De staatsgreep van oktober 1917

Zesentwintigste en laatste deel van de eerste Nederlandse vertaling van Willy Huhn: Trotski – de mislukte Stalin

De voorbereiding

“Lenin was van mening dat de machtsovername noodzakelijk was om niet de leiding te verliezen over de elementaire krachten van de revolutie, die reeds naar hun ontlading streefden in anarchistische vormen. Zodra dit is gebeurd, zo zei hij, zal het mogelijk zijn het oude leger te demobiliseren, het grootgrondbezit te liquideren en tenslotte een begin te maken met de socialisatie van de belangrijkste industrieën. …

Lenins opvatting zegevierde. Op een geheime vergadering van het Centraal Comité van de partij van de bolsjewieken rond half oktober werd besloten de arbeiders van Petrograd, het garnizoen van de stad en de matrozen van Kronstadt opdracht te geven de regering van Kerenski te arresteren en het aanstaande II-de Sovjetcongres uit te roepen tot de drager van de opperste macht in de republiek. De teerling was geworpen.” (Uit: M. PHILIPS PRICE, correspondent van de “Manchester Guardian,” “Die russische Revolution. Erinnerungen aus den Jahren 1917-1919”, Hamburg 1921, p. 173.)

“De bolsjewieken hebben de Russische Revolutie niet gemaakt, maar Lenin en Trotski beseften dat om twaalf uur het grote anarchistische oproer zou komen. Daarom kondigden zij vijf minuten voor twaalf de bolsjewistische opstand af, waardoor de indruk werd gewekt dat de monsterlijke gebeurtenis om twaalf uur op hun bevel tot stand was gekomen. Zo kregen zij de autoriteit om voortaan Rusland te leiden.” (Uit: Arthur Rosenberg, “Geschichte des Bolschewismus”, op. cit., blz. 101.)

“Onder ons in het Centraal Comité en onder de hoogste leiders van de Partij – schreef hij (Lenin, Huhn) op 29 september (volgens de oude kalender, Huhn) – heerst de stroming en de opvatting dat we beter het Sovjet-Congres kunnen afwachten dan onmiddellijk de macht te grijpen. Deze stroming en deze opvatting moeten bestreden worden,” Begin oktober (volgens de oude kalender, Huhn) schrijft Lenin: “Aarzelen is een misdaad, wachten op het Sovjet-congres is een kinderachtig spel van formalisme, een verraad aan de revolutie.” (Uit: Trotski, “1917,” op. cit., blz. 59.)

“Op de 3e (november, volgende de nieuwe kalender, Huhn) vond, eveneens achter gesloten deuren, een andere historisch belangrijke bijeenkomst van de bolsjewistische leiders plaats. Op de hoogte gebracht door SALKIND, wachtte ik in de gang bij de deur, en toen WOLODARSKI kwam, hoorde ik van hem wat er aan de hand was. Lenin zei: ‘6 november is te vroeg. We hebben een Al-Russische basis nodig voor de opstand. Op 6 november zullen nog niet alle afgevaardigden naar het congres zijn gekomen. 8 November daarentegen zou te laat zijn. Tegen die tijd zal het Congres zijn gevormd, en het is moeilijk voor een groot, georganiseerd orgaan om snel en besluitvaardig op te treden. We moeten in actie komen op de 7-de, wanneer het Congres bijeenkomt, zodat we tegen het Congres kunnen zeggen: “Hier is de macht. Wat denk je ermee te doen?” (Uit: JOHN REED, “Zehn Tage, die die Welt erschütterten”, 3e druk., Hamburg, 1922, blz. 39-40.)

