
Het volgende artikel verscheen voor het eerst in het Frans in het IKS-blad Internationalisme. We hebben enkele kritische opmerkingen toegevoegd over het zogenaamde verval van het kapitalisme en de daaruit afgeleide verkeerde opvattingen van onmogelijkheid van hervormingen, van het anti-proletarische karakter van alle ‘vakbonden’ en over de ‘openbare diensten’.
Arbeidersstemmen, 15-5-2023
De dynamiek van de strijd onschadelijk gemaakt door de misleidende voorstellen van “linkse” groepen
Zoals in veel West-Europese landen heeft de arbeidersklasse in België, maar vooral in Nederland, de strijd tegen de aanvallen op haar levens- en arbeidsomstandigheden in de afgelopen weken en maanden geleid met een strijdlust die we in deze landen lange tijd niet hebben gezien.
- In Nederland sprak de bourgeoisie zelfs van een stakingsgolf. De herhaalde stakingsacties van de arbeiders van de warenhuisketen Bijenkorf en van het streekvervoer, die al enkele maanden aan de gang waren, kregen in januari gezelschap van het gemeentepersoneel, de arbeiders van sociale werkplaatsen, het personeel van andere distributieketens, de chauffeurs van Uber, van het gehandicapten- en leerlingenvervoer of van de busmaatschappijen, de arbeiders van de ziekenhuizen, van de drankenindustrie en -handel, van PostNL, van Douwe Egberts of zelfs van het aardappelverwerkende bedrijf Aviko.
- In België waren er in dezelfde periode stakingen en werkonderbrekingen van het OCMW-personeel in Brussel, van federale ambtenaren, van Bpost-medewerkers, van brandweerlieden in Brussel, bewegingen in de publieke (non-profit) sector en in het openbaar vervoer, van gevangenisbewakers en van bagage-afhandelaars op Zaventem, van het distributiecentrum van Decathlon in Willebroek en van meer dan 100 supermarkten van Delhaize.
De arbeiders in beide landen volgen het voorbeeld van hun klassebroeders in het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. [1] Maar de strijd blijft uiterst versnipperd, met iedereen die in zijn eigen hoekje staakt, op verschillende dagen actie voert, zonder massale betogingen of vergaderingen waar de arbeiders kunnen discussiëren en beslissen over de ontwikkeling van de strijd. Hoe deze beperkingen van de strijd te overwinnen? Verschillende linkse organisaties – die zichzelf “socialistisch”, “communistisch” of “marxistisch” noemen – stellen oplossingen voor die op het eerste gezicht zeer radicaal lijken. De vraag is of ze werkelijk radicaal zijn en vooral of ze beantwoorden aan de behoeften van de huidige arbeidersstrijd. Laten we eens nader bekijken wat hun voorstellen zijn voor de strijd van vandaag.
“De vakbonden moeten de strijd beter organiseren”
Dit is wat de “linkse” groepen in Nederland voorstellen: “Het wordt tijd dat de FNV (de grootste vakcentrale in Nederland), in overeenstemming met haar basis, haar gerechtvaardigde eisen van de campagne ‘Nederland verdient beter’ politiek concretiseert” en bijgevolg besluit om “haar basis hiervoor massaal te mobiliseren.”[2] In België stelt de Parti socialiste de lutte (PSL) dat “de leden van het ABVV zich moeten mobiliseren voor een strijdbaardere en democratischere vakbond.”[3]
We moet gewoonweg ontmaskeren wat deze groepen de arbeiders doen geloven, als reactie op de onwil van de vakbonden om vastberadener te zijn bij het organiseren van vakbondsacties. Bijvoorbeeld de FNV, samen met andere bonden, heeft in de afgelopen periode de strijd bewust op deze manier heeft georganiseerd. Dit volgt uit haar rol binnen het kapitalisme, die niet is om de strijd effectief te maken, maar juist om deze te belemmeren, om arbeiders te ontmoedigen en hun wil om te strijden te ondermijnen.
