Eerste aflevering van een artikel van de Groep van Internationale Communisten in verschenen in Radencommunisme, augustus en september 1938.
Het vraagstuk
Onder de richtingen, die onder de revolutionair gezinde arbeiders invloed hebben, is het Trotskisme eigenlijk de enige met wie ernstig over beginselen te debatteren is.
De C.P., de Stalinistische „Communistische Partij, beperkt zich meestal tot persoonlijke verdachtmaking, handtastelijk geweld waar het er de macht toe heeft, en parlementsgeknoei om een schijntje van macht te krijgen; principiële, zakelijke discussie is met hen niet mogelijk.
De Trotskisten beroemen er zich op, dat zij de zuivere leer en tactiek van Lenin voortzetten, die door Stalin verlaten is. Zij zijn enkel nog maar oppositie en hebben nog geen macht; zij rekenen op de geestelijke kracht van het bolsjewisme, dat de Russische revolutie tot stand bracht; dus hebben zij alle reden om zakelijk, met argumenten te strijden. Daarom komt de tegenstelling tussen het radencommunisme en het bolsjewisme tegenwoordig praktisch voor den dag in de tegenstelling tussen radencommunisten en Trotskisten.
Hun tegenstelling is een tegenstelling van beginselen, waarover men ernstig kan discussiëren; en zulk een discussie kan niet anders dan tot verheldering leiden.
Daarom knopen we hier aan, bij een zinsnede, waarin Trotski zijn tegenstelling tot de beginselen van het radencommunisme op duidelijke wijze tot uitdrukking brengt.
Wij vinden die in een artikel van Trotski over “Bolsjewisme en Stalinisme”, afgedrukt in “De enige Weg, orgaan der groep Bolsjewiki–Leninisten”, van 13 en 27 April en 11 Mei 1938.
Daar zegt hij, (in het tweede van deze nummers), in aansluiting aan en ter weerlegging van de kritiek die Gorter e.a. op de tactiek van Lenin hadden uitgesproken:
“Het proletariaat kan niet anders aan de macht komen dan in de persoon van zijn voorhoede. Reeds de noodzakelijkheid van een staatsmacht zelf komt voort uit het ontoereikende cultuurniveau der massa en uit haar ongelijkvormigheid. In de tot partij georganiseerde voorhoede kristalliseert zich het vrijheidsstreven der massa’s. Zonder vertrouwen van de massa in de voorhoede, zonder ondersteuning der voorhoede door de klasse, kan van machtsverovering geen sprake zijn. In deze zin zijn de proletarische revolutie en de dictatuur zaak van de gehele klasse doch niet anders dan onder leiding van de voorhoede. De sovjets zijn slechts de georganiseerde vorm de verbinding tussen voorhoede en klasse. Deze vorm een revolutionaire inhoud geven, kan slechts de partij. Dat is door de positieve ervaring van de Oktoberrevolutie en door de negatieve ervaring van andere landen (Duitsland, Oostenrijk en tenslotte Spanje) bewezen. Niemand heeft, niet alleen in de praktijk getoond, maar ook slechts geprobeerd op papier duidelijk uiteen te zetten, hoe het proletariaat de macht veroveren kan zonder politieke leiding van een partij, die weet wat ze wil.” [1]
Hier komt dus de grond-opvatting van Trotski en het Leninisme duidelijk te voorschijn: Er is een scherp onderscheid tussen de kleine minderheid van bekwame en bewuste voorgangers, de “voorhoede”, de partij enerzijds, en de grote massa van de arbeiders anderzijds. In de strijd en daarna hebben zij elk een zeer verschillende plaats en zeer verschillende functies:
Deze voorhoede moet de strijd uitdenken, het programma vaststellen, moet weten wat zij wil en hoe het gaan zal – de massa moet volgen, vertrouwen hebben, gehoorzamen, en door haar aantal kracht aan de acties geven.
