Bangladesh: Tegen de beestachtige uitbuiting door het kapitalisme!

Lang leve de strijd van de textielarbeiders!

Door IKP (le prolétaire)

De staking van 2019

Van Rana Plaza …

In een stellingname van 20 mei 2013 (1) over de instorting van het Rana Plaza fabrieksgebouw – 9 verdiepingen hoog en verzwakt na te zijn verhoogd met 3 verdiepingen – veroorzaakt door overbelasting en het niet respecteren van de meest elementaire bouwtechnische regels, wat binnen enkele seconden resulteerde in de onmiddellijke dood, van ten minste 1140 arbeiders en duizenden gewonden, benadrukten we dat noch de burgerlijke spijtbetuigingen van de textielbaronnen, noch de schijnrechtszaken en beloften van de Bengalese autoriteiten om “dingen te veranderen” ook maar iets zouden veranderen aan de beestachtige werk- en leefomstandigheden van de proletariërs van Bangladesh.

Sinds deze tragedie hebben de staat en de werkgevers consequent de ergste vorm van uitbuiting toegepast op de proletariërs, die door de omstandigheden letterlijk als slaven aan het kapitaal geketend zijn, in alle sectoren, waaronder de textielindustrie. Een van de window-dressing maatregelen die de regering gebruikte om de gemoederen te bedaren en een show van “waardigheid” op te voeren, was de benoeming van een nieuwe “looncommissie” waarin politici en werkgevers samenkwamen, verantwoordelijk voor het vaststellen van zogenaamde minimumlonen voor een periode van 5 jaar, compleet met een inflatiecorrectie (2). Deze strategie was bedoeld om de staat en de werkgevers in staat te stellen de loonniveaus te “reguleren”, de protesten van de proletariërs over de permanente verarming waaronder ze leden contractueel van tafel te vegen en zo de strijd van de arbeiders, stakingen, sabotage van fabrieken en gewelddadige demonstraties te belemmeren.

Wat dit onderwerp betreft, al in 2010 blijkt uit het cynisme van de loonvaststellingscommissie van de regering en de werkgevers wat proletarische arbeidskracht in zijn ruwe vorm is: een waar waarvan de waarde ligt in de reproductie ervan, d.w.z. in de basisbehoeften om proletariërs in staat te stellen zichzelf tenminste te voeden. Dit wordt gemeten in calorieën, voordat het wordt omgezet in geld! De voorzitter van deze commissie, rechter Ikteder Ahmed, verklaarde dat om het loon van de arbeider te berekenen, het nodig was om het te baseren op het aantal calorieën dat hem in leven zou houden: “3200 calorieën per dag, of ongeveer 27 euro per maand”, voor 10 uur werk per dag, 6 dagen per week (3). Deze ruimhartige en zeer wetenschappelijke commissie stelde toen voor om het salaris te verhogen van 1.800 takas (toen 19 euro) naar 3.000 takas (32,60 euro)! Het probleem met lage lonen, volgens Mustafizur Rahman, een econoom, “… is dat als de lonen omhoog gaan, fabrieken machines zullen kopen en minder mensen in dienst zullen nemen” (4)! Nog meer chantage!

Het is moeilijk om alle strijd en opstanden te kennen die sinds de tragedie in Rana Plaza hebben plaatsgevonden, maar laten we een paar voorbeelden noemen, die allemaal te maken hebben met het loonniveau dat gezinnen niet in staat stelt om het bestaansminimum te halen, waardoor ze vaak verplicht zijn om hun kinderen in nog ellendiger omstandigheden te laten werken en langer dan de wettelijke werktijden te werken, zelfs als dat betekent dat ze de lunch moeten overslaan.

In januari 2019 werden 52 textielfabrieken door een staking voor loonsverhogingen stilgelegd, omdat de arbeiders niet in staat waren om eten te kopen en huur te betalen. Om in hun behoeften te voorzien, hebben de proletariërs geen andere mogelijkheid dan geld te lenen van gewetenloze woekeraars die, profiterend van hun nood, zeer hoge rentetarieven vragen. De gemiddelde schuld van een Bengaalse proletariër is nu 70.000 takas. De onderdrukking van deze staking was bijzonder heftig en de bazen namen er met hun knokploegen aan deel, naast de politie. Deze repressie werd gecombineerd met een matigende actie van de vakbonden. Babul Akhter, vakbondssecretaris, verklaarde: “Ze [de arbeiders] moeten het [het loonakkoord] niet verwerpen en rustig weer aan het werk gaan” (5).

