse kusten (maar het is algemeen bekend dat de Libische kustwacht, na de migranten uit zee te hebben gehaald, ze terugbrengt naar de kampen waaruit ze waren gevlucht vanwege de folteringen die ze hadden ondergaan). Vanuit Qatar krijgt hij financiering en wapens, maar het is vooral vanuit Turkije dat hij de belangrijkste en meest doorslaggevende steun heeft gekregen. En dit feit heeft de interne machtsverhoudingen in Libië voor een groot deel veranderd. Ondanks nostalgie naar het afgekondigde wapenembargo en het staakt-het-vuren waartoe tijdens de Conferentie van Berlijn van 19 januari jongstleden is opgeroepen — een staakt-het-vuren dat noch door Haftar noch door Fayez al-Serraj is ondertekend — en ondanks de herhaalde oproepen tot “dialoog tussen de partijen” en de reeks ontmoetingen van de afgelopen jaren in Parijs, Moskou, Palermo, Berlijn met de imperialistische mogendheden, zijn het niet woorden, maar wapens die de dialoog voeren. Op dit niveau steunen Turkije en Rusland weliswaar de tegengestelde Libische strijdende partijen, maar ze hebben nog steeds een gemeenschappelijk doel: het beheersen van de Libische olie en gas, waardoor de Europese landen nog meer worden belemmerd in hun energiebevoorrading. Zowel de Russen als de Turken hebben er belang bij om Europa te bevoorraden via de NordStream, die in Duitsland aankomt, en de TurkishStream, die vanuit de Zwarte Zee in de Balkan naar het Europese Turkije zal komen (3). Door de gas- en oliestroom in Libië te beheersen — men mag niet vergeten dat Libië het land is met de grootste olie- en gasreserves van heel Afrika — kunnen zowel Rusland als Turkije de Europese landen in de tang nemen. Daaruit kunnen zij aanzienlijke winsten halen en kunnen zij hun politieke en diplomatieke gewicht in de schaal leggen. Haftar van zijn kant blijft de zuidelijke districten van Tripoli bombarderen, heeft de stad Misurata belegerd en heeft vóór de Conferentie van Berlijn de Sirte-olieterminals geblokkeerd, waardoor de dagelijkse productie van olie voor 800.000 vaten per dag daadwerkelijk wordt stopgezet, wat in financieel opzicht ongeveer 55 miljoen dollar per dag betekent. Deze blokkade, die ook na de Conferentie van Berlijn voortduurde, had op 25 januari jl. in zes dagen tijd een schade van ongeveer 260 miljoen dollar veroorzaakt (4).

Turkije staat nu op de voorgrond

De interventie van Turkije, met de gecoöpteerde Syrische huurlingen (bovenop de 600 die al in Tripoli aanwezig waren, kwamen er in de laatste dagen van januari nog eens 3.000 bij) en met schepen vol met wapens en tanks, werd door Erdogan gerechtvaardigd als een noodzakelijke actie om de “rechtmatige regering” in Libië te verdedigen, om een “vredesproces” op gang te brengen dat nooit is begonnen, maar vooral — luister, luister! — om te voorkomen dat “terroristische organisaties zoals IS en Al-Qaeda, die een militaire nederlaag hebben geleden in Syrië en Irak, een voedingsbodem zouden vinden in Libië om weer overeind te komen. Onder andere — zo dringt Erdogan aan — strijden sommige groepen die de ideologie van deze terroristische organisaties volledig delen, waaronder Madkhali-Salafis, aan de zijde van Haftar. Als het conflict toeneemt, zullen het geweld en de instabiliteit de illegale immigratie naar Europa aanwakkeren” (5).