De vakbond is al meer dan een eeuw geen “zelforganisatie van de arbeiders” en kan dat ook nooit meer worden. De geschiedenis van de laatste honderd jaar laat zien dat alle vakbonden de strijd van de arbeiders systematisch hebben ondermijnd. Zelfs de zogenaamd radicale en strijdlustige vakbonden[4], die door de groepen van “radicaal links” als voorbeeld worden gepresenteerd, hebben na de nederlaag van de revolutionaire golf van 1917-1923 nooit de belangen van de arbeidersklasse verdedigd.
De door deze groepen aan de arbeiders voorgestelde oriëntatie, namelijk om zich in de vakbond te engageren om hen op een radicaler pad te brengen, heeft slechts tot gevolg dat de meest kritische arbeiders worden afgeleid naar acties zonder perspectief die inhoudelijk niets veranderen en dus ontmoediging in de hand werken.
“We moeten de vakbonden redden van het verraad van de leiders”
“Als de vakbonden niet strijden, komt dat door de leiders”, zeggen de “strijdende vakbondsmensen”. Volgens “Socialistisch Alternatief” (een afdeling van het Internationaal Socialistisch Alternatief in Nederland en het equivalent van de PSL in België) is het gebrek aan strijdbaarheid van de FNV te wijten aan “het verraad van types als Wim Kok”[5], die het hoofd van de vakcentrale werd. De GIS (Groep Internationale Socialisten) van haar kant meent dat er iets fundamenteel verrot is in de FNV, als iemand “als Van Doesburg zo lang heeft kunnen floreren in de FNV, terwijl hij niet voor de leden, maar voor de klassenvijand werkte”. [6]
Het zich voortdurend herhalende verraad van vakbondsleiders is zo oud als de wereld. De laatste honderd jaar hebben alle vakbondsleiders zich altijd tegen de arbeidersklasse gekeerd. Dat is niet omdat ze zich hebben aangesloten bij het kamp van de bourgeoisie, maar omdat de organisatie die ze leidden niet langer een organisatie van de arbeidersklasse was, maar een organisatie van de burgerlijke staat.
De integratie van de vakbond in de burgerlijke staat is het resultaat van de verandering van de objectieve historische omstandigheden, die de inhoud van de arbeidersstrijd in de afgelopen honderd jaar fundamenteel hebben veranderd. Sinds het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, die het begin markeerde van de historische crisis van het kapitalisme, is er geen blijvende verbetering binnen het kapitalisme mogelijk. Daarom is het werkelijke doel van de arbeidersstrijd niet langer de geleidelijke verbetering van de arbeids- en levensomstandigheden, die in de 19e eeuw nog aan de staat kon worden ontworsteld, maar de onmiddellijke wereldwijde omverwerping van het kapitalisme in verval. Zoals Lenin zei, schuilt sinds het begin van de 20e eeuw “achter elke staking de hydra van de revolutie”.
En als gevolg van deze verandering in de historische inzet van de strijd is de vakbond, als een apparaat dat in de eerste plaats bedoeld was om verbeteringen binnen het kapitalisme te bereiken (wat vandaag de dag niet meer mogelijk is), opgeslokt door de burgerlijke staat.
Daarom leidt ook de oproep van de “linkse” groepen om “de vakbonden terug te vorderen” door “de corrupte leiders te verdrijven” geenszins tot versterking van de dynamiek van de strijd en de proletarische kracht. Het moedigt de arbeiders aan om te streven naar het herwinnen van een burgerlijke staatsorganisatie in zichzelf, wat de greep van de vakbonden op de arbeidersklasse alleen maar vergroot en de arbeiders naar een zekere nederlaag leidt.
