Deel 17 van de eerste Nederlandse vertaling van Willy Huhn: Trotski – de mislukte Stalin
VII
In een brief die Trotski schreef na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, na de verdeling van Polen tussen HITLER en Stalin, verklaarde hij dat revoluties gewoonlijk de geografische omstandigheden niet veranderen. Daarom zou zelfs een “gezonde arbeidersstaat” de neiging hebben zich uit te breiden, en in het geval van Rusland moeten de geografische richtingen dus samenvallen met die van de tsaristische expansie. Kameraden die, op basis van het Stalin-Hitler pact, de USSR de titel van “arbeidersstaat” wilden ontnemen zouden net zo kinderachtig zijn als Stalin die een in ongenade gevallen bolsjewistische functionaris de Orde van Lenin afnam. Marxistische maatschappijleer en hysterie sloten absoluut niet op elkaar aan. Evenmin had de Stalinistische bureaucratie de Oktoberrevolutie volledig om zeep geholpen. En wat de invasie van Polen en andere Baltische gebieden door de soldaten van Stalin betreft, stond één ding vast, namelijk “een zeer progressief feit”,
“dat noch de Tsaar, noch Hitler, noch CHAMBERLAIN de gewoonte hadden of hebben om het kapitalistische eigendom in de bezette gebieden te vernietigen“.
Het is niet de expansie of de geografische richting die Trotski de “gangsters van het Kremlin” verwijt, “maar uitsluitend de bureaucratische en contrarevolutionaire methode van deze expansie, de algemene contrarevolutionaire activiteit van de bureaucratie”.
Wij leren hieruit dat een bureaucratie contrarevolutionair kan zijn, maar tegelijkertijd zeer vooruitstrevend in het afschaffen van privé-bezit in de bezette gebieden. (Zoals bekend heeft het leger van deze bureaucratie dit ook vaak “in individualistische” vormen gedaan). Maar omdat de bureaucratie contrarevolutionair is, vindt Trotski het nodig haar omver te werpen. (1) Mogen we hieruit concluderen dat de Trotskisten na de omverwerping van het Stalinisme deze zeer progressieve expansiepolitiek zouden voortzetten?
Er waren natuurlijk enkele moeilijkheden in het Trotskistische kamp zelf over dergelijke opvattingen van Trotski. Er werd tegen ingebracht dat als de contrarevolutionaire Stalinistische bureaucratie de Sovjet-Unie bestuurde, er een nieuw begrip zou moeten worden ingevoerd: de “contrarevolutionaire arbeidersstaat”. De vraag werd zelfs opgeworpen of de Stalinistische bureaucratie geen klasse was. Het antwoord op deze en andere bezwaren, gegeven door Trotski in een essay van 18 oktober 1939, is opnieuw zeer onthullend. Als het “Bonapartistische gepeupel” in Rusland een klasse zou zijn, dan betekent dit “dat het geen misgeboorte zou zijn maar een levensvatbaar kind van de geschiedenis”; als het “plunderende parasitisme” van deze bureaucratie werkelijk uitbuiting in de wetenschappelijke zin zou zijn, “dan betekent dit dat de bureaucratie een historische toekomst heeft als heersende klasse”. Dus: parasitisme kan geen uitbuiting zijn, want anders zou de bureaucratie als klasse een historische toekomst bezitten; maar het kan ook geen klasse zijn, want anders zou het een levensvatbaar kind van de geschiedenis zijn in plaats van een misgeboorte, want, zo concludeert hij vlijmscherp, wat niet mag zijn, kan niet zijn. En dit wordt nog steeds “verdediging van het Marxisme” genoemd! (Om nog maar te zwijgen van het feit dat het “kind” zijn levensvatbaarheid al bijna dertig jaar bewijst en het zich in een verschrikkelijke oorlog heeft doen gelden).