“Het was onder deze omstandigheden dat de beroemde nachtelijke vergadering van het Centraal Comité eind september of begin oktober (volgens de oude kalender, Huhn) plaatsvond in de woning van de Zukhanovs. Lenin kwam daar, vastbesloten ditmaal om een besluit door te voeren waarin geen plaats meer was voor twijfel, aarzeling, getreuzel, passiviteit en afwachten. Maar nog voordat hij de tegenstanders van de gewapende opstand aanviel, begon hij te schelden op degenen die de opstand in verband brachten met het Tweede Radencongres. Iemand had hem mijn woorden meegedeeld: ‘Wij hebben de opstand al voor 25 oktober vastgesteld’. Ik had deze uitdrukking zelfs een paar keer gebruikt tegen die kameraden die de weg van de revolutie zochten in het voorparlement en in een ‘uitdrukkelijke’ bolsjewistische oppositie in de grondwetgevende vergadering. ‘Als het in meerderheid bolsjewistische Radencongres niet de macht grijpt,’ zei ik, ‘veroordeelt het bolsjewisme zichzelf tot ontbinding. Naar alle waarschijnlijkheid zal de grondwetgevende vergadering dan ook niet bijeengeroepen worden. Als wij, na alles wat vooraf is gegaan, het Radencongres bijeenroepen met een meerderheid voor ons die op voorhand verzekerd is, verplichten wij ons daarmee publiekelijk om niet later dan 25 oktober de macht te grijpen’. Vladimir Iljitsj ging tegen deze datum vreselijk te keer. De kwestie van het IIe Radencongres, zo zei hij, interesseerde hem in het geheel niet. Wat voor betekenis had het Congres? Of het er überhaupt van zou komen? En wat zou het Congres in dat geval zelf kunnen doen? Het was nodig om de macht te grijpen, zei hij, maar niet om zich te binden aan het Radencongres. Het was belachelijk en dwaas om de dag van de opstand aan de vijand aan te kondigen. In het beste geval kan 25 oktober een maskerade zijn, maar de opstand moet absoluut van tevoren en onafhankelijk van het Radencongres in gang worden gezet. De partij moet gewapenderhand de macht grijpen, en dan zullen we het hebben over het Radencongres. … ‘In ieder geval,’ verklaarde Lenin nadrukkelijk, ‘moet de verovering van de macht voorafgaan aan het Radencongres, anders zullen jullie uit elkaar gedreven worden en zullen jullie helemaal geen Radencongres krijgen’.” (Uit: Trotski, “Über Lenin”, op. cit., blz. 77-79.)

Trotski’s rol in de staatsgreep van oktober 1917

“Toen de meerderheid van de Petersburgse Sovjet in handen van de bolsjewieken was overgegaan, werd Trotski tot voorzitter gekozen, en in die functie organiseerde en leidde hij de opstand van 25 oktober.” (In de „Anmerkungen“ bij de XIV-de band van de „Gesammelte Werke“ van Lenin, geciteerd in in Trotski, ‘Die wirkliche Lage in Rußland’, op. cit. blz. 175.)

“De Petersburgse Sovjet, die geheel onder bolsjewistische invloed stond (via Trotski’s groep, Huhn), vormde een militair-revolutionair comité, en alle troepen van de hoofdstad verklaarden dat zij alleen dit comité zouden gehoorzamen en niet langer de Generale Staf. De drijvende kracht van het militair-revolutionaire comité was Trotski. Met dat besluit van de Petersburgse troepen had de revolutie in de hoofdstad eigenlijk al gezegevierd voordat er ook maar één schot was gelost”. (Uit: Arthur Rosenberg, “Geschichte des Bolschewismus”, op. cit., blz. 109/110.)

“De tijdelijke (voorlopige, Huhn) regering wilde van de garnizoenstroepen af. De soldaten wilden niet naar het front. – Wij hebben deze natuurlijke weigering een politieke uitdrukking gegeven, een revolutionair doel, een ‘wettelijke’ dekmantel. Op deze manier bereikten we een ongewone eenheid binnen het garnizoen en verenigden we het met de arbeiders van Petrograd.” (Uit: Trotski, “1917,” op. cit., blz. 62.)

“Het hele werk van de praktische organisatie van de opstand werd uitgevoerd onder de onmiddellijke leiding van de voorzitter van de Petrogradse Sovjets, kameraad Trotski. Men kan gerust stellen dat de partij de snelle overgang van het garnizoen naar de kant van de Sovjets en de moedige uitvoering van het werk van het Revolutionaire Soldatencomité hoofdzakelijk en bovenal te danken heeft aan kameraad Trotski.” (Stalin, “De rol van de meest vooraanstaande partijleiders,” Pravda, 6 november 1918).

Maar in 1925 schreef Stalin in zijn anti-Trotski boek ‘Trotskisme en Leninisme’:

“Ik moet zeggen dat kameraad Trotski geen speciale rol in de Oktoberopstand speelde en ook niet kon spelen, omdat hij als voorzitter van de Sovjet van Petrograd eenvoudigweg de wil uitvoerde van het bevoegde partijgezag, dat hem bij elke beweging leidde…. Kameraad Trotski speelde geen speciale rol, noch in het partijleven, noch in de Oktoberopstand, en dat kon hij ook niet, omdat hij in de Oktoberperiode nog een betrekkelijk nieuwkomer in de partij was”.

