De overgangsperiode naar het communisme: een intellectuele verwarring

Engels, Duits, Spaans

Cover

Door Hermann Lueer

Voor zover in de geschriften van Marx en Engels de economische grondslagen van een communistische maatschappij überhaupt zijn behandeld, zijn de ideeën over de communistische maatschappij meestal uitsluitend negatief bepalingen: geen geld, geen waarde, geen markt, geen loonarbeid, of oppervlakkige zinnen, d.w.z. niet inhoudelijk uitgewerkt, zoals: socialisatie van de productiemiddelen of het motto dat zowel bij de anarchisten als bij Lenin en zelfs bij Stalin populair was: ieder naar vermogen, ieder naar behoefte.

De ideeën over de overgangsperiode zien er dan ook als volgt uit. Aangezien het doorslaggevende aspect van de revolutionaire transformatie – de economische grondbeginselen van een communistische produktieverhouding – grotendeels onduidelijk is, lijkt de uitdaging van de overgang naar de communistische maatschappij vooral te liggen in de politieke organisatievorm. De sleutelwoorden hier zijn de leidende rol van de partij versus alle macht aan de raden.

Zonder bewustzijn van de economische grondslagen van de revolutionaire overgang van kapitalisme naar communisme worden de ideeën over de overgangsperiode die in de radicaal-linkse stromingen wijdverbreid zijn, op verschillende manieren een voorportaal van de contrarevolutie.

1. Grondbeginselen van communistische productie en distributie 

De overgangsperiode van de kapitalistische naar de communistische productieverhoudingen is de revolutie, de omwenteling van de productieverhoudingen, waarmee de revolutionaire dictatuur van het proletariaat als politieke overgangsperiode overeenkomt.

Het doel van de proletarische revolutie kan alleen zijn om een nieuwe verhouding tot stand te brengen tussen de producent en het maatschappelijk product. Om de heersende verhoudingen van loonarbeid te overwinnen, moet de scheiding tussen arbeid en product van arbeid worden opgeheven, zodat het beschikkingsrecht over het product van arbeid, en dus ook over de productiemiddelen, weer bij de arbeiders komt te liggen. Dit is de essentie van communistische productie.

Of met andere woorden:

“Voor de proletariër kan het doel van de sociale revolutie niet anders zijn dan door zijn arbeid tegelijkertijd zijn verhouding tot het maatschappelijk product te bepalen. Dit betekent: 

Afschaffing van loonarbeid! 
Arbeid is de maatstaf voor consumptie!

Het is de enige voorwaarde om de leiding en het beheer van de maatschappelijke productie in handen van de arbeiders zelf te leggen”.[1]

Met de invoering van de individuele arbeidstijd als maatstaf voor het aandeel in het product van de sociale arbeid is de overgang van de kapitalistische naar de communistische productieverhouding een feit. De toepassing van de individuele arbeidstijd als maatstaf voor het aandeel in het product van de sociale arbeid betekent tegelijkertijd de socialisatie van de produktiemiddelen door het voorkomen van de toe-eigening van andermans arbeid. Met de particuliere eigendom van de productiemiddelen verdwijnt de uitwisseling van goederen op basis van particulier eigendom en daarmee ook de ruilwaarde en de algemene materiële vorm van geld. Men doet alles heel eenvoudig, zonder tussenkomst van de zo beroemde “waarde”. In plaats van de waardering van individuele arbeid achter de rug van mensen via concurrentie op de markten of via bewust regulerende staatsmacht in de vorm van prijsregelingen voor goederen en arbeid, stellen mensen de arbeidstijd als maatstaf voor hun arbeid. De door de vrije producenten op basis van de berekening van de arbeidstijd gezamenlijk uitgeoefende planmatige beschikking over de productie legt de grondslag voor de communistische maatschappij.  

Op deze basis, waarbij de verhouding tussen arbeidsinspanning voor de opbrengst wordt opengesteld voor alle leden van de maatschappij, is een produktieplanning mogelijk waarbij de mensen zelf beslissen wat zij willen hebben volgens hun individuele afweging van inbreng en opbrengst. Dit betekent dat iedereen zelf kan beslissen over zijn werktijd en verbruik. De individuele behoeften worden afgewogen tegen hun maatschappelijke bijdrage en dienovereenkomstig in het sociale planningsproces gebracht via de consumptiewensen en de bereidheid om te werken. Inhoudelijk zijn de arbeidscertificaten niets anders dan de afstemming van de verdeling van het werk die in het gezamenlijke planningsproces is gemaakt. Via de arbeidstijdberekening lost het distributievraagstuk dus op in de produktieplanning. Tenslotte betekent het plannen van de maatschappelijke verbinding van de reproductie niets anders dan het koppelen van de maatschappelijke arbeidstijd die nodig is om aan de behoeften te voldoen aan de som van de beschikbare individuele arbeid.