Maar, afgezien van de gebruikelijke woorden van de pacifistische hypocrisie die kenmerkend is voor elke bourgeoisie, heeft de belangstelling van Turkije voor Libië zeer praktische economische redenen. Turkije had al met Khadaffi miljarden dollars afgesproken voor zijn bouwplannen, die geschat worden op ongeveer 20 miljard dollar, projecten die het niet wil verliezen. Bovendien heeft het afgelopen december een overeenkomst gesloten met de GNA van Tripoli, die Turkije, naast het verkrijgen van politieke en militaire steun, een groot deel van zijn exclusieve zeegebied heeft toegekend voor het boren naar gas en olie, die in de Libische zeebodem in overvloed aanwezig zijn. Dit zou voor Turkije betekenen dat het project van een zelfstandigheid op energiegebied (Turkije is arm aan olie en gas) wordt voortgezet. Het is ook in dit vooruitzicht dat Turkije, [met inzet van] marineschepen diplomatieke incidenten met verschillende landen riskeert, om zich te mengen in de concessies die de Republiek Cyprus heeft verleend aan Eni, Total, het Koreaanse Ekogas, Shell en het Amerikaanse Noble Energy en vooral Exxon Mobil voor de zogenaamde afzettingen van de Levant in hun wateren in het oostelijke deel van het Middellandse Zeegebied. Het verklaart dan ook de Turkse agressiviteit die de afgelopen jaren gebruik maakt van de toegenomen zwakte van de Europese Unie, die onvermijdelijk steeds meer verdeeld is tussen de tegenstrijdige nationale belangen en een NAVO, waarvan onder andere de Verenigde Staten deel uitmaken, die steeds minder actief is naarmate de VS zich verder van het moeras van het Midden-Oosten verwijdert. Het Turkse activisme ten aanzien van Syrië en Libië maakt in werkelijkheid deel uit van een politiek-economische operatie van bilaterale overeenkomsten met enkele landen van de Sahel en de Hoorn van Afrika, die al ongeveer tien jaar aan de gang is, vooral met Senegal, Gambia, de Republiek Congo en Somalië, waarmee Erdogan overeenkomsten heeft gesloten met betrekking tot hun minerale hulpbronnen en een reeks infrastructuurprojecten ter waarde van honderden miljoenen dollars (6) en met welke landen het een politieke alliantie wil aangaan om zich te verzetten tegen zijn tegenstanders, of het nu gaat om Europese, Afrikaanse of Midden-Oosten landen.

Dit is duidelijk te zien in Syrië en Irak, om de meest recente voorbeelden te noemen, waar het Turkije van Erdogan een tegenstrever [vertaling onduidelijk] heeft gevonden in het Rusland van Poetin, dat ook actief is in het Midden-Oosten en geïnteresseerd is in het bezetten van de ruimte die de Europese mogendheden en de Verenigde Staten verlaten in het oostelijke deel van het Middellandse Zeegebied.

De wapens tellen, niet de woorden

De huidige Libische oorlog is in feite niets anders dan een uitbreiding van de al in de tijd van Khadaffi bestaande botsing van belangen op internationaal niveau, waarbij naast de oude Europese ex-koloniale mogendheden (waaronder Italië) zich een reeks staten heeft gevoegd die niet geringe belangen nastreven. Uit hetzelfde beeld van de staten die vandaag de dag de twee belangrijkste Libische fracties steunen, blijkt hoe het Middellandse Zeegebied het toneel wordt van een botsing tussen staten die bereid zijn oorlog te voeren om de minerale rijkdommen te roven die van vitaal belang zijn voor hun economie en om hun respectievelijke politiek-strategische invloedssferen te vergroten. Bovendien heropent de directe militaire interventie van Turkije in Libië de bittere conflicten die zijn ontstaan over de “kwestie-Cyprus”, waardoor het land opnieuw in een harde concurrentiestrijd verwikkeld raakt met Griekenland, Israël en Egypte, die een gezamenlijk project ontwikkelen voor de aanleg van een EastMed onderwater-gaspijpleiding voor het transport van gas van Israël en Egypte naar Europa, met uitsluiting van Turkije. Bij deze strijd is, zij het op de achtergrond, ook Rusland betrokken.