En dat het alleen op deze manier, door deze verhouding van bewuste georganiseerde voorhoede en onbewuste massa van volgelingen kan gaan en moet gaan, wordt dan bewezen door het voorbeeld van Rusland (en de mislukking in andere landen)
RUSLAND EN WEST-EUROPA
Maar kan de Russische revolutie inderdaad als voorbeeld dienen voor de arbeidersklasse in West-Europa en Amerika?
Daartoe zijn de verschillen, nu hier en toen daar, veel te groot.
In Rusland regeerde een barbaars Tsarisme door middel van een troepje ruwe en onwetende beambten over een reusachtig boerenvolk. Slechts een klein percentage van de bevolking was arbeiders, opgehoopt in enkele steden met grote fabrieken. Deze arbeiders waren nog half boers, door honger van het land gedreven naar de fabriek, waar ze dan begonnen vatbaar te worden voor gezamenlijk optreden in stakingen en demonstraties.
Tegen het Tsarisme werd reeds tientallen van jaren een heldhaftige strijd gevoerd door de intellectuelen, die snakten naar West-Europese toestanden, waarbij ze dan een vrije en geachte plaats in een zich ontwikkelende kapitalistische maatschappij konden innemen. Uit deze revolutionaire intellectuelen kwam da bolsjewistische partij voort, die uit het westen de theorie van Marx over kapitalisme en klassenstrijd had overgenomen, deze onder de arbeiders propageerde, de leiding nam in hun strijd en ze tot een macht tot omverwerping van het Tsarisme maakte.
Hier is dus reeds de eerste grote tegenstelling in het aantal.
In de landen van het grootkapitalisme vormt de arbeidersklasse de grote massa van de bevolking. Hier komt dus haar doel en taak daarop neer, haar eigen organisatievorm te vinden, opdat zij industrie en grootbedrijf, die zijzelf onder haar handen heeft, als een planmatig geheel beheersen kan.
In Rusland was de arbeidersklasse zelf, in vergelijking met de grote boerenmassa, een kleine groep. Daarom reeds kan het geval van Rusland geen voorbeeld voor groot-kapitalistische landen zijn.
En datzelfde geldt voor het doel. Wat in Rusland het doel moest zijn, de omverwerping van het Tsarisme, kwam overeen met wat reeds eeuwen geleden in West-Europa was gebeurd; het verlangen ging uit naar een toestand van politieke en geestelijke, burgerlijke vrijheid, die in West-Europa en Amerika al lang verwezenlijkt was. In deze landen heeft de industriële ontwikkeling haar hoogste graad van technische volkomenheid bereikt; en daardoor is overgang naar het communisme mogelijk.
Het doel is dus hier vernietiging van het aan het einde van zijn ontwikkeling gekomen kapitalisme. Rusland stond aan het allereerste begin van deze ontwikkeling; een revolutie kon daar alleen leiden tot een opheffing van de barbaars-primitieve verstarring en tot het openen van de weg voor deze ontwikkeling.
Hoe kan iemand er toe komen, de voorwaarden die voor dit laatste nodig zijn, op te willen leggen aan de overgang van het technisch hoogontwikkelde grootkapitalisme naar het communisme?
Dat is niet enkel een kwestie van werktuigen, maar vooral van mensen.
Een productiewijze bestaat uit techniek èn mensen, klassen; wat wij behoeften en noodzakelijkheden van ontwikkeling der techniek noemen, wordt bewust als gedachten en wil in deze klassen.
Dat in het Rusland van toen en in het Westen van nu, ten gevolge van de verschillende technische ontwikkeling, deze mensen, deze klassen geheel verschillend zijn, dat is de hoofdzaak waarop het hier aankomt.
In Rusland was zo goed als geen bourgeoisie; het land bevond zich nog in een vòòr-burgerlijk stadium van ontwikkeling. De arbeiders hadden geen bourgeoisie te bevechten en te overwinnen, alleen een vermolmde staatsmacht te vernietigen, die door de oorlog in elkaar zakte.
