Deel 15 van de eerste Nederlandse vertaling van Willy Huhn: Trotski – de mislukte Stalin
V
Trotski had een jaar eerder over de rol en betekenis van de staatsmacht gezegd dat deze “geenszins een passieve afspiegeling van economische processen” was, dat zijn macht van enorme, progressieve betekenis kon zijn wanneer een revolutionaire klasse erover beschikte, hoewel zij zelfs dan noch de economische processen noch de wetten van de kapitalistische wereldeconomie kon opheffen. Maar nu was de staatsmacht niet langer in het bezit van de arbeidersklasse of haar voorhoede, maar in de macht van “het bureaucratische apparaat”. Wat nu? Speelde de Russische staatsmacht nu niet alleen een “conservatieve” maar ook een “reactionaire” rol? Wij lezen in Trotski: “De staatsmacht blijft tenslotte een wapen van de bovenbouw.”
Maar tot nu toe was gebleken dat het proletarische karakter van de planeconomie gewaarborgd werd door het feit dat de staat een arbeidersstaat was, en hij was een arbeidersstaat omdat er een dictatuur van het proletariaat bestond, en een dictatuur van het proletariaat bestond omdat zij gerealiseerd en uitgeoefend werd door de voorhoede van het proletariaat, de bolsjewistische partij. Nu de staatsmacht in handen was van het bureaucratisch apparaat, wat betekende dit voor het sociale karakter van de staatsgeplande economie, van de onderbouw[basis]? Hoe verhouden “onderbouw ” (economie) en “bovenbouw” (staat) zich dan tot elkaar in Trotski’s opvatting? Hij schrijft: “De politiek is een geconcentreerde economie.” (1) Moeten we nu, wat het wapen van de staatsmacht betreft, de bovenbouw een geconcentreerde onderbouw noemen? Dan is het staatseigendom van de productiemiddelen geconcentreerd in de staat, de staatseconomie eveneens, en zijn wij even wijs als tevoren. Maar we lezen ook in Trotski: “Stellingname ten aanzien van de economie is politiek.” Mogen we dat vertalen in: Stellingname ten aanzien van de onderbouw is politiek? Ongetwijfeld is de stellingname van de staat ten aanzien van de economie politiek, en deze stellingname onder het stalinisme – we hoorden het van Trotski zelf – is bureaucratisch, conservatief, en mogelijk zelfs reactionair. Is de “onderbouw” onaangetast gebleven door deze stellingname? Ongetwijfeld niet, want wij hebben van Trotski gehoord dat de staatsmacht geen passieve afspiegeling is van economische processen. En hoe wordt de staatsmacht actief? Trotski antwoordt: “Het wapen van de politiek is de partij.” Zoals ik al zei, een verouderd wapen, want de partij moet vernieuwd worden. En wie gaat de politiek doen als de partij faalt? We hoorden het: het bureaucratische apparaat, dat blijkbaar ook de partij als wapen gebruikt. Dus de partij is ook een wapen van de bovenbouw.
Maar het bureaucratisch apparaat bestaat ook uit mensen, “politiek wordt gemaakt door mensen en door mensen, en niets menselijks is er vreemd aan,” zegt Trotski ons. Maar deze mensen fungeren uiteindelijk wel als personificaties van maatschappelijke krachten, zelfs de partijmensen:
“De persoonlijke tegenstellingen en groeperingen in de partij waren al volledig verworden tot instrumenten van de onpersoonlijke sociale krachten. Waren tot strata en klassen geworden.”
We vatten het nu samen: Hoewel de staatsmacht geen passieve afspiegeling is van economische processen, kan zij deze niet afschaffen, maar wel op een of andere manier actief beïnvloeden. Maar zij behoort tot de bovenbouw en daarin zijn deze economische processen op de een of andere manier geconcentreerd. De politiek verschijnt als het ware als een geconcentreerde uitdrukking, als een verklaring over de economie. Daartoe maakt zij gebruik van de partij, waarvan de innerlijke tegenstrijdigheden echter alleen maar de sociaal-economische krachten weer tot uitdrukking brengen. Betekent dit niet dat we te maken hebben met het primaat van de economie?
Wordt vervolgd
Bron: Willy Huhn, Trotzki – der gescheiterte Stalin, 1952.
Vertaling: F.C.
[Toevoegingen van de redactie]
NOTEN VAN DE AUTEUR
1 Leo D. Trotzki, „Sowjetwirtschaft in Gefahr. Vor dem zweiten Fünfjahresplan“, Berlin-Neukölln November 1932, p. 19, 29, 31, 32.