Deel 2 van de eerste Nederlandse vertaling van Willy Huhn: Trotski – de mislukte Stalin.
II.
Naast ROSA LUXEMBURG (1903/04) vond Lenin ook in TROTSKI een gepassioneerd criticus van zijn organisatieprincipes. Hij streed krachtig tegen zijn “kromme centralisme” en beschuldigde hem ervan de ideologische strijd te vervangen door “administratieve maatregelen”. Hij beschreef Lenin’s “kwaadaardige, moreel verwerpelijke achterdocht” als een muffe karikatuur van de tragische onverdraagzaamheid van de Jacobijnen.
“Gisteren werd de intelligentsia (dat wil zeggen de intellectuelen; Huhn) beschouwd als de drager van het socialistische bewustzijn, vandaag moet ze spitsroeden lopen onder de fabrieksdiscipline. En dat zou Marxisme moeten zijn! Dit wordt sociaal-democratisch denken genoemd! … Hun methode (die van de Jacobijnen; Huhn) was het onder de guillotine leggen van de kleinste afwijking van ideeen, onze methode is een tot uitdrukking brengen van meningsverschillen. De taken van het nieuwe regime zijn zo gecompliceerd dat ze alleen kunnen worden opgelost door de onderlinge wedijver van de verschillende methoden van economische en politieke opbouw, … van de verschillende stromingen binnen het socialisme, die noodzakelijkerwijs zullen ontstaan zodra de dictatuur van het proletariaat honderden nieuwe problemen op de agenda zet. … Ongetwijfeld: de hele internationale beweging van het proletariaat zou door het revolutionaire tribunaal (van het bolsjewisme; Huhn) van moderantisme worden beschuldigd en Marx’ leeuwenkop zou als eerste onder de guillotine vallen. … Van een regime dat, om te overleven, de beste intellectuele en praktische werkers uit de weg ruimt, zijn maar al te veel executies en te weinig brood te verwachten.”
Deze harde en hartstochtelijke kritiek op Lenin door Trotski culmineert in de beschuldiging dat Lenin in principe alleen “een dictatuur over het proletariaat wil vestigen” 1). Ook Plechanov verklaarde al in 1904 dat Lenins houding neerkomt op een Bonapartisme tegen het proletariaat!
Zou het niet redelijk zijn om aan te nemen dat een man die het Leninisme op deze manier aanviel, toen hij op het Londense partijcongres (1903) voor het eerst in de openbaarheid verscheen en die de Russische sociaal-democratische partij splitste in een mensjewistische en een bolsjewistische fractie, de Marxistische visie op de rol van de arbeidersklasse vertegenwoordigde? En een man die zijn eerste politieke roem verwierf toen hij in de eerste Russische revolutie van 1905, na de arrestatie van CHRUSTALEV-NOSSARE, de eerste voorzitter van de Petersburgse “Raad van Arbeidersafgevaardigden” (na WOLIN, een anarchist), zijn plaats innam en zo de vertegenwoordiger werd van de eerste Russische revolutie, waarmee de tsaristische minister Witte op voet van gelijkheid onderhandelde, was deze man dan niet daadwerkelijk de vertegenwoordiger geworden van de arbeidersklasse die zich in deze raden zelfstandig organiseerde? En als Trotski na het Oktober Manifest van Nicolaas II, waarmee het eerste Russische parlement (Doema) werd opgericht, zijn oorspronkelijke mensjewistische standpunt liet varen en zich aansloot bij de tactiek van de bolsjewieken om de keizerlijke Doema te boycotten, vertegenwoordigde hij dan niet de nieuwe arbeidersdemocratie tegen die van de bourgeoisie? 2)
Nou, ook hier moeten we een legende vernietigen, de legende dat het bolsjewisme identiek is aan het radenstelsel! De arbeidersraden, die voor het eerst verschenen in de Russische Revolutie van 1905/06, werden door de Russische sociaal-democratie niet in hun ware historische betekenis begrepen, zeker niet door de bolsjewistische fractie. De bolsjewieken, met hun hier reeds bekende houding ten opzichte van alle zelfstandige bewegingen van het proletariaat, eisten formeel de ondergeschiktheid van de raden aan de partij op:
“Een deel van de bolsjewieken heeft een fout gemaakt door te eisen dat de sovjets het sociaal-democratische programma officieel zou erkennen.”