In augustus 2022 gingen 150.000 theearbeiders, van wie de lonen nog lager waren dan die in de textielindustrie, in staking en eisten een loonsverhoging van 150%, waarbij hun loon werd gemaximeerd op $1 per dag. Theearbeiders zijn van lagere kaste Hindoe afkomst, wat hun bazen nog meer het recht geeft om hen als beesten uit te buiten.

Tot slot brak er in november 2021 een transportstaking uit in Dhaka tegen de duizelingwekkende stijging van de brandstofprijs en de weigering van de regering om de stijging te compenseren met subsidies.

… naar de stakingen van 2023

Wat betreft de proletariërs in de textielindustrie: in 2018 werd het gangbare loon vastgesteld op 8.000 takas (ongeveer € 65) voor de contractperiode van 5 jaar, d.w.z. tot 2023. Vijf jaar lang heeft de inflatie, die zelden wordt gecompenseerd – maar ook het gebruikelijke niet-naleven van de loonafspraken, vooral bij onderaannemers van bedrijven die onder contract staan bij de westerse kledinggiganten, de toch al magere “koopkracht” van de proletariërs sterk verminderd, wat beter omschreven kan worden als “overlevingskracht”. Wat hadden de proletariërs bijvoorbeeld nog over voor voedsel, kleding en gezondheidszorg, terwijl de huurprijzen tussen de 5.000 en 6.000 takas bedroegen? De crisis die werd veroorzaakt door Covid en verergerd door de Oekraïens-Russische oorlog, heeft geleid tot een hoge inflatie in Bangladesh. Tegen 2022 kan de staat de energiebevoorrading niet meer garanderen en beperkt hij de elektriciteitsvoorziening. Om het ergste te voorkomen wordt ook de voedselhulp aan de bevolking worden opgevoerd. De monetaire maatregel die de staat neemt, bestaat uit een devaluatie van de taka met 25%, wat zeker de industriële export ten goede komt, omdat die veel goedkoper wordt, een maatregel ten gunste van de exporterende bazen, maar niet van de proletariërs. Tijdens deze periode van loonstop steeg de inflatie met 31,86%, wat de ernst van de economische situatie van het Bengalese proletariaat verklaart.

Eind oktober 2023 stelde de BGMEA (de Bangladesh Garment Manufacturers and Exporters Association) een loonsverhoging voor van slechts 25%, of ongeveer 2.000 takas, om de lonen te verhogen tot ongeveer 10.000 takas, een schijntje. Onder druk van demonstraties en toenemende woede van arbeiders stelde de Looncommissie op 7 november een eindbod voor van 12.500 takas, nog steeds ver onder wat nodig was om in de basisbehoeften van arbeiders te voorzien. Textielarbeiders van hun kant eisten sinds het begin van het jaar een loon van 23.000 takas, zodat ze een bescheiden maar waardiger leven konden leiden.

Als antwoord gingen de textielarbeiders begin november de straat op en begonnen vervolgens hun staking, waarbij ze fabrieken blokkeerden en barricades oprichtten, verenigd als een blok rond hun eis van 23.000 takas. De staking eindigde op 15 december na 3 weken van intense strijd. Zoals gewoonlijk kregen de arbeiders te maken met de hardste repressie: 4 arbeiders kwamen om, een vakbondsman werd gelyncht door de knokploegen van de bazen, om nog maar te zwijgen van het grote aantal arrestaties, 140 in totaal, en 10.000 stakers die werden vervolgd voor geweld en van wie velen tot gevangenisstraffen zullen worden veroordeeld, zoals al is gebeurd in andere stakingen, met name in 2019. Er zijn ook represailles van de werkgevers, waaronder talrijke ontslagen en de systematische jacht op de meest militante arbeiders en arbeidsters.

De staking breidde zich al snel uit naar 150 bedrijven, maar om te voorkomen dat de staking zich verder zou verspreiden en om verdeeldheid te zaaien onder de arbeiders door niet-stakers zich met geweld te laten verzetten tegen voorstanders van de staking, legden de bazen 600 bedrijven een lock-out op.

De vakbondskwestie

De integratie van vakbonden in de democratische mechanismen van klassensamenwerking is lang niet zo goed ontwikkeld als in het Westen. Bruut geweld blijft het belangrijkste middel om de strijdende proletariërs te laten buigen, die aan de andere kant niet geen natuurlijk vertrouwen hebben in bureaucratische compromissen die altijd zeer ongunstig voor hen zijn. Maar de vakbonden (6), wanneer ze geen “interne vakbonden” zijn, d.w.z. rechtstreeks georganiseerd door de bazen in hun bedrijven, streven ernaar om deel te nemen aan het handhaven en in evenwicht brengen van de sociale orde en om de proletariërs te betrekken in de dialoog en sociale vrede. De politieke en bureaucratische obstakels die de staat en de werkgevers opwerpen, maken het nog steeds erg moeilijk om vakbonden op te richten. Voor reformisme en opportunisme vormt deze moeilijkheid echter een vruchtbare bodem om de proletarische strijd te gebruiken om politieke erkenning van de staat te krijgen in hun rol als bewakers van de sociale orde, door de nadelen van oncontroleerbare stakingen voor het kapitaal af te zetten tegen de voordelen van wettelijk voorgeschreven collectieve onderhandelingen als een noodzakelijke stap in de strijd van de arbeiders.