Op deze grondslag zijn de afzonderlijke collectieve arbeidsorganisaties in staat om, in verhouding tot de behoeften van de leden van de maatschappij, een horizontaal en verticaal netwerk te vormen in het kader van hun toeleveringsrelaties tot een planmatig geheel en het produktie- en reproductieproces rationeel te organiseren. 

De revolutie staat en valt met de bevestiging van de individuele arbeidstijd als maatstaf voor het aandeel in het maatschappelijk product. De politieke vorm van de overgangsperiode komt overeen met de revolutionaire transformatie van de kapitalistische productieverhouding naar de economische grondbeginselen van de communistische maatschappij – niet omgekeerd! Met de omvang van de toepassing van de economische beginselen, d.w.z. het vermogen om het arbeidsuur als maatstaf te hanteren in het hele economische leven, correspondeert dus de verandering in de politieke vorm: het afsterven van de dictatuur van het proletariaat.  Alle eigendom komt voort uit inbezitneming en geweld en wordt wettig met de handhaving ervan. Het wezenlijke verschil tussen geprivatiseerd en vermaatschappelijkt eigendom van de productiemiddelen is dat privatisering, in tegenstelling tot vermaatschappelijking, gebaseerd is op het geweld van enkelen tegen de meerderheid. Door de individuele arbeidstijd op te leggen als maatstaf voor het aandeel in het product van de maatschappelijke arbeid, erkent de communistische maatschappij het recht op uitbuiting niet en onderwerpt zij tegelijkertijd het hele economische leven aan de communistische produktieregels. Haar maatschappelijke “dictatuur” bestaat hoofdzakelijk uit het uitvoeren van de openbare boekhouding van de arbeidstijdberekening als algemene basis voor productie en distributie. De bedrijfsorganisaties voeren een openbare boekhouding van de voorraad grondstoffen, halffabrikaten en productiemiddelen die hun door de maatschappij in het kader van de leveringsrelaties zijn toevertrouwd, alsmede van de daarin vervatte maatschappelijke arbeidstijd. De maatschappelijk gemiddelde productietijd (als eenheid van productiviteit) wordt de controleur in de productiecoöperatie. Als controleur niet alleen met betrekking tot de individuele leveringsrelaties, maar ook met betrekking tot het reproductieproces in de maatschappij als geheel, dat voor iedereen openbaar is in de maatschappelijk gemiddelde productietijd per eenheid. Maar deze “controleur” is noch een subject dat boven hen staat, noch een dwang van een economische wet die achter hun rug werkt, maar hun eigen coöperatieve verband dat zij in onderling overleg kunnen besturen in hun gemeenschappelijk belang. Door de productie en distributie van goederen en diensten uit te voeren met uitschakeling van de concurrentie op de grondslag van de berekening van de arbeidstijd, nemen de administratie van de dingen en het beheer van de productieprocessen de plaats in van de regering over de personen. De staatsfuncties die zich ontwikkelen uit de tegenstellingen van de hiërarchie van inkomens worden niet afgeschaft, ze sterven af. De afschaffing van de kapitalistische productieverhoudingen door het opleggen van de arbeidstijdrekening en het afsterven van de staatsfuncties zijn slechts twee kanten van één en dezelfde handeling.

