Hoe Marx tijdens de Commune-opstand van 1871 de overgangsperiode en haar economische bewegingswetten karakteriseerde

Ter gelegenheid van het verschijnen van G.I.C., Grondbeginselen van de Communistische Productie en Distributie als E-Book (1) gaan we hier in op het verwijt dat de G.I.C. door het benadrukken van de economie van de overgangsperiode, de politieke aspecten van de revolutie zou hebben verwaarloosd. Dit verwijt is in de jaren 1930 naar voren gebracht door de Italiaanse Communistische Linkerzijde in ballingschap rond het tijdschrift Bilan. De huidige I.K.S. en de I.G.C.L. herhalen deze kritiek, meestal met gegoochel van citaten, zonder daarbij te antwoorden op de argumenten die wij daartegen inbrengen (2). Zo brengt de I.G.C.L. naar voren: “De G.I.C. stelt formele economische maatregelen altijd boven de kwestie van de politieke macht, wat voor ons een zeer gevaarlijke afglijding naar het apolitieke aspect is“ (3). Met haar voorrang voor ‘politiek’ wil de I.G.C.L. prioriteit geven aan de dictatuur van het proletariaat, maar gaat daarbij voorbij aan de kritische vraag wat deze dictatuur betekent wanneer – zoals in de Sovjet-Unie – de arbeiders in de bedrijven en de arbeidersraden ondergeschikt zijn aan het staatskapitalisme. De G.I.C. is duidelijk: dat is een dictatuur niet van maar over het proletariaat.
Op deze plaats zullen we aantonen dat de G.I.C. niet alleen stond toen zij de noodzaak naar voren bracht van een economische dicatatuur van het proletariaat, dat wil zeggen van een politieke dictatuur van de arbeidersklasse die voornamelijk wordt opgelegd aan de maatschappij door haar proletarische economische bewegingswetten. Ook Marx had deze opvatting.
Lees verder “De economie van de vrije en geassocieerde arbeid”