Een kritiek op Wagners ‘Stellingen over het bolsjewisme’
Hoe Wagner zich net als de bolsjewiki vergist in de agrarische kwestie

Net zoals Wagner de destijds in de sociaaldemocratie en onder communisten gangbare opvatting van de revolutie in Rusland overneemt als een geheel of gedeeltelijk burgerlijke revolutie naar het historische voorbeeld van de Westeuropese ontwikkelingen, zo doet hij dat ook in de agrarische kwestie. Men dacht dat in de landbouw net als in de industrie processen van schaalvergroting, mechanisering en proletarisering zouden plaatsvinden waardoor de landarbeiders zich zouden aansluiten bij de socialistische industriearbeiders. Socialisatie van de landbouw werd opgevat als nationalisatie van de grond en door de staat gestuurde agrarische productie. De boeren werden gezien als een conservatieve of zelfs reactionaire bevolkingslaag omdat deze vasthielden aan het kleinburgerlijke grondbezit, of – zoals in Rusland – omdat zij streefden naar verdeling van het grootgrondbezit onder de de boeren. In de Russische sociaaldemocratie, zowel bij mensjewiki als bij bolsjewiki, overheerste zelfs een uitgesproken vijandige houding ten opzichte van de boeren, waar Marx juist voor de grootst mogelijk voorzichtigheid had gepleit.
Het bijzondere van de bolsjewiki was hun wisselende tactiek ten opzichte van de boeren, die Wagner terecht in verband brengt met hun streven naar regeringsmacht in een overwegend agrarisch land. De mensjewiki klaagden met name de eis van opheffing van het grootgrondbezit aan als opportunistische tactiek waarmee de bolsjewiki de boeren achter hun politiek schaarden. Zoals bekend sloot Rosa Luxemburg zich bij deze kritiek aan en onderschreef de eis tot nationalisatie van de grond (Rosa Luxemburg, De Russische Revolutie, deel III), niet wetende hoe Stalin later deze eis zou realiseren. Wagner valt eveneens de mensjewistische kritiek bij, en verklaart de bolsjewistisch eis tot verdeling van de grond zelfs als in strijd met de belangen van de arbeidersklasse. De bolsjewiki waren volgens Wagner “de onvoorwaardelijke voorstanders van het klein-kapitalistische, dat wil zeggen niet het socialistisch-proletarische, belang tegen het feodale en kapitalistische grootgrondbezit” (stelling 46). Deze bewering sluit aan bij het idee binnen de Duitse en Hollandse Communistische Linkerzijde dat de Sovjet-staat niet de bestaande klassenverhoudingen handhaafde in het belang van de arbeidersklasse, maar in dat van de boerenklasse, vooral sinds de N.E.P. De latere ontwikkelingen onder Stalin laten zien dat dit standpunt onhoudbaar is. Het het staatskapitalisme is een algemene tendens van het kapitalisme in alle landen. In Rusland nam het staatskapitalisme door de unieke historische omstandigheden van een proletariaat dat een einde maakte aan de Russische oorlogsinspanning, een bijzondere vorm aan die los staat van een specifiek deel van de kapitalistenklasse.
Wagner wijst er in stelling 6 op dat het Tsarisme om militaire redenen een geforceerde industrialisatie op gang had gebracht. Door de geschiedenis die volgde op Wagners stellingen, de betrokkenheid van Rusland in de Tweede Wereldoorlog en de daaropvolgende vorming van een imperialistisch blok, kunnen we nu de imperialistische noodzaak benadrukken van zowel de industrialisatie door de Tsaristische staat als die door de Sovjet-staat. Net zoals het Tsarisme aan de boeren meerarbeid onttrok voor de opbouw van een oorlogsindustrie, wilde Lenin in 1920 bij de introductie van de N.E.P. via de levering van wodka en textiel aan de boeren waarde onttrekken voor een versnelde staatskapitalistische industrialisatie. ([28]) Wagner draait dit voorstel om door te beweren dat de bolsjewiki aan de arbeiders onttrokken meerwaarde doorsluisden naar de boeren (stelling 59). Deze bewering volgt weliswaar de logica dat de Sovjet-staat de belangen van de klasse der boeren diende, maar is in strijd met de werkelijkheid van de uitpersing en onderdrukking van zowel de meeste boeren als van de arbeidersklasse door het Russische staatskapitalisme.