Met andere woorden:

“Van de onhoudbare toestand voor de werkende massa’s, die als loonarbeiders zijn blootgesteld aan absolute verarming, is er maar één redding: dat de loonarbeiders zelf de productiemiddelen in handen nemen. Maar dat kunnen ze alleen als ze, verenigd in de raden, tot maatschappelijke macht worden en tegelijkertijd gezamenlijk, d.w.z. op communistische grondslag, de productiemiddelen inzetten voor sociale behoeften”.[2] (blz. 28)

“De economische bevordering van de arbeidstijdrekening uit zich politiek in de overheersing van de maatschappij door de arbeiders. Het een kan niet zonder het ander. Als de arbeidersklasse niet in staat is de arbeidstijdrekening in te voeren, betekent dit niets anders dan dat zij niet in staat is de loonarbeid af te schaffen; niet in staat om de leiding en het bestuur van het maatschappelijk leven naar zich toe te trekken. Als arbeidstijd niet de maatstaf wordt voor individuele consumptie, dan is loonarbeid de enige oplossing”. (blz. 29/30)

Daarom stellen wij als directe leuze van de arbeidersmacht: de arbeiders brengen alle maatschappelijke functies onder hun rechtstreeks bestuur. Zij benoemen en ontslaan alle functionarissen. De arbeiders nemen de maatschappelijke productie in eigen hand door zich te verenigen in bedrijfsorganisaties en arbeidersraden. Zij schakelen zelf hun bedrijf in de communistische economie in door hun productie te berekenen volgens de maatschappelijk gemiddelde arbeidstijd. Zo gaat de hele maatschappij over op communistische productie.

Dit is het politieke en tegelijkertijd het economische programma van de loonarbeiders; in die zin zullen hun raden de economie veranderen. Dit zijn de hoogste eisen die we in deze kwesties kunnen stellen, maar tegelijkertijd ook de laagste, want het gaat om het zijn of niet zijn van de proletarische revolutie.” (blz. 30/31) 

Hieraan valt niets toe te voegen met betrekking tot de overgangsperiode van de kapitalistische naar de communistische maatschappij, omdat de omvangrijke transformatie van wat het kapitalisme in de loop der eeuwen heeft aangericht, naar wat de mensen willen op basis van de communistische produktieverhouding een zaak is waarover alleen zij zelf kunnen beslissen. 

Natuurlijk ordent de communistische maatschappij zich dan gedurende een lange periode volgens haar eigen criteria opnieuw – of het nu gaat om de verhouding tot het milieu, de mate van automatisering van de arbeid, de verhouding tussen stad en land, tussen hoofd- en handarbeid, om het onderwijssysteem, het gezin, enz. enz. Maar deze transformatie vindt plaats als een communistische maatschappij, bevrijd van loonarbeid, waarin het beschikkingsrecht over het product van de arbeid, en dus ook over de produktiemiddelen, weer aan de arbeiders toekomt. De grondslag voor deze uitgebreide transformatie is de communistische produktieverhouding zelf.

2. De hogere fase van het communisme als voorportaal van de contrarevolutie

Marx noemt inderdaad een overgangsperiode: de revolutie. Maar dat is het. Verder is er geen overgangsperiode naar de communistische maatschappij.

Het idee van een hogere fase van de communistische maatschappij in de zin van het motto “Ieder naar vermogen, ieder naar behoefte”, dat gemakkelijk verkeerd begrepen wordt als de ontwikkelde vorm van het communisme, vormt de poort van de contrarevolutie.

De marxistisch-leninisten stellen hun vertrouwen in de dictatuur over het proletariaat, aan verre horizon waarvan de hogere fase van de communistische maatschappij zal verschijnen, nadat het rijk van de noodzaak is overwonnen onder leiding van de partij via de lange en ingewikkelde weg van de ontwikkeling van de productiekrachten. De “libertaire communisten” vertrouwen op de socialistische moraal die vrij boven de economie zweeft, om het rijk van de vrijheid al in het rijk van de noodzaak te vestigen, zonder de maatstaf van de arbeidstijdrekening die volgens Marx onvermijdelijk is.

a. Marxisme-leninisme

De nationalisatie van de productiemiddelen ten behoeve van de bevolking schaft de loonarbeid niet af. Een vermaatschappelijking van de produktiemiddelen die niet tegelijkertijd de scheiding tussen de arbeider en het produkt van de arbeid opheft, schiet zijn doel voorbij, omdat daarmee de uitbuitingsrelatie die met loonarbeid samenhangt, wordt voortgezet. Zij mist de economische grondslag van de communistische maatschappij, die de leden van de maatschappij in staat stelt zelf hun arbeidstijd en consumptie te bepalen – d.w.z. wat zij willen hebben en hoe zij willen werken volgens hun individuele afweging van inspanning en opbrengst.