“Kameraad Stalin probeert nu, met de hulp van JAROSLAVSKIJ, een nieuwe geschiedenis van de organisatie van de Oktoberopstand op te bouwen op basis van het feit dat de partij destijds een actief comité voor het geplande verloop van de opstand had opgericht, waarvan, naar het schijnt, Trotski geen deel uitmaakte. Maar Lenin was ook geen lid van dit comité, en dit alleen al toont aan dat het comité slechts een zeer ondergeschikte organisatorische betekenis had. Het speelde geen enkele onafhankelijke rol. De legende van dit comité is ontstaan om de eenvoudige reden dat Stalin er lid van was. … Maar hoe hard ik ook mijn best deed om het me te herinneren, ik kon geen antwoord geven op de vraag wat de rol van Stalin was in die beslissende dagen. Niet een keer heb ik me tot hem gewend voor advies of samenwerking. Ook toonde hij niet het minste initiatief. Nooit heeft hij een onafhankelijk voorstel gedaan.” …

“Stalin en Jaroslavskij hebben… met veel moeite geprobeerd te bewijzen dat het door de partij ingestelde actieve comité, bestaande uit de kameraden SWERDLOV, Stalin, TSJERSJINSKY, BUBNOV en URIZKY, zogezegd het hele verloop van de opstand had geregisseerd. Stalin wees er op alle mogelijke manieren op dat Trotski geen lid van dat comité was geweest. Maar helaas verscheen … in ‘Pravda’ van 2 november 1927 … een nauwkeurig uittreksel uit het verslag van het Centraal Comité over de periode van 16 tot 29 oktober 1917. Het Centraal Comité richt een militair revolutionair centrum op met de volgende leden: Sverdlov, Stalin, Bubnov, Oritzki en Tsjersjinski. Dit centrum moet een essentieel onderdeel worden van het Revolutionaire Sovjet Comité. Het Revolutionaire Sovjet Comité is het militair-revolutionaire comité opgericht door de Sovjet van Petrograd. Er bestond geen ander lichaam voor de leiding van de opstand. Deze vijf door het Centraal Comité gekozen kameraden zouden als aanvulling deel gaan uitmaken van de staf van datzelfde Revolutionaire Soldaten Comité, waarvan Trotski voorzitter was. Het zou toch overbodig zijn geweest Trotski opnieuw toe te laten tot de staf van een organisatie waarvan hij reeds voorzitter was!” (Uit: Trotski, „Die wirkliche Lage in Rußland“, III-de deel: “Stalin fälscht Geschichte”, op. cit., blz. 175-178).

“Op 4 november woonde ik de vergadering bij van het Voorparlement in het Marinski Paleis. … In de wandelgangen ontmoette ik een vooraanstaand lid van de Sociaal Revolutionaire Partij, van wie ik vernam dat volgens hun informatie de bolsjewistische staatsgreep slechts een kwestie van dagen was. In de post- en telegraafkantoren waren al bolsjewistische gevolmachtigden aangesteld, zei hij, terwijl de schildwachten iedereen doorlieten die bolsjewistische leuzen uitsprak, maar de ambtenaren van de regering-Kerenski met een frons aankeken”. (Uit: M. Philips Price, “Die Russische Revolution”, op. cit., blz. 174/175.)

“Op 24 oktober (volgens de oude kalender, Huhn) bezette het Militair Revolutionair Comité de telefooncentrale van Petersburg. In de nacht naar de 25-ste volgde de bezetting van andere openbare gebouwen. Op de 25-ste werd het Winterpaleis, de zetel van de regering, ingenomen. De ministers werden gearresteerd. Kerensky vluchtte. Op dezelfde dag kwam zoals gepland het All-Russische Radencongres bijeen. Toen de inname van het Winterpaleis aan haar werd gemeld, verliet de regeringsgezinde minderheid de zaal. De meerderheid riep in de geest van de bolsjewieken de machtsovername door de raden uit.” (Uit: Arthur Rosenberg, “Geschichte des Bolschewismus”, op. cit., blz. 110.)

Hoe de Oktoberopstand verliep

“Terwijl de hele wereld verwachtte dat de bolsjewieken op een morgen plotseling op straat zouden verschijnen om iedereen met een witte kraag neer te schieten, verliep de opstand in werkelijkheid heel anders, heel natuurlijk en in alle openbaarheid.” (Uit: John Reed, „Zehn Tage, die die Welt erschütterten“, op. cit., blz. 35.)