Het karakteristieke kenmerk van de grote regio die Noord-Afrika en het Midden-Oosten omvat, zoals we altijd hebben betoogd en aangetoond, is permanente instabiliteit; een regio die voortdurend is opgeschud en gevoelig is voor schokken, waarin Turkije nu zij aan zij staat met Saoedi-Arabië en Iran als de belangrijkste hoofdrolspelers, en met Rusland als de recente aanvoerder. Turkije is van plan om uit het brede regionale kader, dat voortvloeit uit de tot nu toe afgedwongen achterstelling, een stuk macht uit te snijden en heeft, zonder de tijd van diplomatieke ontmoetingen en onderhandelingen met tientallen verschillende hoofdsteden af te wachten, gekozen voor de klassieke militaire sluiproute. Geconfronteerd met oorlogsschepen, zinken “internationale rechten” en vredesakkoorden als een baksteen.

Het mislukken van de zoveelste vredesconferentie in Berlijn, op diplomatiek initiatief van Duitsland, een land dat niet direct betrokken is bij de steun van een van beide Libische fracties, werd in feite al aangekondigd door de mislukkingen van de vorige conferenties. Maar ook door het initiatief van generaal Haftar die, terwijl hij enerzijds geen nee zei tegen een “staakt-het-vuren” en niet luisterde naar de voorstellen die rond die tafel zouden worden gedaan, in de praktijk zijn militaire actie tegen Tripoli voortzette, terwijl hij bovendien wist dat hij tegen de druk van Rusland en Egypte in ging, die hem uitnodigden om te kalmeren en de onderhandelingen met Fayez al-Serraj te openen onder de paraplu die Duitsland aanbood. Niets, dit is het resultaat, zozeer zelfs dat Haftar een harde berisping van al-Sisi heeft moeten ondergaan, juist omdat hij niet heeft geluisterd naar Egyptisch-Russische adviezen, terwijl hij aan de druk van Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten heeft toegegeven om Tripoli te blijven aanvallen. Een druk die verklaard wordt door het feit dat deze twee staten belangen hebben die volledig tegengesteld zijn aan de Turkse belangen.

Hoe meer met de wapens wordt gesproken, hoe minder de oproepen tot dialoog en vrede via de door de VN, Italië en door Duitsland geplande onderhandelingen de moeite waard zijn. “Europa”, vertegenwoordigd door de Italiaans-Duitse as, heeft geen enkele praktische relevantie gehad, aangezien de doorslaggevende factoren niet liggen in de bilaterale, maar in de militaire betrekkingen tussen de tegenover elkaar staande Libische fracties en de staten die hen steunen. Het is ook om deze reden dat Italië, dat dankzij de aanwezigheid van Eni in het land gedurende meer dan vijftig jaar goede betrekkingen heeft onderhouden met Khadaffi en Libië, maar dat, in tegenstelling tot Frankrijk, niet van plan was en niet van plan is om op het terrein van de militaire steun aan een van de twee facties ten onder te gaan, zich in de marge van de gebeurtenissen bevindt waarop het geen enkele kans heeft om invloed uit te oefenen. Het arme Italië — zo schreven we afgelopen april — bleef met lege handen staan. Zijn “onderhandelingspositie”, niet alleen en niet zozeer met Libië — of liever gezegd, met het deel van Libië dat nog steeds door Sarraj wordt gecontroleerd — maar ook met de andere, veel machtigere landen die erbij betrokken zijn, is in een paar jaar tijd zo ver uitgedund dat ze dicht bij nul ligt” (7).

