Anton Pannekoek: Het afbeulsysteem van Taylor (1914)

Charly Chaplin in Modern Times, aanklacht tegen het Taylorisme

Gezien vanuit de technisch-economische invalshoek als een methode om alle noodzakelijke levensmiddelen te produceren, is de hele geschiedenis van het kapitalisme een onstuitbare toename van de arbeidsproductiviteit. Op twee verschillende manieren vindt deze toename plaats, enerzijds door verbetering van machines en technische methoden, anderzijds door verhoging van de arbeidsintensiteit. Beide hebben het onmiddellijke doel de meerwaarde te vergroten en de uitbuitingsgraad te verhogen. Terwijl het ene, het betere gebruik van het dode materiaal, de arbeiders niet rechtstreeks raakt, raakt het andere hen des te meer, omdat zij zelf het levende materiaal zijn dat beter moet worden gebruikt. Het Taylor-systeem betekent een nieuwe methode van rationeel gebruik van arbeidskrachten.

De naam “wetenschappelijke bedrijfsvoering” die Taylor aan zijn methode verbindt, geeft al aan dat hij deze tegenover de tot nu toe gebruikelijke werkmethoden plaatst. Tot nu toe werd de uitvoering van het werk overgelaten aan de arbeider; hij beschikte over de traditionele technische kennis en werkregels die de fabrieksleiding zelf vreemd waren; het wordt dus aan hem overgelaten zijn taak te vervullen volgens zijn persoonlijke vaardigheid en de directie beperkt zich ertoe hem te “verleiden” tot de grootst mogelijke haast en inspanning door middel van speciale beloningssystemen. Volgens het Taylor-systeem regelt de arbeider zijn werk niet naar eigen inzicht, maar wordt het hem voorgeschreven in elke afzonderlijke handeling; daartoe moet de activiteit natuurlijk eerst door wetenschappelijke analyse in haar afzonderlijke componenten worden opgesplitst. Wat tot nu toe in het hoofd van de arbeider plaatsvond, het opdelen van het werk in afzonderlijke bewegingen die hij de een na de ander moet uitvoeren, wordt nu overgebracht naar het kantoor van de bedrijfsleiding. De mentale en de fysieke activiteit, die in elk arbeidsproces, als een half instinctieve, half bewuste toepassing van de traditionele technische kennis, bijna onafscheidelijk samengaan, worden hier gescheiden; het mentale deel wordt in de bedrijfsleiding tot een wetenschappelijke ontleding en reconstructie van de arbeidshandeling, terwijl het aan de arbeider alleen overblijft het domme fysieke, zuiver mechanische deel van het werk te uit te voeren.

Deze transformatie is buitengewoon vergelijkbaar met de eerdere verandering van ambachtelijke arbeid in manufactuur die Marx beschrijft in zijn “Kapitaal”. De vervaardiging van producten, die bij de vroegere ambachtsman een persoonlijke kunst was, geleerd in lange jaren van leertijd, een onlosmakelijk geheel van mentale kennis, inzicht en handvaardigheid, werd daar overgebracht naar een compleet mechanisme van deelarbeiders, die elk afzonderlijke handelingen moesten verrichten, terwijl de mentale eenheid van het totale proces werd belichaamd in de kapitalist. Zoals elke verandering betekent ook het Taylor-systeem een degradatie, een vernedering van de arbeider, waarvan werk daardoor nog mechanischer, nog geestelozer, nog vervelender, d.w.z. nog ondraaglijker wordt dan voorheen. De oude manufactuur heeft zich ontwikkeld tot industrie door de vervanging van het menselijk mechanisme door echte machines. Waar de werknemer alleen de machine moet bedienen en zijn gang moet gaan, is er geen plaats voor het Taylor-systeem. Het komt alleen voor waar de arbeider, geschoold of ongeschoold, nog steeds de belangrijkste factor van arbeid is en in dienst staat van de machine. Misschien zal ook hier de ontmanteling en mechanisering van de arbeid een voorstadium zijn van het volledige automatische proces; deze toekomstige ontwikkeling zal echter in hoge mate bepaald worden door de tussenkomst van de proletarische strijd om de macht in staat en industrie.

Voor Taylor is deze transformatie echter geen doel, maar slechts een middel om tot een hogere productiviteit te komen. Waar het om gaat is dat op deze manier een veel grotere arbeidsprestatie kan worden bereikt. Deels gebeurt dit door het weglaten van overbodige bewegingen en onpraktische handelingen, die vaak in de overgeleverde werkmethoden voorkomen; als bij het metselen stenen en specie op speciale steigers worden geplaatst op een zodanige hoogte dat de metselaar niet hoeft te bukken en er snel bij kan, is er sprake van een echte arbeidsbesparing. Maar het belangrijkste is een toename van de arbeidsintensiteit.

