Boekuitgave van Radencommunisme 1938-1940

Uitgegeven door Association Archives Antonie Pannekoek (A.A.A.P.) en raetekommunismus.de.
412 pagina’s, verkrijgbaar via Amazon.de voor €13,39 incl. BTW en verzendkosten naar Nederland.

De inhoudsopgave en alle teksten zijn ook online in te zien bij beide uitgevers.

Zie verder de presentatie van het boek.

Flaptekst

Toen de grenzen van het Oostblok meer dan dertig jaar geleden werden opengesteld voor het Westen, werd dit door velen opgevat als een bevrijding van het paternalisme en de onderdrukking door het socialistische bewind. De markteconomie en haar democratisch bestuur werden daarentegen beschouwd als een voorwaarde voor de ontwikkeling van hun individualiteit, hun scheppingskracht. Uitgerust met ijver en slimheid, geloofden zij, stonden nu alle deuren open voor de Oostduitse burger die vroeger onder de duim zat van Honecker & Co. De teleurgestelde burgers zagen de redenen waarom hun droom vaak niet uitkwam minder in de ongunstige omstandigheden van hun loonafhankelijkheid in de markteconomie dan in incompetent bestuur, in de voorkeur voor “elementen die vreemd zijn aan het volk” of – zelfverwijtend – in hun eigen gebrek aan ambitie.

Nog eens zestig jaar eerder analyseerden communisten in Nederland en Duitsland, de radencommunisten, de voorwaarden voor het welzijn van de mensen onder verschillende sociale formaties. De uitkomst van hun onderzoek was niet bijzonder bemoedigend. Zij stelden vast dat onder de omstandigheden van de kapitalistische productie, de loonarbeider het middel was voor de productie van rijkdom, en op zijn armoede rustte de rijkdom van de kapitalisten en de staat. Voorts verklaarden zij de interstatelijke conflicten en oorlogen als een gevolg van het streven naar een maximale winsteconomie met gebruikmaking van de rijkdommen van de wereld en de investeringsmogelijkheden. Tegelijkertijd staken zij geen moreel vingertje op en riepen zij niet op tot matiging. Het systeem van concurrentie in de markteconomie vereiste compromisloze wereldwijde actie, gecombineerd met dood en vernietiging van de basis van het leven.

Het uitzicht naar het oosten was ook ontnuchterend. Na een verfrissend begin na de Oktoberrevolutie had de politieke organisatie van het enige socialistische land van die tijd, de Sovjet-Unie, zich ontwikkeld tot een almachtige staat die, met de nationalisatie van de productiemiddelen onder planeconomische voorwaarden, zijn onderdanen niet veel anders behandelde dan het overwonnen feodalisme en kapitalisme. De Communistische Partij ziet zichzelf als de “voorhoede van de arbeidersklasse”, die niet de levensomstandigheden van de werkende mensen bepaalt ten gunste van hen. De onvoorwaardelijke begunstigde van de vreemde socialistische economie was de Russische staat, die zich in de loop van de decennia na de revolutie ontwikkelde tot een machtige tegenhanger van de VS.

Reeds zestig jaar vóór de ontbinding van het reëel socialisme was in delen van de arbeidersbeweging het besef doorgedrongen dat de nationalisatie van de productiemiddelen, die nog steeds min of meer het programma is van de sociaal-democratie en van de communistische partijen, geenszins identiek is met de socialisatie van de productiemiddelen. Het doel van de loonafhankelijke bevolking kan alleen zijn dat de arbeiders zelf – en niet een staat of een partij – de beschikking over productie en distributie veroveren en daarmee in feite de loonarbeid afschaffen. Voor de van loon afhankelijke bevolking kan het doel van de sociale revolutie niet anders zijn dan tegelijk, door middel van hun arbeid, hun verhouding tot het maatschappelijk produkt te bepalen. Dat betekent:

Opheffing van de loonarbeid!
Van ieder naar vermogen, aan ieder naar behoefte!