China verschijnt aan de horizon

Maar er is nog een andere concurrent die stilletjes aan de horizon verschijnt: China. Dit is een land met een bijzonder agressief kapitalisme, dat zijn industrialisatie in geforceerde fasen heeft doorgevoerd en dat snel de ene na de andere fase van de wereldconcurrentie afsnijdt, zozeer zelfs dat het, afhankelijk van hoe de verschillende internationale bureaus voor de statistiek de gegevens lezen, de tweede of derde wereldeconomie is geworden. De dorst naar allerlei grondstoffen, en natuurlijk olie en gas, dwingt China om enorme hoeveelheden kapitaal te investeren in alle landen die een overvloed aan grondstoffen hebben en om overeenkomsten en relaties aan te gaan met de landen die het weet te betrekken bij de realisatie van de zogenaamde nieuwe “Zijderoute” (Italiaanse vertaling van het Belt and Road Initiative, BRI), waarover China over het algemeen zeer weinig nieuws verspreidt. Van de 6 corridors van de “Zijderoute” is er één in het bijzonder die Athene, Triëst (of Venetië) en Rotterdam omvat, of Griekenland, Italië en Nederland, de aanlegplaatsen van de weg die vanuit Fuzhou door Jakarta, Colombo, Kolkata, Nairobi en over de Rode Zee en het Suezkanaal naar het oostelijke deel van de Middellandse Zee loopt om naar Athene te gaan en verder, zoals vermeld, naar Rotterdam. Het is niet voor niets dat de Chinezen Piraeus, de haven van Athene, hebben gekocht en ook de haven van Triëst in handen krijgen. Tegelijkertijd heeft China contact opgenomen met maar liefst 50 staatshoofden van Afrikaanse landen, met bijzondere aandacht voor de landen van Noord-Afrika (waarvan 11 al overeenkomsten met Peking hebben ondertekend), waaraan Xi Jinping vorig jaar maar liefst 60 miljard dollar aan niet-terugvorderbare leningen of leningen tegen buitengewoon gereduceerde rentetarieven heeft toegekend (8). Aan de andere kant is het begrijpelijk waarom Peking zo geïnteresseerd is in het Midden-Oosten en Noord-Afrika: uit de laatste gegevens die we hebben blijkt dat China in 2017 weliswaar de zevende grootste olieproducent ter wereld was, maar dat het nog steeds het eerste land ter wereld was dat olie importeerde en ongeveer 30% importeerde van de olie die internationaal werd geëxporteerd. En aangezien de industrialisatie in India ook een grote hoeveelheid olie vereist (India staat op de tweede plaats na China wat betreft de invoer van olie), creëren China en India samen een inkoopkartel om de gemiddelde prijs per vat te verlagen.

In de praktijk wordt het Middellandse Zeegebied en het Midden-Oosten opnieuw een stormzone waarin de inter-imperialistische en interstatelijke tegenstellingen tussen de regionale machten steeds scherper zullen worden: concurrentieoorlogen op de wereldmarkt kunnen vroeg of laat alleen maar leiden tot algemene oorlogen. En in oorlogen zijn het vooral de massa’s proletariërs en onterfden die dood achterblijven!

De arbeidersbeweging in Libië, net als in elk ander land, bedwelmd door samenwerking tussen de klassen

Na de tweede imperialistische wereldslachting [Tweede Wereldoorlog], werd Libië door geallieerde troepen bezet. Hierdoor werd de historische fase van de kolonisatie door Italië afgesloten. Na een korte periode van gezamenlijk bestuur van het land door Groot-Brittannië en Frankrijk, verklaarde Libië zich in december 1951 onafhankelijk als het Verenigd Koninkrijk van Libië, met als koning Idris I. Het is tussen 1947 en 1951 dat de eerste vakbonds- en politieke organisaties werden opgericht (evenals de clandestiene stalinistische Libische Communistische Partij), waaronder de Libische Arbeidersbeweging en de Unie van Libische Arbeidersbonden die, geworteld onder de havenarbeiders, verschillende stakingen leidde in juli 1950, voor onmiddellijke materiële eisen en looneisen (9) . Maar eerst onder de monarchie van koning Idris I en vervolgens onder Khadaffi heeft een systematische repressie die arbeidersorganisaties volledig vernietigd. Onder Khadaffi zijn ze vervangen door corporatistische organisaties naar het voorbeeld van de fascistische organisaties, ingepast in de staatsinstellingen, waardoor ze een pure collaboratiepolitiek toepassen die de huidige Arbeidersbond heeft overgenomen. Een demonstratie van de patriottische toewijding van deze vakbond werd gegeven door de leider van de belangrijkste vakbond van het land, die van de oliesector, Saad Dinar al Fakhri, die eind april 2019 werd gearresteerd door de veiligheidsautoriteiten van Cyrenaica en begin juni van datzelfde jaar werd vrijgelaten. Hij verklaarde dat zijn arrestatie niets anders was dan “een regelmatig verhoor met verzoek om voorlopige hechtenis”, en voegde eraan toe dat het noodzakelijk was om “dergelijke maatregelen op te leggen gezien de omstandigheden waarin het land zich bevindt en de oorlog die de Moslimbroederschap heeft gevoerd tegen het Libische Nationale Leger” (d.w.z. tegen de gewapende milities van Haftar). Maar belangrijker is zijn oproep aan de arbeiders: “Ik heb een belangrijke boodschap voor alle werknemers in de olie-industrie in het land: we moeten eensgezind en solidair blijven en ons land steunen zoals we dat de afgelopen jaren hebben gedaan.” (10) Duidelijker kan het niet!

