Deel 11 van de eerste Nederlandse vertaling van Willy Huhn: Trotski – de mislukte Stalin
Laat me aan het einde van ons kritische onderzoek van Trotski’s polemiek tegen het driemanschap Kamenev-Zinovjev-Stalin slechts één omstandigheid noemen die ons in het bijzonder aangaat. Volgens de vooronderstellingen van de “kunst van gewapende opstand” die door Trotski is geformuleerd om een bolsjewistische partij de macht te doen grijpen, vertegenwoordigen de principes van Lenin geen speciaal, uniek fenomeen, aangezien deze alleen maar onder Russische omstandigheden noodzakelijk zouden zijn.
“Onze fundamentele en, naar onze mening, onbetwistbare overweging, volgens welke het proces van machtsoverwinning in Amerika en Europa zal stuiten op veel groter, veel bedachtzamer en hardnekkiger verzet van de heersende klasse dan de onze, verplicht ons om de gewapende opstand en de burgeroorlog inderdaad te behandelen als een kunst.”
Daarmee wordt beweerd dat de bolsjewistische opvatting van de arbeidersbeweging die zich – in Trotski’s woorden! – niet primair richt op “de grote maatstaf van de politiek“, maar eerder op “de kleine maatstaf van de oorlog“, voor de industrieel en sociaal veel hoger ontwikkelde landen van Amerika en Europa nog veel meer geldig en van belang is.
Onze gedetailleerde bestudering van het boek dat de strijd tegen het Stalinisme opende, toont dus niet de minste fundamentele afwending van het bolsjewisme, maar integendeel een zekere doctrinaire uitwerking en dogmatische consolidatie ervan. 1)
In hetzelfde jaar waarin Trotski zijn polemische werk “1917” [In het Nederlands bekend onder de titel “Lessen van Oktober“] schreef en al in een ernstig geschil verkeerde met de bolsjewistische partij (1924), die – naar zijn mening – afstand nam van het “Leninisme”, hield hij echter vol dat Lenin weliswaar niet meer leefde, maar wel het Leninisme.
“Hij leeft in de partij die hij heeft opgericht, leeft in de eerste arbeidersstaat, waar hij aan de top stond en die hij leidde.” (Geschreven in Tbilisi op 22 januari 1924)
Dit is waar de mythologisering van de leider begint, waarvan de partij de incarnatie moet zijn, begint. Net zoals de christelijke gemeenschap het lichaam van Christus vertegenwoordigt, belichaamt de bolsjewistische partij de geest, het genie van Lenin:
“Lenin was een genie, een genie wordt eens per honderd jaar geboren, en genieën als leiders van de arbeidersklasse heeft de wereldgeschiedenis er maar twee gekend: Marx en Lenin. Geen enkel genie kan worden gecreëerd, zelfs niet door een decreet van de machtigste en meest gedisciplineerde partij, maar de partij kan, voor zover mogelijk, proberen het genie te vervangen, zolang het ontbreekt, door de collectieve inspanningen te verdubbelen.”
Trotski zei dit tijdens Lenins ernstige ziekte op 5 april 1923, in zijn presentatie op het VII-de all-Russische partijcongres, d.w.z. vóór Lenins dood. Deze stelling betekent niets minder dan dat een bolsjewistische partij het grootste deel van een eeuw moet denken en handelen in plaatsvervanging van een genie! Ze moet als het ware “in de geest” van zijn stichter leven, en in het geval van Lenins partij is dit ook een vanzelfsprekendheid, aangezien ze door hem werd geschoold tot – zoals Trotski zegt – een “proletarische aristocratie“. (Wat had Lenin eigenlijk tegen de Engelse “arbeidersaristocratie”?) Zoals bekend bestaat er een ideologie van het genie, ja, de Oostenrijkse Marxist EDGAR ZILSEL sprak zelfs van een “religie van het genie”. De arbeidersbeweging moet daarvan niets hebben willen weten, want in haar “Internationale” zong ze de verzen: “Geen hoger wezen, geen god, geen keizer, geen tribuun zal ons redden; we kunnen onszelf slechts door zelf-doen verlossen van de ellende”. Trotski daarentegen, als schepper van de Lenin-mythe, is het daar niet mee eens:
“We zingen: ‘Geen hoger wezen zal ons redden’ – en ook ‘geen tribuun’ … Dat is correct, maar alleen in de laatste historische betekenis, d.w.z. voor zover de arbeidersklasse uiteindelijk ook zou winnen als Marx er niet was geweest, als Ulyanov Lenin niet was geweest. De arbeidersklasse zou de ideeën en methoden die ze nodig heeft zelf hebben uitgewerkt, maar langzamer.” 2
Maar we vernamen van Trotski dat de arbeidersrevolutie niet kan zegevieren zonder de bolsjewistische partij die Lenin heeft opgericht. En de arbeidersklasse werkte haar “methoden”, de raden, zelf uit, voor en zonder Lenin, dat wil zeggen, niet langzamer maar sneller.