Het is merkwaardig dat de G.I.C. het standpunt van Wagners (in feite door alle ‘marxisten’ gedeeld) van de wenselijkheid socialisatie van de landbouw door nationalisatie van de grond in Rusland niet heeft bekritiseerd. De G.I.C. hield er immers een ander standpunt op na dan de in de sociaaldemocratie gangbare visie. Reeds in 1904 was het Gorter opgevallen dat de voorspelde schaalvergroting van de landbouw naar voorbeeld van die in de industrie niet werd bevestigd door de ontwikkelingen in Nederland. [29] Gorter wees in 1920 in zijn Open brief aan partijgenoot Lenin op het betrekkelijke belang van de boeren en hun verschillende houding in de revolutie in Oost en in West:
“Er is een reusachtig verschil tussen Rusland en West-Europa. Over het geheel wordt de betekenis van de arme boeren als revolutionaire factor van het Oosten naar het Westen steeds kleiner. In delen van Azië, in China, in India zou deze klasse, als daar een revolutie uitbrak, geheel de doorslag geven. In Rusland vormt zij voor de revolutie een onontbeerlijke, ja de hoofdfactor, in Polen en de staten van Midden-Europa is zij voor de revolutie nog van belang, maar hoe verder men naar het Westen komt, des te vijandiger staat zij tegenover de revolutie.” [30]
Eind jaren 1920 ondernam de G.I.C. een vergelijkende studie naar de ontwikkelingen in de landbouw in diverse Europese landen. Daaruit bleek dat in de landen met de meest productieve landbouw niet het grootbedrijf maar het agrarische kleinbedrijf overheerste. In die landen was het boeren kleinbedrijf geheel opgenomen in de kapitalistische warenproductie en maakte het deel uit van een agro-industriële sector door specialisatie op een beperkt aantal producten, door zijn banden met industriële toeleveranciers van kunstmest, veevoer, bestrijdingsmiddelen, door zijn banden met afnemers zoals veilingen, zuivelfabrieken, slachthuizen, groothandels- en grote detailhandelsbedrijven, door zijn banden tenslotte met de landbouwuniversiteiten en de banken. Boerencoöperaties bleken vaak een belangrijke rol te spelen in deze banden en vervreemden zich van hun leden op dezelfde manier als de vakbonden en parlementaire arbeiderspartijen van de werknemers. Deze feitelijke ontwikkeling was in strijd met de staatskapitalistische opvatting van het socialisme. Uit haar studie trok de G.I.C. de volgende belangrijke politieke conclusie:
“De sociale revolutie welke het communisme ziet als het leggen van een nieuwe bewegingswet voor de productencirculatie, heeft de boeren echter wel wat te bieden. Behalve de bevrijding van alle pachten, hypotheken en bedrijfsschulden, brengt de gelijkmatige verdeling van het maatschappelijk product de directe volkomen gelijkstelling van stad en land, wat in de praktijk op een bevoordeling van de boer uitloopt. Het landbouwproletariaat, deze paria’s der kapitalistische samenleving, maakt echter een geweldige sprong vooruit, zodat het er alle belang bij heeft, de landbouw bij de communistische productie in te schakelen.” [31]
Het hierboven al vastgestelde volkomen fiasco van de grootschalige staatskapitalistische Sovjet-landbouwpolitiek via Sovchosen en Kolchozen bevestigt niet alleen de juistheid van de opvattingen van de G.I.C., maar ook de onjuistheid van het standpunt van Wagner. Dit is een belangrijke aanwijzing dat de tekst van Wagner niet kan doorgaan als tekst van de G.I.C., ook al heeft zij de verspreiding ervan opgenomen omdat ze het daarmee gedeeltelijk eens was.
Conclusies
Het zal de lezer inmiddels duidelijk zijn dat ik het gedeeltelijk met Wagner eens ben dat het bolsjewisme ongeschikt is als theorie van de arbeidersklasse. Gedeeltelijk, want de vraag is wat men verstaat onder het bolsjewisme, of, als me wil, Leninisme, waarvan Wagner zelf herhaaldelijk naar voren brengt dat het in tactisch opzicht volomen opportunistisch is. Is het de variant van Trotsky, en zo ja van welke zich Vierde Internationale noemende organisatie? Of is het die van Stalin, die Marxisme-Leninisme is gedoopt? Of die van Mao, nu het Maoïsme meerdere stromingen kent, zowel binnen de Chinese partij als daarbuiten. Ook binnen de Communistische Linkerzijde zijn er stromingen die zich min of meer baseren op Lenin en het Bolsjewisme, en ook de G.I.C. verwees tijdens de gebeurtenissen die men Spaanse burgeroorlog noemt naar de houding van de bolsjewiki tussen Februari en Oktober 1917 in Rusland.
Wat wel als conclusie naar voren komt is dat het niet het burgerlijk karakter was van de revolutie in Rusland die onvermijdelijk leidde tot het uitschakelen van de macht van de arbeidersraden, maar de verkeerde opvatting van revolutie als deels burgerlijk, deels proletarisch. De bolsjewistisch partij wilde, gesteund door deze verkeerde maar algemeen gedeeld opvattingen, het voorbeeld volgen van de Bond van Communisten in Duitsland in 1848, maar zag niet (zoals vrijwel niemand in die tijd) dat Marx en Engels geen regeringsmacht door de Bond als minderheid nastreefden maar dat de arbeidersklasse massaal als oppositiepartij zou optreden. Het niet doorzetten van de wereldrevolutie heeft ervoor gezorgd dat deze fouten van de revolutionaire minderheid niet meer door de revolutionaire massa’s hersteld konden worden. De arbeiders in Rusland alleen waren daarvoor te zwak. Dit inzicht in de onvermijdelijke theoretische fouten die revolutionairen ook in de toekomst zullen maken, stemt tot hun bescheidenheid.
Geen enkele revolutionaire groepering kan het vraagstuk van de revolutie en contrarevolutie in Rusland vermijden. Een kritische tudie van Wagners Stellingen kan, bij een gezond wantrouwen ten opzichte van elke theorie die zich beroept op historische noodzaak, bijdragen tot een juist begrip.
Fredo Corvo, juli 2020
Noten
[28] Lenin, Report On The Substitution Of A Tax In Kind For The Surplus Grain Appropriation System.
[29] Zie Eenige opmerkingen bij de voorstellen van de agrarische commissie / Ant[on]. Pannekoek [Met een antwoord van H. Gorter], in: De Nieuwe Tijd, 9e Jg., 1904, p. 409-420.
[30] Gorter, Open brief aan partijgenoot Lenin.
[31] G.I.C., Ontwikkelingslijnen in de landbouw. Ontwikkeling van het boerenbedrijf, 1930.
basisteksten marxisme – radencommunisme
voor individuele zelfstudie, voor studie- en discussiegroepen