De opheffing van de loonarbeid kan alleen plaatsvinden wanneer de scheiding tussen arbeider en arbeidsproduct wordt opgeheven, wanneer als gevolg van de invoering van het arbeidsuur als maatstaf in het gehele economische leven, het beschikkingsrecht over het arbeidsproduct en dus over de produktiemiddelen weer aan de arbeiders toekomt. In tegenstelling tot de mening van de meeste marxisten die naar Marx verwijzen, vereist dit geen lange en ingewikkelde overgang onder leiding van de partij.

Voor de marxistisch-leninistische partijen die strijden om de leidende macht, is daarentegen het idee volkomen vanzelfsprekend dat de arbeiders de macht in de fabrieken overnemen om deze over te dragen aan de intellectuele voorhoede, zodat deze laatste vervolgens de nieuwe maatschappij kan organiseren “in naam en voor het welzijn van de arbeidersklasse”.

“Niet een mystieke ‘rationele organisatie’ van de productiekrachten, maar de ononderbroken groei van de gehele maatschappelijke productie met een overheersende toename van de productie van de productiemiddelen” [3] was noodzakelijk voor de beroemde overgang naar het communisme. Een, zoals Lenin ook al leerde, “langdurige en ingewikkelde overgang van de kapitalistische maatschappij … naar zelfs maar een van de voorbereidende stadia van de communistische maatschappij”.[4] Want, aldus Trotski in zijn bespreking van de vermeende verraden revolutie: “De materiële toestand van het communisme is een zo hoge ontwikkeling van het economisch vermogen van de mens dat de productieve arbeid ophoudt een last en een zwoegen te zijn, en geen impuls meer nodig heeft; de verdeling van consumptiegoederen, die voortdurend overvloedig zijn, heeft dan (…) geen andere sturing nodig dan die van opvoeding, gewoonte en publieke opinie”.[5]  

Volgens marxisten die zich op Lenin beroepen, zou het dus naïef zijn om na de sociale revolutie de afschaffing van de loonarbeid en de staat te verwachten. Loonarbeid en de staat sterven af, maar alleen aan de verre horizon van de menselijke geschiedenis.

Met dit “communistische” programma schudden de marxistisch-leninistische critici van het kapitalisme de hand van de aanhangers van de kapitalistische economische orde. Volgens hun voorstanders gaat de kapitalistische economische orde uiteindelijk ook over welvaart voor iedereen. Niets heeft de wereld de afgelopen twee eeuwen zo veranderd als de triomf van het kapitalisme. Ellende is de metgezel van de vooruitgang en ongelijkheid hoort bij het kapitalisme, maar op de lange termijn brengt het kapitalisme meer welvaart voor iedereen. Dit is de beroemde lange en ingewikkelde overgang naar het land van melk en honing, wanneer de “voorhoede van de arbeidersklasse” haar “communistische” programma uitvoert over de hoofden van de arbeidersklasse heen, in het “belang van de arbeidersklasse”. Deze hogere waarde, “belangen van de arbeidersklasse”, bevat in haar abstractie van de behoeften van de individuen die eraan ondergeschikt zijn, al het potentieel voor wreedheid tegenover de mensen die ze in hun naam wegcijferen. Deze verschrikkelijke abstractie wordt in haar meedogenloosheid en bruutheid jegens individuen nog versterkt wanneer de verdediging van de “belangen van de arbeidersklasse” tegelijkertijd tot een historische missie wordt verklaard, dat wil zeggen een abstractie van de concrete belangen van individuen gedurende generaties. Vervolgens kan ook in het socialisme een “rijkdom” worden geproduceerd waarvoor de arbeidsomstandigheden en de lonen een kostenfactor zijn. Dan moeten ook in de zogenaamde overgangsfase naar het communisme, onder de waardemaatstaf van het geld, de functionaliteit en de kwaliteit van de goederen en de levensomstandigheden van de arbeiders van een doel tot een middel worden gedegradeerd. Dan kan, ook in de “eerste fase van de communistische maatschappij”, gedurende tientallen jaren, in het belang van de arbeidersklasse, de arbeidsproductiviteit worden verhoogd ten koste van de uitputting van de arbeiders. Dan dient bij de opbouw van de “communistische maatschappij” – vergelijkbaar met de cynische voorstanders van kapitalistische verhoudingen – de opoffering van generaties altijd de steeds weer de volgende generaties. 