Als deze argumenten van Trotski al in kringetjes ronddraaien, wordt het ronduit komisch wanneer hij gebruik maakt van de methode van de analogie, die hier echter al eerder symbolisme is. Hij vergelijkt de Sovjet-Unie met een zwaar beschadigde maar nog te repareren auto. Bij een dergelijke auto, zegt hij, moet men nagaan welke onderdelen nog goed zijn en welke niet meer kunnen worden gerepareerd, om te weten hoe met de reparaties moet worden begonnen.
“De klassenbewuste arbeider zal een soortgelijke houding aannemen ten opzichte van de Sovjet-Unie. Hij heeft het volste recht om te zeggen dat de gangsters van de bureaucratie de arbeidersstaat hebben veranderd in een “duivel-mag-weten-wat”-staat. Maar wanneer hij van deze explosieve reactie overgaat naar de oplossing van het politieke probleem, moet hij vaststellen dat hij een beschadigde arbeidersstaat voor zich heeft, waarin de economische motor beschadigd is, maar die nog steeds loopt, en die volledig hersteld kan worden door enkele onderdelen te vervangen.”
Men kan zien dat het dialectisch denken hier, in Trotski’s geval, is gekomen tot … de auto! “Natuurlijk, dit is slechts een analogie,” merkt Trotski op. Maar de dialectische categorie van de maatschappelijke totaliteit kan hoogstens worden voorgesteld door een organisme, nooit door een mechanisme waarin het geheel de loutere som is van de mechanische wisselwerking van zijn delen. Op deze manier denken mechanisten en … organisatoren!
Zo beweert Trotski, niet geschokt door de bezwaren van de oppositie, niet alleen dat zelfs een “arbeidersstaat” een contrarevolutionaire rol kan spelen op het internationale toneel, maar dat hij ook imperialistisch is in de traditionele (niet-Marxistische) zin:
“De drijvende kracht achter de Moskouse bureaucratie is ongetwijfeld de neiging om haar eigen macht, prestige en inkomsten uit te breiden. Dit is het basisingrediënt van ‘imperialisme’ in de ruimste zin van het woord, een basisingrediënt dat alle monarchieën, oligarchieën, heersende kasten, middeleeuwse staten en klassen in het verleden heeft gekenmerkt”.
Maar als (met Lenin) onder imperialisme wordt verstaan “de expansionistische politiek van het financieel kapitaal”, dan is dat niet identiek aan de buitenlandse en oorlogspolitiek van de “Bonapartistische bureaucratie”. De juiste definitie is;
“politiek van een Bonapartistische bureaucratie van een ontaarde arbeidersstaat in imperialistische omsingeling.”
Maar met betrekking tot het pact tussen Stalin en Hitler legt Trotski uit dat onder bepaalde omstandigheden, tot op zekere hoogte, in een bepaalde vorm, “de steun van dit of dat imperialisme onvermijdelijk is, zelfs voor een volkomen gezonde arbeidersstaat,” juist vanwege de onmogelijkheid om de ketenen van de imperialistische wereldverhoudingen te breken, om die imperialistische omsingeling te doorbreken. Dit is dus de verklaring van Trotski voor de alliantie tussen Hitler-Duitsland en Stalins Rusland van 23 augustus 1939. Hij geeft toe dat Moskou “nu bezig is” om “Hitlers plunderingspolitiek te dekken”. Maar, voegt hij eraan toe, zelfs dit verandert de USSR nog niet in een imperialistische staat (d.w.z. in de zin van het expansionistische beleid van het “financieel kapitaal”). Trotski gaat tenslotte even ver in de verdediging van het Stalinistische Rusland, dat geallieerd is met nazi-Duitsland, als WALTER ULBRICHT destijds in februari 1940 in de “Welt” (Stockholm) deed:
“Als Engeland en Frankrijk morgen Leningrad en Moskou zouden bedreigen, zouden de Franse en Engelse arbeiders de meest doortastende maatregelen moeten nemen om het zenden van troepen en militaire voorraden te verhinderen. Als Hitler zich door de materiele logica gedwongen ziet militaire steun aan Stalin te sturen, zouden de Duitse arbeiders daarentegen weinig reden hebben om in deze bijzondere situatie te staken of sabotage te plegen. Ik hoop dat niemand een andere oplossing voorstelt.”