In West-Europa en Amerika daarentegen heerst de bourgeoisie, een klasse zo machtig als er nooit een geweest is. Zij is meester over alle productiemiddelen, die door de hoogontwikkelde techniek tot een machtig wereld-apparaat gegroeid zijn, dat nog elke dag volmaakter wordt.
Zij is meester over alle rijkdommen der wereld; waarmee ze alles kan kopen en alles kan onderwerpen.
Zij bestaat niet enkel uit een handjevol grootkapitalisten: Achter de grote financiers en monopolisten, die het economisch leven beheersen, staat een miljoenenklasse van kleinere zelfstandige ondernemers, vol energie worstelend om door uitbuiting van arbeiders en door concurrentiestrijd met elkaar, naar boven te komen en rijk te worden.
En het is niet enkel door deze stoffelijke macht, dat de bourgeoisie heerst. In de eeuwen van haar opkomst en heerschappij is een geestes- en gedachtenleven, een burgerlijke cultuur opgegroeid, die de gehele maatschappij doordringt. Deze gedachtenwereld wordt door school en pers aan ieder ingeprent en is zo tot een algemene denkwijze geworden: zo b.v. dat een ieder voor zich zelf moet zorgen en zijn geluk opbouwen, dat armoede de straf is voor luiheid of onbekwaamheid, dat verdienste omhoog voert tot de leidende plaatsen. Dat deze burgerlijke geest ook het grootste deel der arbeidersklasse nog in hoge mate vervuld, is haar voornaamste bron van zwakte en onrijpheid.
Kan iemand in ernst geloven, dat een minderheidsgroep, een “voorhoede”, een partij van nòg zo vurige en bekwame revolutionairen, in staat zou zijn deze klasse te overwinnen?
Dat Russische leiders dat konden geloven is alleen daardoor begrijpelijk, dat ze het hele probleem niet zagen. Zij meenden dat het in West-Europa om hetzelfde ging als in Rusland: een paar vorsten, militaire en adellijke klieken en groot-financiers uit de weg ruimen, die door het gehele volk gehaat werden, en dan zichzelf als betere regering in hun plaats zetten.
De Russische bolsjewiki kenden de innerlijke structuur van West-Europa, het wezenlijke karakter van de bourgeoisie en haar diepgewortelde geestelijke macht niet.
Zij wisten niet, hoezeer hun eigen leer van de voorhoede, die de massa leiden en beheersen moet, tot de burgerlijke denkwijze behoort.
En de jonge West-Europese arbeiders en intellectuelen, die door de Russische revolutie gewekt en in geestdrift ontstoken, zich bij de Communistische Partij aansloten, zij waren er zich evenmin van bewust; zij namen aan dat die voortreffelijke revolutionairen, die het machtigste keizerschap van Europa vernietigd hadden, nu ook de wereldrevolutie wel konden doorvoeren.
Thans, 20 jaar later, zien we wat daarvan terecht is gekomen; wij hebben nu de proef op de som van de bolsjewistische tactiek: de bourgeoisie machtiger, de arbeiders machtelozer dan ooit tevoren. Des te merkwaardiger, dat nu nog steeds een der oude bolsjewistische leiders dezelfde bolsjewistische tactiek blijft aanbevelen.
Er is maar één macht, die in staat is de bourgeoisie te overwinnen: De arbeidersklasse!
Zij is nog niet sterk genoeg, zeker; anders had ze al overwonnen. Maar dat zij zal groeien in kracht tot ze zal overwinnen, dat erkennen wij in de vermogens, die in haar liggen, die door de maatschappij in haar gegroeid zijn en die de maatschappelijke ontwikkeling verder zal doen groeien.
De arbeiders in West-Europa en Amerika zijn niet, als de Russische bij de revolutie, pas uit de primitieve wereld van dorps-communisme losgekomen, nog vol van de barbaarse onwetendheid én de bijgelovige denkwijze van vòòr-burgerlijke tijden.