Dit is de beroemde lange en ingewikkelde overgang naar het land van melk en honing, wanneer de “voorhoede van de arbeidersklasse” haar “communistische” programma uitvoert over de hoofden van de arbeidersklasse heen, in het “belang van de arbeidersklasse”. Deze hogere waarde, “belangen van de arbeidersklasse”, bevat in haar abstractie van de behoeften van de individuen die eraan ondergeschikt zijn, al het potentieel voor wreedheid tegenover de mensen die ze in hun naam wegcijferen. Deze verschrikkelijke abstractie wordt in haar meedogenloosheid en bruutheid jegens individuen nog versterkt wanneer de verdediging van de “belangen van de arbeidersklasse” tegelijkertijd tot een historische missie wordt verklaard, dat wil zeggen een abstractie van de concrete belangen van individuen gedurende generaties. Vervolgens kan ook in het socialisme een “rijkdom” worden geproduceerd waarvoor de arbeidsomstandigheden en de lonen een kostenfactor zijn. Dan moeten ook in de zogenaamde overgangsfase naar het communisme, onder de waardemaatstaf van het geld, de functionaliteit en de kwaliteit van de goederen en de levensomstandigheden van de arbeiders van een doel tot een middel worden gedegradeerd. Dan kan, ook in de “eerste fase van de communistische maatschappij”, gedurende tientallen jaren, in het belang van de arbeidersklasse, de arbeidsproductiviteit worden verhoogd ten koste van de uitputting van de arbeiders. Dan dient bij de opbouw van de “communistische maatschappij” – vergelijkbaar met de cynische voorstanders van kapitalistische verhoudingen – de opoffering van generaties altijd de steeds weer de volgende generaties. 

Economisch gezien moet dit marxistisch-leninistische programma worden uitgevoerd door de anarchie van de markten te bestrijden met de bewuste en geplande toepassing van de waardewet. In plaats van de bepaling van individuele arbeid achter de rug van de producenten om via concurrentie op de markten, zou via de regulerende macht van de staat een rechtvaardige waardering van arbeid tot stand komen, die tegelijkertijd de ontwikkeling van productiekrachten stimuleert. 

De waardewet bewust willen toepassen onder omstandigheden waarin de kapitalistische concurrentie, waardoor de waardewet zich pas doet gelden, niet meer bestaat, betekent een niet-bestaande hoeveelheid willen bepalen met de vaststelling van de “objectief juiste” prijs.

Door de eigendom van de productiemiddelen, de loonarbeid, de waar en het geld niet af te schaffen, maar door te trachten deze planmatig toe te passen in een “bewuste toepassing van de waardewet” voor de verwezenlijking van de economisch-politieke doelstellingen van het reëele socialisme, hebben de reëel socialisten de daaruit voortvloeiende botsingen van belangen in de concurrentie in de markteconomie vervangen door even zovele botsingen van belangen die door de staat werden aangejaagd. De gevolgen van deze tegenstrijdige waarde- en winstgerichte produktieplanning zijn bekend: Op basis van de door de overheid vastgestelde prijzen en de opdracht om winst te maken, waren de ondernemingen van het “reële socialisme” dienovereenkomstig creatief in hun beheer. De van hen geëiste optimalisering van de belangrijkste parameters van de planning – bovenmatige vervulling van productiehoeveelheden en winsten – werd bijgevolg geïmplementeerd in het meedogenloze gebruik van de productiefactoren grondstoffen en arbeid. Wanneer de winst werd vastgesteld in verhouding tot de gegeven in- en verkoopprijzen, waren pogingen om meer produkt uit een bepaald materiaal te halen aan de orde van de dag. Slechte productkwaliteit en de daaruit voortvloeiende knelpunten in de bevoorrading hebben de inspanningen om tot een ordelijke productie te komen vaak tenietgedaan. Het gevolg was dat individuele bedrijven probeerden zelfvoorzienend te worden, belangrijke primaire producten hamsterden en in de zogenaamde schaduweconomie terechtkwamen. Aangezien de door de staat vastgestelde prijzen de verkoop verzekerden, kon zelfs de productie van nutteloze goederen een middel zijn om het plan te overtreffen. Naast overbodige en gebrekkige consumptiegoederen gingen milieuvernietiging en slechte arbeidsomstandigheden hand in hand met winstgerichte oververvulling van het plan. De essentiële verworvenheid van het socialisme – de “bewuste toepassing van waardecategorieën”, d.w.z. het gebruik van prijzen en winstdoelstellingen om produktie en distributie te beheersen – bleek een praktische belemmering te zijn voor een voldoende voorziening met consumptiegoederen.