Voorwoord

Van 1938 tot 1940 gaf de Groep van Internationale Communisten (G.I.C.) het tijdschrift “Radencommunisme“ in het Nederlands uit. Het bevatte 32 tot 36 pagina’s per stuk en zou maandelijks verschijnen. Voorafgaand aan de Duitse bezetting, waren er 16 nummers gedrukt en verspreid. De nazi-terreur maakte een abrupt einde aan de activiteiten van de G.I.C., en in de loop van de bezetting werd bijna al het drukwerk van de G.I.C. vernietigd.
Het feit dat wij vandaag de dag nog steeds toegang hebben tot bijna al het werk van de G.I.C. is voornamelijk te danken aan de moedige inzet van individuen die de documentatie in hun privé-archieven hebben gered van de vernietigende woede van de nazi’s.
Sinds enkele jaren probeert de Association Archives Antonie Pannekoek (Vereniging Archief Antonie Pannekoek) (A.A.A.P.) het materiaal van de G.I.C. en de Hollands-Duitse Communistische Linkerzijde te toegankelijk te maken.
In Duitsland heeft de groep “raetekommunismus.de“ bijna twee jaar geleden de taak op zich genomen om de geschriften van de G.I.C. te transcriberen en opnieuw in druk uit te geven. Tot dusver zijn de Duitstalige “Pressedienst der G.I.C.“ van 1929 tot 1933 en de “Rätekorrespondenz“ van 1934 tot 1937 verschenen, eveneens in het Duits. Parallel hieraan werd de tweede editie van de “Grondbeginselen van de Communistische Productie en Distributie“, die door de G.I.C. volledig was herzien en pas in 1935 in het Nederlands was verschenen, voor het eerst in Duitse en Engelse vertaling heruitgegeven door de uitgeverij “RED & BLACK BOOKS“.
Met dit project geeft de groep “raetekommunismus.de“ samen met de Association Archives Antonie Pannekoek het “Radencommunisme“ uit in drie talen: Nederlands, Duits en Engels.

Inleiding

De vakbond uit, de bedrijfsorganisatie in!

De Groep van Internationale Communisten (GIC) werd in 1927 gevormd tegen de achtergrond van de dictatuur over het proletariaat in de Sovjet-Unie en tegelijkertijd als resultaat van de klassenstrijd in Duitsland.

Nadat de burgeroorlog tegen de witte garden van de contrarevolutie in de Sovjet-Unie in 1921 was gewonnen, was de Bolsjewistische Partij begonnen met de organisatie van de economische wederopbouw volgens haar staatssocialistische programma. Daartegen presenteerde de Arbeidersoppositie binnen de partij in haar stellingen op het Tiende Partijcongres de groeiende onvrede van de arbeiders over de overheersing van de arbeidersklasse door fabrieksdirecties die door de partij waren benoemd en de door haar gecontroleerde vakbonden: “Let op kameraden ! […] De gewone arbeider kijkt. Hij ziet dat […] de hele organisatie van het leven en de arbeidsvoorwaarden in onze politiek op de laatste plaats komen. […] De kern van het meningsverschil draait om de vraag of wij het communisme zullen verwezenlijken met de hulp van de arbeiders of over hun hoofden heen via de Sovjetambtenaren. […] De arbeidersverenigingen moeten van de huidige passieve deelname overgaan tot actieve en individuele deelname aan het bestuur van de gehele nationale economie.” [1] Op Lenin’s verzoek verwierp het Tiende Partijcongres de stellingen van de Arbeidersoppositie en verklaarde “het propageren van deze ideeën onverenigbaar met het lidmaatschap van de CPR” en besloot tegelijkertijd in de resolutie “Eenheid van de Partij” tot “volledige uitroeiing van alle fractievorming” en “onmiddellijke ontbinding, zonder uitzondering, van alle groepen die op een of ander platform waren gevormd, op straffe van onvoorwaardelijke en onmiddellijke uitsluiting uit de partij”. [2]

