Deel 3 van de eerste Nederlandse vertaling van Willy Huhn: Trotski – de mislukte Stalin
Wat was Lenin’s eigen houding ten opzichte van de raden, deze praktische en organisatorische vorm van zelfstandige proletarische klasse-actie? We horen dat hij in 1905/06 niet actief deelnam aan hun werk. Zinoviev, die in zijn bloemlezing “Lenin” deze vergelijkt met MARAT, vertelt ons:
“Kameraad Lenin zat toen vooral op de tribune van de ‘Vrije Economische Maatschappij’, waar de Raad van (Arbeiders) Afgevaardigden vergaderde. In deze Sovjet heeft hij nooit gesproken. Hij luisterde vooral.”
Toen de arbeidersraad vervolgens besloot de anarchisten te uit te sluiten, concludeerde Lenin onmiddellijk en typerend dat de Sovjet geen arbeidersparlement was:
“Natuurlijk, als de arbeidersraad zou worden beschouwd als een arbeidersparlement of een zelfbesturend orgaan van het proletariaat, dan zou het verkeerd zijn om de anarchisten niet toe te laten… De Raad van Afgevaardigden van de Arbeiders is geen arbeidersparlement of een orgaan voor proletarisch zelfbestuur, en is ook helemaal geen orgaan voor zelfbestuur, maar eerder een strijdorganisatie voor het bereiken van bepaalde doelen.”
Lenin definieert de doelen echter als politiek en democratisch, en daarom is er geen plaats voor de anarchisten in de raden.1) Deze politieke en democratische doelen blijven volledig binnen het kader van een burgerlijke, zij het radicale (Jacobijnse) revolutie. Lenin wilde toen nog optrekken “met de revolutionaire en republikeinse bourgeoisie”, en samen met haar ten strijd trekken om
“voor de eerste maal grondig het terrein zuiveren voor een brede en snelle Europese en niet-Aziatische ontwikkeling van het kapitalisme… uit deze stellingen volgt dat het een reactionaire gedachte is, de verlossing van de arbeidersklasse ergens anders te zoeken dan in de verdere ontwikkeling van het kapitalisme. In landen als Rusland lijdt de arbeidersklasse niet zozeer door het kapitalisme als wel door de gebrekkige ontwikkeling van het kapitalisme. Daarom heeft de arbeidersklasse onvoorwaardelijk belang bij een zo breed, zo vrij en zo snel mogelijke ontwikkeling van het kapitalisme.“
Maar Lenin was duidelijk niet volledig overtuigd van deze onvoorwaardelijke belangstelling van de arbeiders voor de verdere ontwikkeling van het kapitalisme, zoals zijn opvatting over de aard en de rol van de arbeidersraden ons laat zien. En net zo duidelijk heeft Lenin bij de volgende opmerkelijke herziening van het woord van Marx in het “Communistisch Manifest”:
“Het proletariaat heeft niets te verliezen dan zijn ketenen, doch zal met de hulp van de democratie de hele wereld winnen”
niet gedacht aan de democratie van de Sovjets! 2)
De “boerenrevolutie” die in Rusland op de agenda staat “is momenteel (november/december 1905; Huhn) een burgerlijke revolutie,” verklaarde Lenin; en het is een revolutie die het kader van een kapitalistische sociaal-economische orde niet te boven gaat. Daarom
“blijven ook de proletarische eisen in de meeste gevallen eigenlijk beperkt tot dergelijke hervormingen, die in het kader van het kapitalisme heel goed in te willigen zijn. Het Russische proletariaat eist nu en onmiddellijk niet wat het kapitalisme ondermijnt, maar wat het zuivert en zijn ontwikkeling versnelt en versterkt.”
Daarom moet Lenin tot de conclusie komen dat de echte socialistische eisen nog altijd moeten uitblijven:
“Op de agenda staan democratische eisen van de arbeiders in de politiek, economische eisen in het kader van het kapitalisme in de economie.” 3)
Maar als de raden geen proletarische klasse-organen moeten zijn om de socialistische revolutie van de arbeiders uit te voeren, wat hebben ze – nu ze al bestaan! – dan voor doel in de bolsjewistische visie? In 1906 beschreef Lenin de raden als “stakingsorganen, organen van de opstand”, en wel in de zin van hun reductie tot louter technische organen van de opstand. Maar hij vond ze niet eens voldoende: militaire partizanengroepen onder de controle van de partij zouden hun plaats moeten innemen. In 1907 werd in een bolsjewistische resolutie opgeroepen tot een partijmilitie (ruwweg in de stijl van de latere Oostenrijkse Schutzbund), waaraan meer belang werd gehecht dan aan de arbeidersraden. Ook dan nog blijven deze eenvoudige middelen van de opstand om de bevelen van de partij aan de arbeidersmassa’s over te brengen:
“Zij (de raden; Huhn) zijn nodig om de massa’s te verenigen, … om aan de massa’s de leuzen van de partij over te dragen …”
Lenin kon zich de sovjets alleen voorstellen als gecommandeerde raden.4) De bolsjewieken hebben nooit de bedoeling gehad een echte “Sovjetmacht” te vestigen; het Leninisme houdt zich altijd alleen bezig met de vestiging van een “partijmacht”. De deelname van de partijleden aan de raden is alleen “toegestaan indien noodzakelijk”, “mits de belangen van de partij strikt in acht worden genomen en de SDAPR wordt versterkt en geconsolideerd”.
Zodra deze versterking van de partij heeft plaatsgevonden, zijn de raden overbodig, zoals het al in maart 1907 heet.5) Het radenprincipe heeft dus niet zijn oorsprong in de wieg van het bolsjewisme. Om het onderwerp “Lenin en de arbeidersraden” af te sluiten, is het voldoende om KARL RADEK het woord te geven, die in een wat afgezwakte vorm over de raden van 1905 schrijft:
“Zelfs de Russische Marxisten, laat staan de Europese, beseften op dat moment niet dat dit geen organisaties van strijd tegen de burgerlijke regering waren, maar de kiemvormen van de toekomstige organisatie van de proletarisch macht.”
We nemen aan dat Radek met de Russische Marxisten zowel de mensjewieken bedoelde alsook en vooral de bolsjewieken.6)
Bron: Willy Huhn, Trotzki – der gescheiterte Stalin, 1952.
Wordt vervolgd
Vertaling: F.C.
[Toevoegingen van de redactie]
Noten van de auteur
1 W. I. Lenin, „Ausgewählte Werke“, Sammelband. Wien 1925, S. 170-171.
2 W. I. Lenin, „Zwei Taktiken der Sozialdemokratie in der demokratischen Revolution“, Berlin 1946, S. 35,37, 38-39,40. Vgl. ook: „Ausgewählte Werke“, Bd. I, 1946, S. 431, 433, 435-437. [Marx en Engels schreven in de slotregels van het Communistisch Manifest: “Dat de heersende klassen sidderen voor een communistische revolutie! De proletariërs hebben daarbij niets te verliezen dan hun ketenen. Zij hebben een wereld te winnen.”]
3 W. I. Lenin, „Ausgewählte Werke“, 1925, S. 176.
4 W. I. Lenin, „Sämtliche Werke“, Bd. X: „Am Ausgang der ersten russischen Revolution“, S. 19-20.
5 W. I. Lenin, ebenda, S. 523.
6 Karl Radek, „Wege der russischen Revolution“, Hamburger Verlag der Komintern, S. 18.