Maar het is niet alleen deze bekentenis van SINOVIEV 3) die hier interessant is, maar ook de typische bolsjewistische manier waarop zeen dergelijke spontane opkomst van een nieuwe vorm van proletarische klasse-actie “verklaard” wordt. Als hij gelijk zou hebben, dan zou de arbeiders-sovjet het resultaat zijn van een mensjewistisch complot tegen de bolsjewieken:
“Jullie weten dat de raden van arbeidersafgevaardigden, de sovjets, die voor het eerst in 1905 in Petersburg verschenen, aanvankelijk niet onder onze vlag marcheerden. Aanvankelijk werden de arbeidersraden in Petersburg opgericht door een groep mensjewieken die wilden kunnen steunen op de partijloze massa’s in hun strijd tegen de ’nauwe kringen’ van beroepsrevolutionairen. Zij stelden de leuze op van de ‘raden’, en deze leuze werd overgenomen.”
Zo stelt een bolsjewiek zich de dingen voor! 4) Een politieke partij zoekt om zich heen naar partijloze massa’s waarop ze zich zou kunnen baseren, geeft ze dan de juiste leuze die hen in beweging kan brengen, deze wordt opgepakt en dan wordt er geschiedenis geschreven. De verhouding van de bolsjewieken tot de raden op het moment van hun eerste historische verschijning werd door ARTHUR ROSENBERG heel juist gekenmerkt toen hij schreef dat ze zich in de situatie van de revolutionaire beweging van 1905 “moesten neerleggen bij de arbeidersraad”, “maar ze zouden nooit zo’n instelling hebben opgericht”. 5)
Sinovjevs verdachtmaking van de mensjewieken dat ze de arbeidersraden zouden hebben aangezwengeld, is gewoon niet in overeenstemming met de historische feiten. In zijn “Onbekende Revolutie” zegt WOLIN dat de raden een spontaan massaverschijnsel waren, en dat de mensjewieken hen ook met gemengde gevoelens begroetten. Dat de mensjewieken de raden inderdaad slechts als een noodzakelijk kwaad beschouwden voor zover Rusland nog geen sociaal-democratische massapartij bezat, verklaren de twee tegenstanders van Lenin en Trotski, MARTOV en MARTYNOV. 6) De mensjewieken verwierpen, net als de Duitse “bolsjewieken” (“meerderheids”-sociaaldemocraten), de alleenheerschappij van de raden, die voor de grondwetgevende vergadering en het parlement zouden moeten terugtreden. Het is dan ook meer dan onwaarschijnlijk dat de mensjewieken de bron waren van de leuze voor de schepping van de sovjets.
Bron: Willy Huhn, Trotzki – der gescheiterte Stalin, 1952.
Wordt vervolgd
Vertaling: F.C.
[Toevoegingen van de redactie]
Noten van de auteur
1 Leo D. Trotzki, „Unsere politischen Aufgaben“, Genf 1904. Geciteerd in: Lenin, „Sämtliche Werke“, Bd. IV: „Menschewismus und Bolschewismus“, S. 6 25-6 26. En Nr. 10, S. 324-325.
2 Elias Hurwicz, „Staatsmänner und Abenteurer, Russische Porträts von Witte bis Trotzki 1891-1925“. Leipzig 1925, S. 325-326.
3 G. Sinowjew, „Geschichte der kommunistischen Partei Rußlands (Bolschewiki)“, Verlag der Komintern, Hamburg 1923, S. 124.
4 G. Sinowjew, „Vom Werdegang unserer Partei“, Verlag der Komintern, Hamburg 1920, S. 26. Vgl. ook nr. 13, p. 235.
5 Arthur Rosenberg, „Geschichte des Bolschewismus von Marx bis zur Gegenwart“, Berlin 1932, S. 40.
6 Martow-Dan, „Geschichte der russischen Sozialdemokratie“, Berlin 1926, S. 145.