In maart 1921 vond parallel aan het Tiende Partijcongres, de militaire onderdrukking plaats van de opstand van de matrozen van Kronstadt, die zich als een buiten de partij staande oppositie hadden georganiseerd onder het motto: “Alle macht aan de Sovjets – Geen macht aan de partij”. In het laatste nummer van hun krant hadden de Kronstadters onder de titel – Waarvoor wij strijden – geschreven: “Hier in Kronstadt werd de eerste steen gelegd voor de Derde Revolutie, die de laatste ketenen van de arbeider zal breken en voor hem de nieuwe en brede weg van de socialistische opbouw zal openen. Deze nieuwe revolutie zal de werkende massa’s in Oost en West wakker schudden. Zij zal het voorbeeld geven van een nieuwe socialistische opbouw in tegenstelling tot de mechanische en regerings­communistische ‘opbouw’. […] De verandering die nu is doorgevoerd zal de werkende massa’s eindelijk de mogelijkheid geven om vrij gekozen raden te realiseren die functioneren zonder gewelddadige druk van een partij. Deze verandering zal hun ook de mogelijkheid geven de in staatsorganisaties veranderde vakbonden om te vormen tot vrije organisaties van de arbeiders, boeren en intellectuelen”. [3]

In de Sovjet-Unie was met het verbod van de Arbeidersoppositie en de onderdrukking van de matrozenopstand van Kronstadt in 1921 het laatste verzet van betekenis van de arbeidersklasse tegen de overheersing door de communistische partij gebroken. De kritiek door de Arbeidersoppositie en de Kronstadters – waarvan Lenin zei: “Ik beweer dat er een verband bestaat tussen de ideeën en leuzen van deze kleinburgerlijke, anarchistische contrarevolutie en de leuzen van de ‘Arbeidersoppositie’.”[4] – vond echter buiten de Sovjet-Unie weerklank. Reeds een jaar na de Russische Revolutie had Rosa Luxemburg in haar kritische opmerkingen over de Russische Revolutie geanticipeerd op de latere kritiek op de partijdictatuur. Zij schreef: “[…] nu het politieke leven in het hele land vastloopt, moet ook het leven in de sovjets steeds meer verslappen. […] De fundamentele fout van de theorie  van Lenin-Trotsky is nu juist dat zij dictatuur […] tegenover democratie stellen. […] De socialistische democratie begint tegelijkertijd met de ontmanteling van de klassenheerschappij en de opbouw van het socialisme. Het begint met het moment van de verovering van de macht door de socialistische partij. Ze is niets anders dan de dictatuur van het proletariaat. […] Maar deze dictatuur moet het werk zijn van de klasse en niet van een kleine, leidende minderheid in naam van de klasse, d.w.z. zij moet te allen tijde voortkomen uit de actieve deelname van de massa’s, onder hun directe invloed staan, onder controle van het hele openbare leven staan, voortkomen uit de groeiende politieke vorming van de volksmassa’s.” [5]

Lenin pochte op het Elfde Partijcongres in 1922 – een jaar na het verbod op fracties – “dat de partij naar dit Partijcongres is gekomen minder verdeeld door facties en meer verenigd dan in het voorgaande jaar. […] dat de ‘Arbeiders Oppositie’ nu nog slechts een fragment is van de vroegere groep”. [6] Tegelijkertijd vatte devoormalige leider van de KPD, Paul Levi, nu verbannen uit de partij, berustend de situatie samen in een terugblik: “De Sovjets waren dood. […] Verbrande as waren ze. […] Bestaat er een zwaarder verwijt dan dat […] na vier jaar proletarisch bewind de overweldigende massa’s ‘partijloos’ zijn? Zijn ze echt ongeïnteresseerd geworden? […] Zijn ze onverschillig geworden of zijn ze bang om te zeggen wat ze denken? Houden zij hun mond of is de revolutie voor hen zo weerzinwekkend geworden dat zij ‘partijloos’ zijn? Is niet ieder van hen een levende aanklacht? Hoe het ook zij. De Russische revolutie en haar leidende partij hebben niet begrepen hoe zij deze massa’s kunnen verbinden met het wel en wee van de revolutie. Zij staan aan de kant en niet in de gelederen van de strijders. Het openbare leven is dood. De geest van de democratie, die als enige de levensadem van de massa’s vormt, is gestorven. Een strak gecentraliseerde partij, een schitterend centraal comité, een slechte bureaucratie zweeft boven het water. Maar daaronder, is alles leeg en verlaten”. [7]

