De kritiek van Burnham en Shachtman op Trotski

Deel 18 van de eerste Nederlandse vertaling van Willy Huhn: Trotski – de mislukte Stalin

VIII

In het jaar van zijn vermoording (1940) publiceerde Trotski een “Open Brief” aan kameraad James Burnham, die, samen met kameraad Shachtman, de oppositie tegen Trotski begon door het karakter van de Stalinistische staat aan de orde te stellen. (Wij staan hier voor het embryonale stadium van zijn “revolutie der managers”.) Uit deze brief is hier slechts één punt van belang: Trotski beweert namelijk (onder verwijzing naar het Parijse orgaan van de Mensjewieken) “dat de opmars van het Rode Leger (in Polen; Huhn) vergezeld ging van een golf van revolutionaire opstand” die zich uitbreidde tot de Roemeense boeren, en dat de Russische invasie een burgeroorlog vormde, hoewel deze “van buitenaf met bajonetten werd ingevoerd” en gecontroleerd werd door de Moskouse bureaucratie. (1) Maar aangezien Trotski de oppositie van Burnham en Shachtman en haar stellingen:

  • dat de buitenlandse politiek van het Kremlin “imperialistisch” is;
  • de USSR niet langer “onvermijdelijk” gesteund kan worden, grondiger behandelde in zijn polemisch artikel “Van een schrammetje tot een kankergezwel” een paar weken later, zullen wij meteen overgaan tot een onderzoek ervan en er een beschouwing over geven.

Uit het geschrift van Trotski blijkt in de eerste plaats dat Shachtman Trotski van het volgende beschuldigt: ten eerste dat hij een aanhanger is van bureaucratische revolutie in plaats van revolutie door de massa’s; ten tweede dat hij uiting geeft aan een neiging tot capitulatie voor het Stalinisme. Trotski daarentegen beschuldigt Shachtman er vooral van “in de voetsporen van Burnham te zijn getreden”, deze “priester van de burgerlijke wetenschap”. Maar ter zake. Waarmee te beginnen?

Laten we beginnen met Shachtman die Trotsky herinnert aan die polemiek waarin Lenin tegenover Trotsky het bestaan van een zuivere “arbeidersstaat” ontkende en verklaarde dat Trotsky zijn fout van 1920 herhaalde bij het bespreken van de positie van de vakbonden ten opzichte van de Sovjetstaat. Trotski verdedigde zich eerst door te zeggen dat Lenin deze definitie van de Sovjetstaat van 30 december 1920 op 19 januari 1921 als volgt had gecorrigeerd:

“Ik had moeten zeggen: ‘De arbeidersstaat is een abstractie. In werkelijkheid hebben we een arbeidersstaat, ten eerste met de eigenaardigheid dat in het land niet de arbeiders- maar de boerenbevolking overheerst; en ten tweede een arbeidersstaat met bureaucratische uitwassen.'”

Trotski spreekt van een “belangrijke fout in de uitdrukking over de definitie van de aard van de sovjetstaat” en kan daarmee eigenlijk alleen maar bedoelen dat Lenin eerst zei dat men in werkelijkheid geen arbeidersstaat had maar een arbeiders- en boerenstaat. (2) De rectificatie bestaat er dus strikt genomen alleen uit dat de arbeidersstaat niet tegelijkertijd ook een boerenstaat is. Voor het overige is Trotski van mening dat Lenin zich vergist heeft in zijn toenmalige argument tegen hem, want “er was geen verschil van mening tussen ons over de definitie van de Sovjetstaat”. Wat doorslaggevend was, zei hij, was veeleer dat de definitie van 1920/21 “onveranderd concreet” (wat een dialectiek!) bleef tot op de dag van vandaag (1940) en, in samenhang met de verdediging van de USSR tegen het imperialisme, het proletariaat nog steeds verplichtte de bestaande Russische staat te verdedigen.