Maar als, bijvoorbeeld, Hitler een poging zou doen om de door Stalin geregeerde Oekraïne in te nemen, zou de IV-de Internationale verklaren: “Tegen Hitler zullen wij dit door Stalin geknechte Oekraïne verdedigen.” De “onvoorwaardelijke verdediging van de USSR” behoort juist tot zijn programma, en volgens Trotski betekent dit,
“dat wij de sociale basis van de Sovjet-Unie zullen verdedigen, ongeacht de oorzaken en redenen van de oorlog, wanneer deze bedreigd wordt door gevaar van de kant van het imperialisme.”
Deze verdediging verwijst expliciet en uitsluitend naar de “arbeidersstaat” USSR en naar “die dingen daarin die bij een arbeidersstaat horen”. Maar hebben we niet gezien hoe slecht daarmee gesteld is? Trotski eist echter van de arbeiders van de imperialistische staten dat zij “het belang van de verdediging van de Sovjet-Unie (of dat van de koloniale revoluties) niet uit het oog mogen verliezen”. Trotski ziet hierin tenminste de theoretische mogelijkheid (1939!) van de volledige nederlaag en teloorgang van de internationale arbeidersbeweging, in welk geval ook de Sovjet-Unie een uitbuitende maatschappij zou moeten worden in de vorm van “bureaucratisch collectivisme”. Indien de reactionaire krachten in de samenleving de overhand krijgen, zou er slechts de mogelijkheid van barbarendom, resten:
“fascisme enerzijds, ontaarding van de Sovjet-staat anderzijds, schetsen de sociale en politieke vorm van het nieuwe babarendom.”
Maar deze mogelijkheid als onvermijdelijk beschouwen zou overeenkomen met een opvatting van het diepste historisch pessimisme. Volgens Trotski was daar in 1939 nog geen aanleiding toe, waarbij hij verwees naar het gesprek tussen COULONDRE en Hitler dat gepubliceerd werd in de wekelijkse editie van de Franse krant “Paris-Soir” van 31 augustus 1939. De Franse Ambassadeur, in het laatste gesprek voor zijn vertrek, waarschuwde Hitler voor Stalin’s dubbelhartigheid en vertelde hem:
“De echte overwinnaar (in geval van oorlog) zal Trotski zijn. Heeft u daarmee rekening gehouden?”
En Hitler geeft het “verbazingwekkende” antwoord, “Ik weet het,” alsof het een kwestie is die allang beslist is.
Trotski vindt dit gesprek waarschijnlijk zo vreemd omdat hij het als volgt interpreteert: de vertegenwoordigers van het barbarendom twijfelen er niet aan “dat hun barbarendom verslagen zal worden door de socialistische revolutie”. Hij meent dat Coulondre slechts een persoonlijke naam heeft gegeven aan het spook van deze revolutie. (2) Wat zou Trotski in 1951 gezegd hebben over het feit dat op de Tweede Wereldoorlog niet de socialistische revolutie volgde en evenmin het Trotskisme zegevierde?
Wordt vervolgd
Bron: Willy Huhn, Trotzki – der gescheiterte Stalin, 1952.
Vertaling: F.C.
[Toevoegingen van de redactie]
NOTEN VAN DE AUTEUR
1 Leo D. Trotzki, Brief an den Genossen Sherman Stanley, unterzeichnet „Crux“, gedateerd op 8 oktober 1939.
2 Leo D. Trotzki, „Aber und abermals über die Natur der Sowjetunion. Psychoanalyse und Marxismus“, gedateerd op 18 oktober 1939.