Vandaag de dag zijn de proletariërs de enigen die zich tegen deze oorlogsoperaties zouden kunnen verzetten, [met name] degenen die meer rechtstreeks betrokken zijn bij de ondersteuning van het imperialisme van hun land, de proletariërs van de imperialistische landen, vooral de Italianen, Fransen, Duitsers en Russen, en de proletariërs van de opkomende regionale machten, Egyptenaren, Turken en Israëliërs, die gereguleerd worden door bijzonder harde politieke machten die met volle kracht religie en repressie gebruiken om een “nationale verbondenheid” te bereiken zonder welke zij niet dezelfde kracht zouden hebben om andere volkeren te gaan uitbuiten en af te slachten.

Maar het proletariaat van deze landen is al tientallen jaren gewend om met zijn nationale bourgeoisie samen te werken om zowel een vermeende economische bevoorrechting te verdedigen, in vergelijking met de omstandigheden van ellende en uitbuiting van het proletariaat in landen als Libië, als een verondersteld voorrecht om lid te zijn van een “superieure” natie, gehuld in historische tradities en oude beschavingen. Of kapitalisten en hun heersers nu verwijzen naar Allah, Jahweh of Christus, of dat ze met de vlag van “democratie” en “volkssoevereiniteit” zwaaien of de wereld luidkeels de grootsheid van hun oude geschiedenis verkondigen, ze respecteren maar één ding: het kapitaal, dat niets geeft om welke god, welke oude beschaving en geschiedenis dan ook. Hun enige god is geld en het verdedigen van hun eigendommen en de middelen om er meer en meer van te vergaren. Ze hebben geen scrupules om hele volkeren te doden, af te slachten, uit te hongeren en in ellende te storten. Kapitalisten en hun heersers hebben alles gedaan, doen alles, en zullen alles doen voor hun klassebelangen, tegen vreemde volkeren en proletariërs en tegen hun eigen proletariaat als dit niet buigt voor hun eigen behoeften. De huidige blunders kunnen snel veranderen in brute repressie, de economische kruimels die vandaag de dag worden toegekend, kunnen plotseling van tafel worden geveegd om “redenen van hoger staatsbelang”, de overalls waarmee men de fabriek binnenkomt kunnen plotseling worden gewisseld voor een militair uniform waarin ze naar het oorlogsfront worden gestuurd. En dit alles voor de “natie”, voor het “vaderland”, voor de nationale belangen om niet alleen in eigen land, maar ook in verre landen, een “terrorisme” te bestrijden dat altijd “van anderen” komt, terwijl omgekeerd het eerste terrorisme waar de proletariërs mee te maken hebben, dat in eigen land is, het terrorisme van hun eigen heersende bourgeoisie die, ter verdediging van haar klassebelangen, het leven en de dood van miljoenen proletariërs bepaalt.