Voor de bolsjewieken is het echter niet alleen een kwestie van het verkorten van de weg die de arbeidersbeweging moet inslaan om zichzelf te bevrijden van de heerschappij van het kapitaal; het gaat niet eens om de partij in de zin van Rosa Luxemburg, maar om de aanspraak op heerschappij van een nieuwe kaste die gevormd is in het vuur van een boeren-burgerlijke revolutie uit de dragers van het ‘genie van het kapitalisme’, om met Alexandra Kollontai te spreken. Ze geeft zichzelf een militaire organisatie in de bolsjewistische partij om te kunnen functioneren als de “generale staf van de wereldrevolutie” en zich zelf in de plaats de heersende klasse te stellen, zoals Lenin in september 1917 sprak, van het vervangen van de kast van de Junkers door de bolsjewistische partij. Maar men kan een partij en haar rol ook anders opvatten, namelijk zoals het pre-bolsjewistische Duitse communisme deed in de vorm van de Spartakusbund:
“De Spartakusbund is geen partij die over de massa van de arbeiders of via de arbeidersmassa tot heerschappij wil komen. De Spartakusbund is slechts het meest doelbewuste deel van het proletariaat, dat bij elke stap de hele brede massa van de arbeidersklasse op haar historische taken wijst, dat in elke fase van de revolutie het socialistische einddoel en in alle nationale kwesties de belangen van de proletarische wereldrevolutie verdedigt . …
De Spartakusbund zal nooit de regeringsmacht overnemen anders dan door de duidelijke, ondubbelzinnige wil van de grote meerderheid van de proletarische massa in heel Duitsland, nooit anders dan op grond van hun bewuste instemming met de opvattingen, doelen en strijdmethoden van de Spartakusbund. … De overwinning van de Spartakusbund is niet aan het begin, maar aan het einde van de revolutie; ze is identiek met de overwinning van de grote miljoenenmassa’s van het socialistische proletariaat.” 3
We zijn van mening dat tussen deze “Luxemburgistische” en de bolsjewistische opvatting van de rol van de partij ontwikkeld door Lenin en Trotski, een kloof bestaat als tussen fundamenteel verschillende werelden.
Zelfs nadat hij uit zijn macht was gezet, verbannen en in ballingschap, zette Trotski het principe voort dat door Lenin was geformuleerd op het 10e partijcongres (maart 1921) tegen de syndicalistische en anarchistische “afwijking”,
“dat alleen de politieke partij van de arbeidersklasse, d.w.z. de communistische partij, die in staat is om zo’n voorhoede van het proletariaat en de hele werkende massa samen te brengen, op te voeden en te organiseren, die als enige in staat is … om de gehele samengebalde actie van het hele proletariaat te leiden, d.w.z. politiek te leiden en om alle werkende massa’s via het proletariaat te leiden. Anders kan de dictatuur van het proletariaat niet gerealiseerd worden,” 4
Dit principe heeft Trotski nooit opgegeven. Hij formuleert het alleen veel beknopter als “het Leninistische principe, onschendbaar voor elke bolsjewiek”, “dat de dictatuur van het proletariaat alleen kan en moet worden uitgevoerd door een dictatuur van de partij“. Let wel: niet alleen “kan”, maar zelfs “moet”! 5) Dit betekent natuurlijk dat Trotski de partijdictatuur in het Stalinistische Rusland niet zou hebben geëlimineerd, maar alleen “de partij zou hebben vernieuwd door de dictatuur van het bureaucratische apparaat te breken” 6); de Trotskisten zouden alleen de plaats van de Stalinisten hebben ingenomen. Reeds in Alma-Ata eiste Trotski in zijn eerste verklaring aan de VI-de wereldcongres van de Comintern van 12 juli 1928, de “herintreding van de bolsjewieken-Leninisten (Oppositie) in de partij”. En in hun “Open Brief” van 1932 eisten de Trotskisten het “terugroepen van de kameraden Trotski, RAKOWSKI en alle oktoberstrijders tot de leiding van de communistische wereldpartij”. 7)
Wordt vervolgd
Bron: Willy Huhn, Trotzki – der gescheiterte Stalin, 1952.
Vertaling: F.C.
[Toevoegingen van de redactie]
NOTEN VAN DE AUTEUR
1 Leo D. Trotzki, „1917. Die Lehren der Revolution“. Mit einem Vorwort von Paul Levi, Berlin 1925, p. 15, 20-24, 58, 60-64, 69-74 en 78-79. [In het Nederlandse bekend onder de titel “Lessen van Oktober“]
2 Leo D. Trotzki, „Über Lenin. Material für einen Biographen“, Berlin 1924, p. 166, 168 en 171.
3 Rosa Luxemburg, „Was will der Spartakusbund?“, Berlin 1918, p. 13-14 des Sonderdruckes.
4 W. I. Lenin, „Ausgewählte Werke“, Bd. II, Moskau 1947, p. 806.
5 Leo D. Trotzki, „Die wirkliche Lage“, aaO, p. 100.
6 Leo D. Trotzki, „Erfolge des Sozialismus und Gefahren des Abenteurertums“, in: „Die Aktion“, XXI. Jhg., Heft 1/2, April 1931, p. 16.
7 Leo D. Trotzki, „An den VI. Weltkongreß der Komintern“, in: „Die Aktion“, XVIII. Jhg., Heft 10-12. Mitte Dezember 1928, S. 209; „Permanente Revolution“, Organ der Trotzkisten, Jhg. 1932, Nr. 6.