De verdienste van Michail Gorbatsjov was tenslotte dat hij zeventig jaar na de Oktoberrevolutie de gevolgen van de “bewuste toepassing van de waardewet” en de “bewuste exploitatie van de goederen-geldverhoudingen” te boven wilde komen, overeenkomstig de slogan “Meer markt in het socialisme voor het socialisme”. En zo eindigde de overgangsperiode onder het reëele socialisme met de onvoorwaardelijke lof van de economische vrijheid – het basisprincipe van de kapitalistische productieverhouding.

b. Libertaire critici van het kapitalisme

De ” libertaire critici van het kapitalisme ” hebben ook niet veel op met de economische grondslag van de “vereniging van vrije en gelijke mensen” waarop Marx en Engels hebben gewezen. Ze willen in een communistische maatschappij leven en er tegelijkertijd vrij van zijn. De economische randvoorwaarden negerend, dromen zij van een zelfbeschikkende maatschappij volgens het principe “ieder naar vermogen, ieder naar behoefte” en van een onmiddellijke overgang naar een maatschappij van vrije en gelijke mensen, waarvoor elke bindende economische grondslag hen tegenstrijdig lijkt.

Aangezien de ” libertaire critici van het kapitalisme ” niet geïnteresseerd zijn in de economische grondbeginselen van de communistische maatschappij, begrijpen zij niet dat verdeling zonder economische maatstaf niet betekent “nemen naar behoefte”, maar uiteindelijk de contrarevolutionaire toewijzing door een hogere autoriteit.

In dit verband is een wijdverbreide illusie in de radicaal-linkse stromingen, toen en nu, het idee dat men de geldrekening in de communistische economie kan vervangen door de economie in natura. Dit is een idee dat de burgerlijke econoom Ludwig von Mises in 1922 uitvoerig weerlegde in zijn Kritiek van de Gemeenschappelijke Economie en waarnaar ook de GIC in haar kritiek verwijst.

In zeer eenvoudige omstandigheden kan het mogelijk zijn om het hele proces van het begin tot het einde te overzien en te beoordelen of alternatieve processen minder inspanning vergen of meer producten opleveren voor een bepaalde hoeveelheid inspanning. Dit is niet langer mogelijk met betrekking tot complexere processen die gebaseerd zijn op arbeidsverdeling. Als men bijvoorbeeld wil kiezen tussen zonne- en windenergie, zijn de afzonderlijke productieprocessen en mogelijke substituten zo divers dat vage schattingen niet langer volstaan, maar nauwkeuriger berekeningen nodig zijn om zich een oordeel te vormen over de economische efficiëntie van het project.

Men kan echter alleen rekenen met eenheden die verband houden met een maatstaf. Als men de economische berekening uitschakelt, kan men geen rationele keuze maken tussen de verschillende alternatieven met betrekking tot de relatie tussen inspanning en opbrengst. Natuurlijke economie is dus de afschaffing van rationaliteit in de economie. Uit overwegingen van natuurlijke economie kan inderdaad blijken hoe, in technische termen, bepaalde doelen kunnen worden bereikt door de besteding van verschillende middelen. Zij geven echter geen informatie over het verband tussen inspanning en opbrengst. De projecten en ontwerpen van ingenieurs zouden dus onvolledig blijven indien input en output niet op een gemeenschappelijke basis kunnen worden vergeleken.

Wat de productie betreft, begrijpen de meeste mensen nog wel dat voor de rationele planning en organisatie van productieprocessen een abstracte schaal nodig is. Het idee dat men productie en consumptie in dit opzicht kan scheiden is echter verkeerd. Productie en consumptie zijn met elkaar verbonden. Productie vindt plaats om te kunnen consumeren, en om te kunnen consumeren is de bijbehorende productie nodig. Als het voor de wens om te consumeren onbelangrijk zou zijn hoeveel arbeid daarvoor nodig is, dan zou het aan de produktiekant ook onbelangrijk zijn of het ene produktieproces duurder is dan het andere.