“We moeten vechten voor de kwaliteit van de openbare diensten”
Een ander standpunt dat deze “linkse” organisaties regelmatig naar voren brengen is de verdediging van openbare diensten – openbaar vervoer, zorg voor zieken, ouderen en gehandicapten, onderwijs, cultuur… – en zij leggen bijzondere nadruk op de verdediging van de kwaliteit van deze diensten. Openbare diensten zijn, volgens de SAP in Nederland, “samen de basis voor de opbouw van een werkelijk zorgzame en ecologische samenleving, fundamenteel tegengesteld aan de logica van geld en winst”.[7] Volgens de PVDA/PTB in België zijn het de openbare diensten die “een zorgzame samenleving garanderen, waar mensen op de eerste plaats komen, en niet de winst. Daarom steun ik de werknemers in de openbare diensten en de vakbonden in hun strijd voor respect en investeringen”. [8]
Ook hier is een ondubbelzinnige afwijzing nodig. Openbare diensten, geprivatiseerd of niet, zijn in de eerste plaats instrumenten van de burgerlijke staat en het is dan ook volslagen onzin om te beweren dat zij de “gemeenschap” dienen. Maar bovenal worden de werknemers in deze bedrijven net zo uitgebuit als in elk ander bedrijf. Ook in de overheidsdiensten wordt steeds harder gewerkt, worden herstructureringen doorgevoerd, worden de lonen verlaagd en worden werknemers ontslagen.
Bovendien is het vandaag de dag dwaas om “socialistische” hervormingen door te voeren in een kapitalistisch systeem in verval. De “strijd voor de kwaliteit van de openbare diensten” heeft dus niets gemeen met de strijd van de werknemers voor de verdediging van hun arbeids- en levensomstandigheden, maar leidt ertoe dat hun belangen worden vermengd met die van bepaalde organen van de burgerlijke staat.
Wat deze groepen voorstellen druist in feite rechtstreeks in tegen de behoeften van de strijd, die erin bestaat zich te verenigen over de grenzen van bedrijven en sectoren heen, en is een verkapte oproep aan de arbeiders om hun strijd als onafhankelijke klasse op te geven.
De valse vrienden van de arbeiders
“Revolutionaire socialisten steunen acties”! [9] Dat geldt zeker niet voor organisaties als de PSL, “Vonk/Revolutie“, de PTB (Partij van de Arbeid in België) in België of “Socialistisch Alternatief“, GIS, SAP/Grenzeloos[10] in Nederland. Zij zetten valkuilen en brengen valse perspectieven naar voren om te voorkomen dat de dynamiek van de strijd zich versterkt en verdiept. En dit gebeurt niet toevallig. Het komt omdat ze deel uitmaken van het politieke apparaat van de bourgeoisie, niet van het kamp van de arbeidersklasse. “Het feit dat zij minder invloed hebben of een radicaler taalgebruik hanteren, doet niets af aan het in wezen burgerlijke karakter van hun programma en aard, maar maakt hen tot nuttige ronselaars.”[11] Hun taak is dus om schijnbaar radicale taal te gebruiken met als doel de arbeidersstrijd op te sluiten in de kapitalistische logica van winst, rentabiliteit en kostenbesparing in het belang van het concurrentievermogen van de nationale economie.
De geschiedenis heeft bewezen dat wanneer arbeiders als één klasse optreden, zij in staat zijn zelfstandig te handelen, te discussiëren, initiatieven te nemen en creativiteit te ontwikkelen en in een dergelijke dynamiek de aanvallen van de barbaarse bourgeoisie af te slaan en de weg naar een communistische maatschappij in te slaan. Bijgevolg roepen de revolutionaire organisaties in hun interventie de arbeiders op om de strijd in eigen handen te nemen door algemene vergaderingen en verkozen stakingscomités te organiseren. Anderzijds tonen de voorbeelden van de arbeidersstrijd van de afgelopen honderd jaar ook onomstotelijk aan dat de arbeiders in de ontwikkeling van hun strijd voortdurend zijn gestuit op de manoeuvres van de vakbonden. Daarom moeten revolutionairen voortdurend het anti-arbeiderskarakter van deze organisaties aan de kaak stellen. En in dit verband is het even essentieel om de zogenaamde “radicaal-linkse” organisaties te ontmaskeren en aan de kaak te stellen, die beweren de arbeidersstrijd te steunen, maar in werkelijkheid de ontwikkeling en de dynamiek ervan saboteren.
Dennis / 23-4-2023
Noten
[1] Zie het internationale pamflet van IKS: Overal dezelfde vraag: Hoe de strijd te ontwikkelen? Hoe de regeringen doen terugkrabbelen?