Zij zijn het product van meerdere eeuwen burgerlijke ontwikkeling, waarin hun vaderen als zelfstandige kleine boeren en burgers, een leerschool van krachtig individualisme doorlopen hebben.
Daarna, door de opkomst van het kapitalisme verarmd, eronder geconcurreerd, in de stad en in de fabriek gedreven, diep neergetrapt, hebben ze geleerd te strijden in gemeenschap, het eerste begin van hun communistische opvoeding. De machine, het grootbedrijf, drilt hen tot georganiseerd handelen; het oude individualisme wordt niet uitgeroeid, maar leert zich als deel in het geheel voegen en de persoonlijke eigenzinnigheid en de persoonlijke vrees te overwinnen.
Natuurlijk zijn niet allen gelijk; er zijn arbeidersgroepen die al enige eeuwen lang in dezelfde achterbuurten van oude industriesteden uitgebuit, zó uitgemergeld en neergedrukt zijn, dat men twijfelt of zij ooit in staat zouden zijn, zichzelf te bevrijden.
Maar voor de grote massa der tientallen miljoenen geldt, dat zij: met de opkomst van het kapitalisme daarin getrokken; mèt en door het kapitalisme opgegroeid en opgevoed, in voortdurende strijd, zij het ook in op- en neergang, tot steeds grotere innerlijke kracht opstijgen.
Was het kapitalisme een stabiele solide productievorm, dan zouden zij zich daarin hun plaats veroveren.
Nu het kapitalisme in steeds erger crisissen in elkaar zakt, nu het steeds onmogelijker blijkt de productie onder leiding der bourgeoisie behoorlijk gaande te houden, zal de arbeidersklasse haar organisatie tot zulk een sterkte moeten opbouwen, dat zij zich meester van de productie kan maken.
Beschouwen wij nu nog eens de bolsjewistische leer van Trotski, dan blijkt dat zij ontstaan is uit en behoort bij de verhoudingen, waarin bij hun revolutie, de bolsjewiki de Russische arbeidersklasse aantroffen. Hun vergissing is, dat zij deze leer op de arbeidersklasse en de verhoudingen in de grootkapitalistische landen willen toepassen.
[1] In plaats van deze soms rammelende vertaling zie Leon Trotski, Stalinisme en bolsjewisme, onder de tussenkop “De politieke ‘zonden’ van het bolsjewisme als de bron van het Stalinisme”.
Zie ook:
WILLY HUHN: TROTSKI – DE MISLUKTE STALIN
Deel 1 van 26 van de eerste Nederlandse vertaling van dit boek van de Duitse radencommunist Huhn. Hfdst. 1 Trotski en de proletarische revolutie I. [Van Narodniki tot beginnende sociaal-democratie in Rusland] Willy Huhn: Trotski – de mislukte Stalin
SPARTACUS (1946): EEN AAN LEON TROTSKI TOEGESCHREVEN TESTAMENT
Trotski’s standpunt over de Sovjet-Unie als een gebureaucratiseerde arbeidersstaat, bracht na zijn overlijden de “IVde Internationale” tot deelname aan de Tweede Wereldoorlog aan de zijde van Rusland en de geallieerden. In 1947 dook een aan Trotski toegeschreven document op, waarin deze zijn standpunt lijkt te herzien. De Communistenbond “Spartacus”, voorgekomen uit het MLL-Front, publiceerde in […] Spartacus (1946): een aan Leon Trotski toegeschreven testament
Na de Tweede Wereldoorlog dook in Nederland Spartacus op uit de illegaliteit als één van de weinige groepen over de hele wereld die de strijd van de arbeidersklasse tegen alle imperialistische kampen naar voren brachten, dus zowel tegen fascisme, als tegen burgerlijke democratie en tegen stalinisme. Daarbij stonden ze ook tegenover het Trotskisme van de […] Spartacus en het Trotskisme