Alleen de klassestrijd, vooral in de imperialistische landen, geeft het leven perspectief

Om de oorlogen te stoppen is er maar één manier, de eenvoudigste en meest directe, maar tegelijk de moeilijkste en zwaarste: de manier van klassestrijd. Eenvoudig en direct omdat de klassestrijd de belangrijkste vijand herkent in de bourgeoisie, in eigen huis, en daarom ook in de buitenlandse bourgeoisie, al dan niet gelieerd aan hun eigen burgerij. Eenvoudig en direct want gebaseerd op materiële belangen waarin alle proletariërs, als loonarbeiders, elkaar herkennen, hun krachten bundelen en zich organiseren om te strijden op een klassefront, buiten elke samenwerking tussen de klassen en beweerde en niet-bestaande ‘Nationale’ belangen’ gemeenschappelijk met zijn bourgeoisie. Maar moeizaam en zwaar, omdat de sociale en opportunistische behoudende krachten die tientallen jaren systematisch hebben samengewerkt met de bourgeoisie en haar meest diverse fracties, de klassetraditie van het proletariaat van de landen van het oudere kapitalisme hebben vernietigd. Tegelijkertijd hebben ze het proletariaat van landen met een jonger kapitalisme verhinderd om gebruik te maken van die traditie. Moeilijk en zwaar omdat zowel de proletariërs van de imperialistische landen als de proletariërs van de onderdrukte landen in staat zijn om een ​​ervaring en een traditie van klassestrijd op te bouwen op een solide basis zonder welke zij nooit de kracht zullen hebben om het pad van de ontvoogding ​​van het kapitalisme op te gaan. Moeilijk en zwaar, omdat de illusies en vooroordelen die de bourgeoisie, en vooral de kleine burgerij, verspreidt op het gebied van democratie, klassensamenwerking, grondwettelijke rechten, parlementarisme, nationalisme, religieuze of raciale suprematie, maakt dat ze niet anders strijden dan met illusies en vooroordelen in termen van cultuur, humanitaire goedheid, herverdeling van rijkdom en dergelijke. Illusies en vooroordelen die alleen worden geëlimineerd door de klassenstrijd, in de echte sociale botsing waarin de vijandelijke klassen zichzelf als zodanig herkennen en tegen elkaar strijden, wetende dat de emancipatie van de proletarische klasse alleen wordt bereikt door het overwinnen van de sociale en politieke overheersing door de burgerlijke klasse, door zijn dictatuur af te breken om zijn eigen klassedictatuur te vestigen, en zo een revolutionair proces op gang te brengen dat van politieke revolutie evolueert naar sociale en economische revolutie.

Wat nog ontbreekt in het proletariaat van elk land is niet alleen de klassestrijd en het vooruitzicht dat de klassenstrijd opent naar zelf-bevrijding van het kapitalisme en van de overheersing van de burgerlijke klasse. Noodzakelijk is de beweging van proletariërs van het terrein van volledige slavernij in dienst van hun eigen bourgeoisie en van klassensamenwerking naar het terrein van de openlijke botsing van klassenbelangen, naar het terrein van materiële erkenning door het proletariaat dat de bourgeoisie en alle sociale beschermingskrachten zijn gezworen vijanden zijn die nooit vrienden en bondgenoten kunnen worden. In het sociale scenario van elk land — of het nu in oorlog is of in tijdelijke vrede — kan deze verschuiving van het proletariaat van de burgerlijke bodem naar het terrein van openlijke confrontatie met de burgerlijke klasse alleen plaatsvinden als een totale en drastische breuk plaatsvindt van de sociale, politieke, economische en militaire banden waarmee elke nationale bourgeoisie het proletariaat aan zich bindt, terwijl het systematisch verplettert, uitbuit en moordt uit naam van haar exclusieve belangen van macht en winst.

Partito comunista internazionale (il comunista), 31 januari 2020

www.pcint.org

Bron: Libia, come l’Iraq e la Siria, terra di conquista degli imperialismi e delle fazioni borghesi regionali e locali assetati di profitto.