[2] Grenzeloos, “Nederland verdient beter – Nederland heeft stevige eisen en actie nodig om van Rutte en de werkgevers te winnen”. Op de site van Grenzeloos was de link naar het Nederlandse origineel verbroken. De vertaling is uit het Franse artikel in Internationalisme.
[3] Vertaling van “LSP, Gerommel aan de top van het ABVV. Voor een strijdbare vakbond met democratie van onderuit, 13 juli 2020”
[4] Tot de bekendste voorbeelden behoren de Confederacion Nacional de Trabajo (CNT) in Spanje, de Industrial Workers of the World (IWW) in de Verenigde Staten, de Eenheidsvakcentrale (EVC) in Nederland vlak na de Tweede Wereldoorlog, de Freie Arbeiter Union (FAU) in Duitsland na diezelfde oorlog.
[5] Terugvertaald uit het Frans in het Nederlands van “Socialistisch Alternatief, Strijdbaarheid neemt toe in Nederland”.
[6] Terugvertaald uit het Frans in het Nederlands van “GIS, Nederland verdient een democratische en strijdbare vakbeweging”
[7] Terugvertaald uit het Frans in het Nederlands van “SAP, Geconfronteerd met toenemende onzekerheid en verslechterende werkomstandigheden: haal het geld daar waar het zit!”
[8] Hedebouw (PTB), Een warme samenleving bouw je op sterke openbare diensten, 10 maart 2023.
[9] Terugvertaald uit het Frans in het Nederlands van “Socialistisch Alternatief, Strijdbaarheid neemt toe in Nederland”.
[10] Al deze groepen zijn directe of indirecte afstammelingen van de Vierde Internationale, opgericht door Trotski in 1938, die tijdens de Tweede Wereldoorlog overstapte naar de kant van de bourgeoisie door deel te nemen aan de imperialistische oorlog tegen nazi-Duitsland. Slechts enkelen keerden zich tegen dit verraad van de Vierde Internationale, waaronder Nathalia Trotski.
[11] Het platform van de IKS, punt 13: Het contrarevolutionaire karakter van de “arbeiders”-partijen.
Bron: Dennis, La dynamique de la lutte désamorcée par les propositions fallacieuses des groupes « gauchistes » in Internationalisme op 8 mei 2023. Aldaar ook hyperlinks naar bronvermeldingen in de voetnoten. Bij gebrek aan Nederlandse vertaling op 15 mei vertaald door F.C. met behulp van Deepl.com Pro.
Kritische kanttekeningen
We zijn het eens zijn met Dennis waar hij de versplintering van de strijd door de vakbonden en de linksburgerlijke ‘alternatieven’ ontmaskert. Daarentegen is de onderbouwing van zijn standpunten volgens ons uitermate gebrekkig en belemmert deze het inzicht in de mogelijkheden om de huidige verbrokkelde en beperkte verdedigingsstrijd van arbeiders te boven te komen.
Verval van het kapitalisme? Onmogelijkheid van hervormingen?
Is het waar wat Dennis beweert? “Sinds het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, die het begin markeerde van de historische crisis van het kapitalisme, is er geen blijvende verbetering binnen het kapitalisme mogelijk”? Een blijvende verbetering van de situatie van de arbeiders is nooit mogelijk geweest, niet voor en niet na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Elke verbetering is slechts door zware arbeidersstrijd afgedwongen en is slechts tijdelijk. Dat geldt voor de minimale ‘hervormingen’ rond 1900 als ook voor de veel belangrijkere verbetering van de situatie van de arbeiders in West-Europa en Noord-Amerika tijdens de heropbouwperiode na de Tweede Wereldoorlog. Het gaat zeker in de huidige periode sinds de jaren 1980 ook niet om verbeteringen, maar om de vraag of arbeidersstrijd de voortdurende verslechteringen kan tegenhouden: werkloosheid, lagere koopkracht van de lonen en uitkeringen, verhoging van de arbeidsdruk en de druk van de staat op uitkeringsgerechtigden, afbraak van het ‘sociale loon’: allerlei vormen van zorg en onderwijs, toename van woningnood en stijging van de huren. Dat is de vraag die arbeiders zich stellen. Zeker sinds de inflatie en de energieprijzen zijn toegenomen onder druk van de post-Covid periode en de oorlog in Oekraïne. Dennis ontwijkt de vraag of arbeidersstrijd deze verslechteringen tijdelijk kan tegenhouden, door te stellen “het werkelijke doel van de arbeidersstrijd niet langer de geleidelijke verbetering van de arbeids- en levensomstandigheden, die in de 19e eeuw nog aan de staat kon worden ontworsteld, maar de onmiddellijke wereldwijde omverwerping van het kapitalisme in verval.”