Wat bij sommige marxisten tot teleurstelling en ontgoocheling leidde, leek de reeds bestaande theorie van de anarchisten alleen maar te bevestigen. In 1921 formuleerde Rudolf Rocker dit in zijn artikel “Het failliet van het Russische staatscommunisme” als volgt: “Het radenstelsel duldt juist geen dictatuur, omdat het van geheel andere premissen uitgaat. Het bolsjewisme belichaamt dwang van bovenaf, blinde onderwerping aan het gedachteloze schema van een dictaat. Die twee kunnen niet naast elkaar bestaan. In Rusland heeft de dictatuur gewonnen, daarom zijn er daar geen sovjets meer. Wat er nog van over is, is niet meer dan een wrede karikatuur van de sovjetgedachte. Het idee van de sovjets is de meest concrete uitdrukking van wat wij onder een sociale revolutie verstaan en omvat de hele constructieve kant van het socialisme. Het idee van dictatuur is zuiver burgerlijk van oorsprong en heeft helemaal niets gemeen met het socialisme”. [8]

Het zwakke punt van de kritiek op de overheersing van de arbeidersklasse door de bolsjewistische partij, van Rosa Luxemburg via de Arbeidersoppositie tot Rudolf Rocker, was echter dat zij zich uitsluitend richtte op de politieke vorm van deze overheersing. In tegenstelling daarmee, of liever nog daarboven, ontwikkelde de GIC haar politiek-economische kritiek op het bolsjewistische programma door de beslissende economische inhoud toe te voegen aan de politieke eis Alle macht aan de Raden! Jan Appel verwoordde dit idee in zijn essay “Over de rol van de staat in de proletarische revolutie” uit 1927 als volgt: “Wanneer het afsterven van de proletarische staat, en met haar van haar democratie, bereikt moet worden, kan men niet tegelijkertijd de maatschappij politiek en economisch onder de strafste centrale leiding van de regering dwingen. Want dit komt neer op het bestaan van een nieuwe staat met grotere en verdergaande machtsbevoegdheid dan de burgerlijke staat in het kapitalisme heeft. Dat deze echter op een gegeven tijdstip haar macht vanzelf loslaten zou, ja, ook maar zelfs in staat daartoe zou kunnen zijn, zonder ineenstorting van het gehele centraal opgebouwde productie- en bestuursapparaat, dat kunnen slechts politieke zuigelingen geloven.” [9]

Deze politiek-economische kritiek van de GIC was tegelijkertijd een resultaat van de klassenstrijd in Duitsland. De jaren van 1918 tot 1923 werden gekenmerkt door golven van wilde stakingen waarbij de klassenstrijd werd gevoerd door onafhankelijke bedrijfsraden en stakingscomités. Terwijl de SPD resp. de USPD en de met hen verbonden vakbonden probeerden de onafhankelijke arbeidersbeweging te temmen om de arbeidersstrijd in een gereguleerde richting te leiden, probeerde de KPD, na in 1920 de meeste van haar radicaal-linkse leden te hebben verdreven, de arbeidersstrijd onder de leiding te krijgen van de Moskou getrouwe partij. Daarentegen wilden de pas opgerichte KAPD en de Algemene Arbeidersunie (AAU) de klassenstrijd onafhankelijk leiden als een bedrijfs- en bedrijfstakoverkoepelende organisatie. Uit de voorwaarden (de tactiek) van de klassenstrijd ontwikkelde zich zo een “anti-staat” of “internationalistisch” communisme als doel van de strijd, dat de nationalisatie, het programma van de sociaaldemocratie en van de aan Moskou loyale KPD, verwierp als niet identiek met de socialisatie van de productiemiddelen en zich daarom verzette tegen elke politieke leiding van een partij.