“Omstreeks vier uur ’s morgens (de dag dat het Radencongres bijeenkwam, Huhn) ontmoette ik in de vestibule ZORIN met een geweer. ‘We marcheren,’ zei hij kalm, maar klaarblijkelijk tevreden. ‘We hebben de assistent-minister van justitie en de minister van cultuur aangehouden; ze zitten in de kelder. Eén regiment is naar de telefooncentrale gegaan, een ander naar het telegraafkantoor, en een derde naar de Staatsbank. De Rode Garde is ook onderweg’. Toen we de Smolny-trap opliepen, zagen we de Rode Garde voorbijkomen: jonge kerels in arbeiderskleren, met geweren en bajonetten in de aanslag, opgewonden met elkaar pratend.” (Uit: J. Reed, ibid, blz. 53-54.)

“De volgende keer dat ik Lenin ontmoette was al op de dag van 25 oktober in de Smolny zelf. Op welk tijdstip? Ik heb er geen idee meer van. Het moet al tegen de avond geweest zijn. … Ik begon hem te vertellen dat de militaire operaties al behoorlijk gevorderd waren en dat wij op dit moment al een flink aantal belangrijke punten in de stad in handen hadden. … Hongerig stortte hij zich op al deze details van de opstand. .. Ik herinner mij de diepe indruk die op Lenin werd gemaakt door de mededeling dat ik op schriftelijk bevel een compagnie van het Pavlovsky-regiment had uitgezonden om de verschijning van onze partij- en sovjet-krant veilig te stellen. ‘En, is de compagnie op weg?’ – ‘Is onderweg’. – ‘En, worden de kranten gezet?’ – ‘Ja’. Lenin was opgetogen, wat zich uitte in uitroepen, gelach en handenwrijven. Toen werd hij stil, dacht na, en zei: ‘Goed, zo gaat het ook. Het is alleen een kwestie van de macht te grijpen. – Ik begreep dat hij zich op dat moment eindelijk had verzoend met het feit dat wij afzagen van machtsovername door een samenzwerend complot. Tot op het laatst vreesde hij dat de vijand onze plannen zou kunnen dwarsbomen en ons zou overrompelen.” (Uit: Trotski, “Über Lenin“, op. cit., blz. 81-82.)

“De volgende morgen ging ik opnieuw naar het Smolny Instituut, waar een vergadering van de Petrogradse Sovjet werd gehouden, waar haar afgevaardigden zouden worden gekozen voor het II-de Radencongres, dat die middag bijeenkwam. … Naast mij fluisterde iemand dat zojuist het nieuws was gekomen dat het Militair Revolutionair Comité, met de hulp van de Rode Gardisten uit de fabrieken en een deel van het garnizoen, het Winterpaleis had bezet en alle ministers had gearresteerd, met uitzondering van Kerenski, die in een auto was ontsnapt. … Rond tien uur ’s avonds verliet ik het Smolny Instituut. .. Ik liep langs de oevers van de Neva. .. Tegenover de Vassily Ostroff lagen de kruiser ‘Aurora’ en een torpedojager met machinegeweren gericht op het Winterpaleis. … Ik was in de buurt van het Winterpaleis, dat nu de zetel was van het Militair Revolutionaire Comité. … Voordat ik wegging, wierp ik een blik op de sporen van de inslag van een kanonskogel in het metselwerk van het paleis – het enige schot dat de kruiser had gelost, als teken dat het Winterpaleis nu aan de nieuwe heersers moest worden afgestaan”. (Uit: M. Philips Price, “Die russische Revolution” op. cit., pp. 176 en 179-180.)

“Op 25 oktober (volgens de oude kalender, Huhn) meldde Trotski, de briljante en heldhaftige tribuun van de opstand, de onvermoeibare en vurige prediker van de revolutie, in naam van het Oorlogsrevolutionair Comité aan de aanwezigen in de Sovjet van Petersburg, onder daverend applaus, dat de ‘Voorlopige Regering niet langer bestaat’. En als levend bewijs van dit feit verschijnt op de tribune, met stormachtig eerbetoon ontvangen, Lenin, die door de nieuwe revolutie uit de illegaliteit was bevrijd.” (Uit: N. BUCHARIN, “Vom Sturze des Zarismus bis zum Sturze der Bourgeoisie” Berlijn 1919, blz. 100.)

“De bolsjewieken hadden de Voorlopige Regering met het grootste gemak omvergeworpen, bijna zonder noemenswaardige tegenstand, waarbij het grootste deel van het garnizoen neutraal bleef, dat wil zeggen, onverschillig. … Onder dergelijke voorafgaande omstandigheden verraste de Oktoberrevolutie mij. Verrast is het juiste woord, want net als in februari had ik niet kunnen of willen zien, hoe de gebeurtenissen met een bewonderenswaardige logica tot stand kwamen”. (Uit: RENE MARCHAND, correspondent van de “Figaro” en de “Petit Parisien”, “Warum ich mich der sozialen Revolution angeschlossen habe”, Berlijn-Wilmersdorf 1919, blz. 14 en 16.)