We merken op dat het Dennis ontgaat dat de geleidelijke verbetering in de 19de eeuw waarvan hij spreekt nooit het “werkelijke doel” van de arbeidersstrijd is geweest. Volgens het reformisme was dit het werkelijke doel. Volgens de revolutionairen in de sociaaldemocratie was het werkelijke doel van de strijd niet hervormingen maar het omverwerpen van het kapitalisme, een mogelijkheid die in de jaren voor de Eerste Wereldoorlog naar voren kwam door het voltooien van de wereldmarkt, van het imperialisme als politiek van alle staten en van de neerwaartste druk die dit legde op de arbeidersklasse. Rond de Eerste Wereldoorlog werden de verschijnselen van het imperialisme door vele communisten opgevat als een teken dat het kapitalisme een blijvende periode van neergang, van economische crisis, van verval was ingetreden. Deze opvatting en die van de daaruit volgende voortdurende verslechtering van de situatie van de arbeiders is aantoonbaar onjuist (zie de teksten waarnaar is verwezen in Interimperialistische oorlog en het veronderstelde ‘Verval van het Kapitalisme’). Het imperialisme is inderdaad blijvend, maar de kapitalistische economische ontwikkeling is gebleken in verschillende regio van de wereld anders te verlopen (na b.v. de heropbouw in West-Europa de verplaatsing van industrie naar India en China en de opkomst van China als economische wereldmacht). Naast de economische conjunctuurbeweging die al door Marx beschreven was, kwamen ook op- en neergaande bewegingen van de economie onder invloed van imperialistische oorlogen, technologische ontwikkelingen en de verschillende antwoorden van het kapitalisme op de arbeidersstrijd.
Ons antwoord, in overeenstemming met de beste delen van de historische communistische linkerzijde in Duitsland en Nederland, is duidelijk: Ja, de arbeiders kunnen zich verdedigen tegen de huidige aanvallen van het kapitaal door hun strijd zelfstandig als klasse te voeren, uit te breiden, een te maken en naarmate zich het bewustzijn en de zelfstandige organisatie verder ontwikkelen, de doeleinden steeds hoger te stellen.
Het anti-proletarische karakter van alle ‘vakbonden’
In de ontwikkeling van de klassenstrijd blijkt de ‘erkende vakbeweging’ een belemmering. In Nederland zijn met name FNV en CNV, in België ABVV en ACV centrales van door de staat erkende bonden, en deze bonden erkennen en beschermen de staat en het kapitaal; het zijn inderdaad onderdelen van de burgerlijke staat geworden. Grotendeels zijn het ook geen vakbonden meer in de zin van beroepsbonden; het zijn bedrijfstak- of industriebonden waarin verschillende beroepen zijn georganiseerd. De bonden van de ‘erkende vakbeweging’ hebben inderdaad zoals Dennis schrijft “de strijd van de arbeiders systematisch (…) ondermijnd.”