Taylor maakt uitdrukkelijk bezwaar tegen dat de arbeiders onder zijn managementsysteem worden overbelast; hij last pauzes in precies daar waar het effect van oververmoeidheid voelbaar is bij het uitvoeren van het werk. Maar zijn lange discussies over het “tegenwerken van de arbeidskracht”, het “zich onttrekken aan het werk” door de arbeiders, laten zien hoe het in werkelijkheid is gesteld. Hij is ervan overtuigd dat de arbeiders zich niet tot het uiterste inspannen, niet hun uiterste best doen, maar opzettelijk zo langzaam mogelijk werken, onder het mom van een efficiënte inspanning. Het belangrijkste doel van zijn nieuwe werkwijze is om deze slechte gewoonte uit de arbeiders te verdrijven. Door het werk te verdelen in afzonderlijke taken, waarvan de noodzakelijke duur wordt bepaald met een stopwatch, krijgt de leiding een nauwkeurige controle over de tijd die nodig is voor ononderbroken werk. Vanaf het begin geeft het de werknemer een specifieke, nauwkeurig voorgeschreven taak, een werklast die hij moet vervullen – “het meest in het oog springende kenmerk van het nieuwe systeem is het werklastidee”, zegt Taylor zelf. Zij die het goed doen krijgen een bonus bovenop hun loon; zij die tekortschieten worden als ongeschikt geëlimineerd. Door deze werkwijze slaagde Taylor er vaak in de productie te verdrie- of verviervoudigen. Daarin ligt het grote belang van zijn systeem voor de ondernemers, wier winst daardoor enorm toeneemt. Dit is ook het belang ervan voor de arbeiders, die dus veel intensiever dan vroeger moeten zwoegen.

Het spreekt vanzelf dat de arbeider zich niet uit vrije wil tot het uiterste inspant. In de eerste plaats heeft hij daar geen reden toe, want daarbij neemt alleen de winst van de kapitalist toe, terwijl zijn lonen op den duur op hetzelfde niveau blijven, ondanks tijdelijke bonussen om hem aan te sporen. Maar als hij dat zou doen, zou zijn arbeid sneller opgebruikt zijn en zou hij daar uitgeput en machteloos staan, als een uitgeknepen citroen, niet in staat om zijn vrouw en kinderen te blijven voeden. Uit zelfbehoud, uit plicht tegenover zichzelf, moet hij zorgvuldig omgaan met zijn enige bezit, zijn arbeidskracht. De fabriekseigenaar daarentegen, die onmiddellijk een vervanger voor hem vindt op de arbeidsmarkt, probeert hem met alle middelen tot het uiterste gebruik van zijn arbeidskracht te dwingen; in deze stille oorlog om de diepste belangen van het leven is het Tayloriaanse management een nieuw verschrikkelijk wapen van het ondernemerschap. De kleine pauzes, de overbodige, oneconomische bewegingen komen voort uit een behoefte van het menselijk lichaam aan afwisseling in rust en beweging van alle organen; alleen omdat dergelijke poriën van het werk aanwezig zijn, is een werktijd van 8 of 9 uur draaglijk; als ze verstopt zijn en als alle tijd wordt doorgebracht met de enkele voorgeschreven beweging in een zodanige intensiteit als anders alleen gedurende een moment mogelijk is, wordt het lichaam op de slechtste manier aangevallen. Het menselijk organisme is geen machine; als men van hem verlangt dat hij presteert als een machine, zal hij degenereren en spoedig ongeschikt worden. Het is waar dat Taylor denkt dat hij dit effect voorkomt door de pauzes die worden genomen wanneer de vermoeidheid optreedt; maar dit onderdrukt slechts het gevoel van vermoeidheid. Het is iedereen bekend dat een vermoeid lichaam, als op een of andere manier, bijvoorbeeld door sterke opwinding of hevige wilskracht, deze waarschuwingsstem wordt onderdrukt, nog steeds in staat is tot sterkere prestaties; maar daarna komt de schade. Niet het gevoel van vermoeidheid, maar de feitelijke som van de prestaties bepaalt de slijtage van het lichaam. Feit is dat overal waar het Taylor-systeem jarenlang is toegepast, de arbeiders eerder versleten en opgebruikt zijn.

Geen wonder dat de arbeiders de onverbiddelijke opmars van deze methoden met afschuw gadeslaan. Deze opmars is des te moeilijker te voorkomen omdat het systeem elke arbeider individueel behandelt, het persoonlijk egoïsme aanwakkert, de solidariteit verbreekt en de organisatie uitschakelt. In feite kan de invoering ervan niet worden voorkomen; de arbeiders kunnen niet strijden tegen meer ontwikkelde methoden van uitbuiting. Toch zullen zij in een land met een zo ontwikkelde en solide organisatie als Duitsland veel kunnen doen om invloed en een zeker medezeggenschapsrecht, een controle op de uitvoering ervan, te verkrijgen en zo de schade voor de arbeiders tot een minimum te beperken. De technische middelen hiervoor worden reeds besproken in de vakbonden. Wat echter vooral nodig is, is de macht om de wil en de belangen van de arbeiders af te dwingen tegenover de werkgevers. Meer macht is daarom ook van in dit opzicht de belangrijkste eis van de dag, het fundament van het leven; en deze macht kan alleen worden gewonnen door versterking van de organisatie en door een energieke revolutionaire aanvalsstrijd tegen de hele burgerlijke heerschappij. 

Bron: Das Taylorsystem der Abrackerung / [Anton Pannekoek]. In: Leipziger Volkszeitung, 25 juli 1914. Transcriptie en vertaling door F.C., september 2022.

Anton Pannekoek: Het afbeulsysteem van Taylor (1914)

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s