Shachtman betoogde tegenover Trotski dat het in verband met het vakbondsprobleem in 1920-21 juist daaruit bestond de vraag naar het karakter van de in de Sovjet-Unie bestaande staat aan de orde te stellen; het was nu even juist met betrekking tot de in september 1939 uitgebroken oorlog. Men kon de vergevorderde graad van ontaarding van het Sovjetregime niet blijven behandelen als niet doorslaggevend onder verwijzing naar het intacte “bestaan van genationaliseerd eigendom”. Ongetwijfeld heeft Shachtman hiermee Trotski’s standpunt op de meest pijnlijke plek geraakt.

Dit brengt ons terug bij het complex: privé-eigendom en staatseigendom, de onderlinge verhouding van economie en politiek. Heeft Trotski intussen, op grond van zijn discussie met Burnham en Shachtman, zijn al naar voren gebrachte opvattingen gewijzigd? Laten we eens zien. Wij vinden in zijn polemiek een gedeelte getiteld: “Het abstracte en het concrete: economie en politiek.” Hier verklaart hij dat het tijdverspilling van Shachtman is om te proberen te bewijzen dat genationaliseerd eigendom niet op zichzelf, automatisch, ogenblikkelijk en rechtstreeks het beleid van het Kremlin bepaalt. Want de “vormen van eigendom bepalen” slechts “door een hele reeks intermediaire factoren en interrelaties niet alleen de politiek, maar het hele intellectuele leven”. We hebben bij Trotski al de zinsnede gelezen: “economische of eigendomsverhoudingen” (1929). Ook hier lijken de eigendomsvormen gelijk te zijn gesteld met de vormen van economie. Het nationaal eigendom zou niet rechtstreeks de politiek van het Kremlin kunnen bepalen, al was het maar omdat er een tegenstelling bestond tussen de sociale basis die door de Oktoberrevolutie was gelegd en de tendensen van de “bovenbouw” van de staat; hij – Trotski – had zeventien jaar geleden (1923) al openlijk gewezen op de groeiende tegenstelling tussen die twee. Stap voor stap had hij de groeiende onafhankelijkheid van de bureaucratie van het proletariaat en haar toenemende afhankelijkheid van andere klassen en groeperingen, “zowel binnen als buiten het land”, opgespoord en geconstateerd. Op het eind van zijn polemisch geschrift verklaart Trotski zelfs:

“De heerschappij van de Stalinistische bureaucratie zou ondenkbaar zijn zonder de GPU, het leger, de rechtbanken, enzovoorts. De Sovjetbureaucratie steunt Stalin juist omdat hij de bureaucraat is die haar belangen het best behartigt.”

Welk belang heeft het dan, dat Trotski in 1932 de sovjetbureaucratie, zoals wij ons herinneren, omschreef “als een systeem van levende invloed van de massa’s op de economische structuur”? Ondanks deze groeiende afhankelijkheid van de Stalinistische bureaucratie van andere klassen (welke?) en de toenemende onafhankelijkheid van de arbeidersklasse, wil Trotski de stelling van de “arbeidersstaat” maar niet loslaten. Zijn redenering verraadt al zijn bolsjewistische (etatistische) doctrinarisme:

“Maar als … de USSR volledig was opgehouden een arbeidersstaat te zijn, zou er geen politieke revolutie nodig zijn (alleen tegen de ‘Sovjetbureaucratie’, Huhn) maar een sociale revolutie.”

Een sociale revolutie daarentegen verandert de economische structuur door een heersende klasse omver te werpen. De consequentie daarvan, die Trotski verwerpt, is de Stalinistische bureaucratie op te vatten als een nieuwe heersende klasse en haar systeem als een andere economische structuur. (Burnham trok deze conclusie en ontwikkelde zijn theorie van de revolutie der managers).

Wordt vervolgd

Bron: Willy Huhn, Trotzki – der gescheiterte Stalin, 1952.

Vertaling: F.C.

[Toevoegingen van de redactie]

NOTEN VAN DE AUTEUR

1 Leo D. Trotzki, „Offener Brief an den Genossen Burnham“, Coyoacuan D. F. , 7. januar i1940.

2 Zie W. I. Lenin, „Sämtliche Werke“, Bd. XXVI: „Vom Kriegskommunismus zur Neuen ökonomischen Politik 1920-1921“, Moskou 1940, p. 83 en 108.

De kritiek van Burnham en Shachtman op Trotski

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s