Omdat linksburgerlijke organisaties als alternatief soms “radicale en strijdlustige vakbonden” als voorbeeld stellen, meent Dennis – in overeensteming met de IKS – dat deze “na de nederlaag van de revolutionaire golf van 1917-1923 nooit de belangen van de arbeidersklasse [hebben] verdedigd.” Daarbij noemt hij in noot 4 nogal verschillende organisaties die in in verschillende periodes verschillende functies hebben vervuld: CNT, IWW, EVC, FAU. Het is onduidelijk wat Dennis verstaat onder “de belangen van de arbeiders”. Hij heeft eerder aangegeven het “werkelijke doel van de arbeidersstrijd niet langer de geleidelijke verbetering van de arbeids- en levensomstandigheden, die in de 19e eeuw nog aan de staat kon worden ontworsteld, maar de onmiddellijke wereldwijde omverwerping van het kapitalisme in verval”. Als hij daarom bedoelt bedoelt dat “radicale en strijdlustige vakbonden” geen proletarische revolutie hebben voltrokken, dan heeft hij gelijk, net zoals Dennis en de IKS geen proletarische revolutie hebben voltrokken. Dit lijkt een flauwe opmerking, maar het is het maximalisme, “de revolutie hier en nu” van Dennis en de IKS dat hier in al zijn domme simpelheid naar voren komt.
We herinneren er aan dat in sommige situatie de revolutionairen hebben bijgedragen aan het vormen van bonden als alternatief voor de staatsvakbeweging en dat deze alternatieve bonden tijdelijk een positieve rol speelden in de arbeidersstrijd ter verdediging tegen de aanvallen van het kapitaal? Zie bijvoorbeeld de AAUD in Duitsland en de rol die de Communistenbond ‘Spartacus’ speelde in de oprichting van de EVB, later EVC. Voor een kritiek op het idee van onvermijdelijke bureaucratisering van vakbonden, zie bijvoorbeeld Roi Ferreiro, Essay: On unionism and its revolutionary overcoming. A contribution to a debate between council communists. Op dit moment is de vorming van dergelijke alternatieve, revolutionaire bonden in België of Nederland helemaal niet aan de orde, maar de verwerping daarvan op basis van een niet-bestaand verval van het kapitalisme, van onvermijdelijke bureaucratisering en erger, de onmogelijkheid van ‘hervormingen’ klopt gewoon niet.
De ‘openbare diensten’
Op een soortgelijke manier grijpt Dennis een linksburgerlijke verdediging van de openbare diensten aan voor de volgende schijnradikale en maximalistische uitspraak: “Ook hier is een ondubbelzinnige afwijzing nodig. Openbare diensten, geprivatiseerd of niet, zijn in de eerste plaats instrumenten van de burgerlijke staat en het is dan ook volslagen onzin om te beweren dat zij de “gemeenschap” dienen. Maar bovenal worden de werknemers in deze bedrijven net zo uitgebuit als in elk ander bedrijf.” In dit geval ontwijkt Dennis de vraag hoe arbeiders zich kunnen verdedigen tegen de afbraak van allerlei vormen van zorg, het onderwijs, het openbaar vervoer, enz. Het zijn diensten die arbeiders nodig hebben, ook al dienen ze niet een onbestaande “gemeenschap”. Ja, de burgerlijke staat beheerst deze diensten direct of indirect en gebruikt ze om te bezuinigen op het “sociale loon” en voor de ideologische beheersing van de arbeidersklasse. Ja, de werkers daar zijn grotendeels loonarbeiders en zij worden uitgebuit. Dat is reden temeer voor de arbeiders van andere sectoren om de ‘openbare diensten’ te zien als mogelijk doel van uitbreiding van hun strijd en van actieve solidariteitsstakingen wanneer arbeiders in de openbare diensten actie voeren. Net zo goed als strijdende arbeiders eisen kunnen afdwingen van ondernemers, kunnen ze dat van openbare diensten. En dan bedoelen we niet alleen looneisen, maar ook eisen op het gebied van andere omstandigheden en zelfs de dienstverlening aan patiënten, zorgcliënten, studenten, reizigers. Dat laatste niet propagandistisch vooruitlopend op een staats-‘socialisme’ zoals burgerlijk links dit aanhangt, maar als eisen die in een gevorderd stadium van de strijd als inzet hebben een bedrijfsleven georganiseerd door de associatie van vrije en gelijke producenten.
Bij dergelijke twijfelachtige argumenten zoals van Dennis in een publicatie van de IKS die voorgeeft revolutionair te zijn, moeten we vaststellen dat de arbeidersklasse niet alleen ‘valse vrienden’ heeft, maar ook zwakke misleidende echte vrienden.
Arbeidersstemmen, 15-5-2023