Met het oog op de negatieve ontwikkelingen in de Sovjet-Unie en de ervaring die was opgedaan met de uiteindelijk mislukte klassenstrijd in Duitsland, rees dus tegelijkertijd de vraag: Hoe moet de politieke overwinning van de arbeiders economisch worden verankerd? Als antwoord op deze vraag publiceerde de AAU in 1930 de studie van het Nederlandse GIC “Grondbeginselen der Communistische Productie en Distributie”, waarvan Henk Canne Meijer het belang als volgt omschreef: “Deze analyse had niet de bedoeling een ‘plan’ voor te stellen waarmee men tot een ‘betere en gelijkwaardiger maatschappij’ zou kunnen komen. Het houdt zich uitsluitend bezig met problemen van de economie van het communisme en combineert de praktijk van klassenstrijd en sociaal bestuur tot een organische eenheid. De ‘Grondbeginselen’ trekken dus de economische consequenties van een mogelijke strijd die door de massa’s zelfstandig op het politieke vlak zal worden gevoerd.” [10]

In haar publicaties van 1928 tot 1940 analyseerde de Groep van Internationale Communisten de politieke economie in de kapitalistische staten en hun koloniën, alsmede de actuele ontwikkelingen van de klassenstrijd. In tegenstelling tot de communisten die trouw waren aan Moskou, verwierpen zij tactische en strategische allianties met partijen en organisaties van de bourgeoisie, omdat deze noodzakelijkerwijs betekenden dat de arbeidersklasse werd ingezet voor de belangen van de heersende klasse.

Hoe de opheffing van de loonarbeid in de loop van de sociale revolutie kan worden bereikt en in het kielzog van de sociale revolutie kan worden veiliggesteld, met andere woorden, hoe de collectief uitgeoefende beschikkingsmacht over de productie door de vrije producenten kan worden georganiseerd, dat is de centrale inhoud die de GIC in haar geschriften uitdraagt. Voor de GIC was het dan ook de eerste taak van de revolutionaire arbeiders om te proberen de revolutionaire eenheid in het bedrijf in stand te houden en de nieuwe vorm van strijd tot de enige geldige te maken onder het leuze “De vakbond uit, de bedrijfsorganisatie in!”.

Hermann Lueer en Thomas Königshofen


[1]    Die Russische Arbeiteropposition, Rowohlt 1972, pp. 147 / 150ff / 166ff.

[2]   V. I. Lenin, Ursprünglicher Entwurf der Resolution des X. Parteitags der KPR über die Einheit der Partei, Werke Bd. 32, p. 247

[3]   Wofür wir kämpfen,, redactioneel uit nr. 6 Izvestia, Kronstadt, 8 maart 1921, geciteerd uit: Günther Hillmann, Selbstkritik des Kommunismus. Texte der Opposition, Rowohlt 1967, p. 72f

[4]   V. I. Lenin, Schlusswort zum Bericht des ZK der KPR (B), X. Parteitag, 9. März 1921, Werle Bd. 32, p. 194.

[5]   Rosa Luxemburg, Zur russischen Revolution, in R. Luxemburg und die Freiheit des Andersdenkenden, Dietz Verlag 1990, p. 157f.

[6]   W. I. Lenin, Schlusswort des politischen Berichts des ZK der KPR (B), 28. März 1922, Werke Bd. 33, S. 309

[7]   Paul Levi, Einleitung zu: Die russische Revolution. Eine kritische Würdigung. Aus dem Nachlass von Rosa Luxemburg. (1922), zitiert nach R. Luxemburg, Zur russischen Revolution, in R. Luxemburg und die Freiheit des Andersdenkenden, Dietz Verlag 1990, S. 227

[8]  Rudolf Rocker, Der Bankrott des russischen Staatssozialismus (1921), Underground Press, Berlin 1968, blz. 103 e.v.

[9]   Max Hempel (Jan Appel), Marx-Engels und Lenin. Über die Rolle des Staates in der proletarischen Revolution, in Proletarier Nr. 4-6, 1927. Nederlandse vertaling uit de GIC-brochure “Marxisme en staatscommunisme. Het afsterven van de staat” (1932) left-dis.nl/nl

[10] Henk Canne Meijer, Die Arbeiterbewegung in Deutschland (1918 -1933), Edition Soziale Revolution 1985, p. 23

Boekuitgave van Radencommunisme 1938-1940

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s