Behoeften zijn niet de maatstaf voor zichzelf. Pas wanneer arbeid niet langer noodzakelijk is voor de bevrediging van de behoeften, wordt de behoefte de maatstaf van zichzelf. Zoals in het beroemde land van melk en honing. Zolang arbeid nodig is voor de bevrediging van de behoeften, staan de behoeften altijd in verhouding tot de maatschappelijke arbeid die voor de bevrediging ervan nodig is, d.w.z. tot de individuele bereidheid om voor dit doel aan de productie deel te nemen. In de zin van de rationaliteit van hun op arbeidsverdeling gebaseerde economie moeten mensen dus kunnen afwegen of hun behoefte de inspanning waard is. Zonder informatie over de maatschappelijke inspanning die nodig is voor de objecten waaraan behoefte bestaat, is geen rationele afweging mogelijk of de inspanning in verhouding staat tot het nut. Als de leden van de maatschappij niets weten over de inspanningen die met de verschillende producten en diensten gepaard gaan, zouden zij alleen hun subjectieve behoefte als maatstaf hebben om te bepalen of zij iets al dan niet willen hebben. De vraag hoeveel zij willen werken zou ook zonder de economische maatstaf van de arbeidstijd kunnen worden beantwoord, namelijk niet met betrekking tot het verband tussen arbeid en arbeidsopbrengst, maar uitsluitend via de behoefte om te willen werken. Naast hun subjectieve behoefte aan dit of dat hebben mensen dus ook behoefte aan een objectieve maatstaf voor hun consumptiewens, die de intuïtieve behoefte in verhouding kan brengen tot het werk dat ervoor nodig is

Arbeidstijd als maatstaf voor het individueel te consumeren deel van het maatschappelijk produkt is dus niet in strijd met de behoeftebevrediging, maar een middel tot rationele afweging. Alleen met behulp van economische berekening kunnen middelen op economische wijze in dienst worden gesteld van doelen. Dit geldt voor de organisatie van de produktie, die niet zonder de vaststelling van de maatschappelijk noodzakelijke arbeidstijd kan, alsmede voor de rationele afweging hoe met de resultaten van de gemeenschappelijke produktie moet worden omgegaan. Zelfs in het geval van infrastructuurdiensten die voor iedereen noodzakelijk zijn, zoals water en elektriciteit, zou het onzinnig zijn om te proberen het zonder deze informatie te doen.

De tegenstelling tussen behoefte en noodzakelijke arbeid wordt niet gecreëerd door arbeidscertificaten, maar door de natuur zelf. Het rijk van de vrijheid begint pas waar de noodzaak van arbeid eindigt. Door systematisch het verband tussen behoefte en noodzakelijke arbeid bloot te leggen, creëert de maatschappij geen tegenstelling. Integendeel: aan de leden van de maatschappij het verband onthullen tussen inspanning en inkomen op basis van de berekening van de arbeidstijd, alsmede hun persoonlijk aandeel in arbeid en consumptie, is iets waar een maatschappij niet zonder kan als haar leden hun eigen arbeid en consumptie willen bepalen in overeenstemming met hun behoeften. De “vereniging van vrije mensen” doet haar naam geen eer aan als zij de materiële basis die haar in staat stelt de produktie en distributie zelf te sturen en te beheren, negeert. Verdeling zonder economische maatstaf betekent niet “nemen naar behoefte”, maar contrarevolutionaire toewijzing door een superieure autoriteit.

Het volstaat dus niet de sociale revolutie te propageren, men moet ook nagaan hoe deze economisch moet worden uitgevoerd.

 

 


[1] Groep van Internationale Communisten, Grondbeginselen van de communistische productie en distributie, blz. 56.

[2] Vertaald naar GIK, Arbeiterräte und kommunistische Wirtschaftsgestaltung, in: Gruppe Internationaler Kommunisten, Jeder nach seinen Fähigkeiten, jedem nach seinen Bedürfnissen, Red & Black Books 2021. Ook in Engelse vertaling: Group of International Communists, Workers’ Councils and Communist Organization of the Economy, in Group of International Communists, From Each According to His Ability, To Each According to His Needs, Red & Black Books 2021.

[3] J. Stalin, Ökonomische Probleme des Sozialismus in der UdSSR, Werke Bd. 15, Über die Fehler des Genossen L.D. Jaroschenko.

[4] W. I. Lenin, Die NÖP und die Aufgaben der Ausschüsse für pol.-kult. Aufklärung, in: Werle Bd. 33, S. 43. Cursivering toegevoegd.

[5] L. Trotzki, Verratene Revolution, Schriften 1.2, S. 735.



De overgangsperiode naar het communisme: een intellectuele verwarring

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s