In de stroom van dagelijkse schietpartijen, oproepen en geruchten merkten de mensen van Petersburg de oktoberomwenteling aanvankelijk niet op. Op een dag na de omverwerping verscheen bijvoorbeeld een delegatie van de magistraat bij Trotski’s huis en vroeg of het waar was dat de bolsjewieken massademonstraties planden. Ook de pers, die dag in dag uit schreef over de aanstaande bolsjewistische coup, vergat de coup te vermelden toen deze was gepleegd. De kranten van 25 oktober meldden niets over de omverwerping. ‘De kranten hadden zo veel en zo obsessief geroepen over de op handen zijnde opstand van de gewapende soldaten, over plunderingen, over onvermijdelijke stromen bloed, omverwerpingen, dat zij de opstand eenvoudigweg niet opmerkten toen die werkelijk gekomen was!’ schreef Trotski later.” (Uit: Essad Bey, “Stalin,” op. cit., blz. 276-277.)

Op het 14-de Partijcongres van de CPSU, dat op 22 april in Moskou werd gehouden, werd het dossier over de zaak Trotski aan Zinoviev toegewezen. Hij had al eerder in een essay verklaard: “Kameraad Trotski is in onze Partij al die jaren de uitdrukking geweest voor datgene wat niet bolsjewiek was in de zuiverste zin van het woord. Hij, de vertegenwoordiger van deze niet-Bolsjewistische afwijkingen, heeft het kader van de oude Leninistische tactiek ingeperkt”.

En in een toespraak begin februari 1925 in Leningrad: “Van een niet-Bolsjewiek is Trotski een gewone anti-Bolsjewiek geworden. De maatregelen van het Centraal Comité (afzetting uit het ambt en oplegging van het spreekverbod) bevatten slechts het minimum van wat gedaan moest worden. Het Partijcongres zal in deze zaak het laatste woord moeten zeggen. Wie nu nog samen met Trotski communistische politiek wil bedrijven, keert zich opzettelijk tegen het Leninisme.” (Uit “De tragedie van Trotski”, uitgegeven door GRIGORI DIMITRIOFF, Berlijn 1925, blz. 41, 44-45).

“In een hele reeks van zijn aanvallen, eerst tegen het ‘Trotskisme’, daarna tegen Zinoviev en Kamenev, concentreerde Stalin zich altijd op één punt: tegen de oude revolutionaire emigranten. De emigranten zijn geen standvastige elementen, zij denken alleen aan de internationale revolutie, maar wat nu nodig is zijn nieuwe leiders die in staat zijn het socialisme in een land te verwezenlijken. De strijd tegen de emigranten – als een voortzetting, om zo te zeggen, van Stalins brief tegen Lenin uit 1911 1) – is een onlosmakelijk onderdeel van Stalins ideologie van het nationaal-socialisme”. (Uit: Trotski, “Wer leitet heute die Kommunistische Internationale?”, op. cit., p. 42.)

“De strijdwijze van Stalin dwong mij reeds in 1926, tijdens een vergadering van het Politburo, tegen hem te verklaren dat hij meer en meer kandidaat was voor het ambt van doodgraver: doodgraver van de partij en van de revolutie.” (Uit: Trotski, “Mein Kampf mit Stalin“, in: „Das Tagebuch“, 10e jaargang, nummer 10, 9 maart 1929, blz. 377).

Einde

Bron: Willy Huhn, Trotzki – der gescheiterte Stalin, 1952.

Vertaling: F.C.

[Toevoegingen van de redactie]

Noten

1 De partijkrant van Tiflis “Zarya Vostoka” publiceerde in 1925 een brief van Stalin van 24 januari 1911, gericht tegen Lenin, waarin hij Lenins strijd tegen de liquidatoren en compromismakers “een buitenlandse storm in een glas water” noemt, en vervolgens woordelijk verklaart: “dat de arbeiders (in Rusland, Huhn) minachtend beginnen te kijken naar het buitenland; laat ze maar over het plafond lopen zoveel ze willen; maar wij zijn van mening dat voor wie de belangen van de beweging dierbaar zijn, aan de slag gaat, al het andere zal wel op zijn pootjes terecht komen. – Dat is, denk ik, het beste.” (Ibid., p. 39.)

De staatsgreep van oktober 1917

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s