Uit het Italiaans vertaald, voorzien van verklarende hyperlinks en toelichtingen tussen vierkante haken door Fredo Corvo, 6-2-2020.

Nawoord door Arbeidersstemmen

Zoals gebruikelijk plaatsen we op dit blog niet alleen radencommunistische teksten maar ook bijdragen van de communistische linkerzijde in bredere zin en van proletarisch internationalistische groepen. De Internationale Communistische Partij (Il Comunista) is een van de zich ICP noemende ‘bordigistische’ organisaties waarmee we het slechts gedeeltelijk eens zijn over het vraagstuk van de verhouding tussen partij en klasse en de analyse van de interne oorzaken van de ontaarding van de Russische Revolutie. We delen in grote lijnen de internationalistische stellingname, zoals die in bovenstaand artikel naar voren komt, met volgende aantekeningen.

Zoals vaker onderscheidt de ICP imperialistische en onderdrukte landen (of “plaatselijke bourgeoisie”). Dit lijkt ons een restant van haar lang vasthouden aan het steunen van nationale ‘bevrijding’. Hetzelfde geldt voor het eveneens door Lenin benadrukte belang van de strijd van de arbeidersklasse tegen de ‘eigen’ bourgeoisie. Deze nadruk is des te meer van belang in situaties van buitenlandse invallen en bezetting. Maar die situaties vragen ook om de helderheid tegenover de misleiding van de ‘nationale verdediging’ en de ‘nationale bevrijding’, zoals nu in Irak. Wat dat betreft, hanteren we de stellingname van Herman Gorter in de Eerste Wereldoorlog:

Het Imperialisme, dat, schijnbaar met nationale tendens, schijnbaar een strijd voerend tegen het Proletariaat van zijn natie, inderdaad, doordat alle Staten imperialistisch zijn, alle elkaar bekampen, en alle strijden om de Wereldmacht, als één geheel strijd voert tegen het gehele Proletariaat in zijn geheel. En als antwoord dáárop, op die eerste gezamenlijke actie van het Wereldkapitaal moet nu de eerste Internationale actie van het wereldproletariaat beginnen.”

Naast deze kwesties, zijn er nog andere die in de huidige situatie van het grootste belang zijn. We roepen onze lezers op hierover met ons van gedachten te wisselen door contact op te nemen met FredoCorvo@protonmail.com.

Meer over proletarisch internationalisme, zie basisteksten
marxisme – radencommunisme, voor individuele zelfstudie, voor studie- en discussiegroepen.

Noten

1) Con lo sfascio dell’Urss è incominciata una nuova spartizione del mercato mondiale, ne “il comunista” n. 30-31, dicembre 1991-marzo 1992.

2) Libia: boccone petrolifero su cui continuano a gettarsi i briganti imperialisti, del 20 aprile 2019, nel sito www.pcint.org; pubblicato anche ne “il comunista”, n. 159, maggio 2019.

3) Il corriere della sera, 29 gennaio 2020.

4) Il messaggero, 25 gennaio 2020 (Libia, terminal petroliferi bloccati).

5) www.huffingtonpost.it/ (La sfida di Haftar verso Berlino, 18/01/2020).

6) Il fatto quotidiano, 30/01/2020.

7) Zie noot 2.

8) www.focus.it/comportamento/economia/che-cose-la-nuova-via-della-seta-cina, 1/3/2019; www.ispionline.it/pubblicazione/sempre-piu-cina-nel-golfo-e-nord-africa-24937, 29/1/2020.

9) www.unitrespoleto.it/2019/04/04/conferenza-di-antonio-cordani-la-libia-di-ieri-oggi-e-domani/.

10) www.agenzianova.com/a/0/2468298/2019-06-01/libia-liberato-il-capo-del-sindacato-del-settore-petrolifero

 

ICP: Wat betekent de oorlog in Libië voor de arbeidersklasse?

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s