Talisman Akhter van de BGWS verwoordde dit streven naar erkenning door de staat en de werkgevers van de vakbonden als verantwoordelijke sociale partners die zich bezighouden met het “algemeen belang”, d.w.z. het kapitalistische belang, als volgt: “De woede van de arbeiders is aangewakkerd door de stijging van de kosten van levensonderhoud, waarbij basisvoedingsmiddelen onbetaalbaar zijn geworden, maar het geweld komt des te gemakkelijker tot uiting omdat de vakbonden alleen op papier bevoegd zijn en gecontroleerd worden door de fabriekseigenaren”. (7). Vanuit dit gezichtspunt is het de rol van de vakbonden om geweld in de proletarische strijd te helpen voorkomen, een geweld dat al meteen voorop staat in de staking, die een directe aanval is op de winsten van de werkgevers.

Alleen de winst regeert!

Bangladesh overleeft alleen dankzij zijn textielindustrie [vooral confectieateliers; noot van de vertaler], maar dit is een sector waarin de internationale concurrentie zeer hevig is, vooral in Azië, waar de belangrijkste fabrikanten – China, Bangladesh, Vietnam, India, Hongkong en Indonesië – verwikkeld zijn in een eindeloze en genadeloze prijzenoorlog. In deze sector, die als manufactuur [d.w.z. handarbeid aan naaimachines; idem] is georganiseerd, hangen de productiekosten voornamelijk af van het loonniveau, zodat de proletariërs tot de laatste druppel zweet worden uitgeperst. Alle westerse inkopers zwijgen over de slaafse leefomstandigheden van de textielarbeiders in Bangladesh – en andere Aziatische landen – en als hun lippen al van elkaar gaan, dan is dat alleen om een paar sussende woorden te spreken over hun grote menselijkheid en bezorgdheid om het welzijn van de arbeiders; en om hun hebzucht naar winst beter te verbergen achter handvesten van goed gedrag die achterin de bijlagen van hun commerciële contracten staan en die Bengaalse industriëlen nooit zullen respecteren, omdat hun onderaannemers al niet verplicht zijn om het minimumloon te respecteren en omdat controles worden uitgevoerd in het welwillende belang van beide contractpartijen. Aan de andere kant zetten de bazen in Bangladesh zichzelf ook in een goed daglicht door te klagen over deze westerse marionetten die hen de les lezen om de lonen van hun arbeiders te verhogen, maar die toch geen cent meer willen betalen voor de goederen en hen chanteren om elders betere prijzen te krijgen (zoals in Mongolië en zelfs Afghanistan)! Dat is kapitalisme, dat is de ‘moraal’ van het kapitalisme!

*

De staking van vorig jaar slaagde er niet in om de bazen en de staat te doen buigen, maar het was geen nederlaag. Alle proletariërs hebben gewonnen door hun organisatie, hun vermogen tot strijd, opoffering, eenheid en solidariteit te versterken, met andere woorden door zich te versterken op de fundamentele grondslagen van de klassenstrijd en zonder af te wijken van de materiële doelstellingen. Maar nu moet de strijd worden uitgebreid naar de verdediging van arbeiders die zijn ontslagen, gevangengezet of nog op hun proces wachten. De proletariërs van Bangladesh moeten er ook voor zorgen dat hun eenheid nooit verbroken wordt door de ideologische invloed van de clanbourgeoisie van nationale of religieuze gemeenschappen. In de toekomst moeten ze daarom hun klasse-eenheid verdedigen over kastes en religieuze overtuigingen heen, om niet in de armen te vallen van laatstgenoemden die in dit continentale gebied voortdurend oprukken en hun gif verspreiden.

Noten

(1) Zie deze stellingname op onze website https://www.pcint.org/01_Positions/01_01_fr/130520_hecatombe-bangladesh.htm

(2) In 2013 had de regering al een clausule van 5% jaarlijkse loonsverhoging ingevoerd om de inflatie te compenseren. Maar in de praktijk wordt deze regel bijna altijd omzeild op verschillende manieren, zowel legaal als illegaal. Vandaag vragen de vakbonden om naast de 23.000 takas deze inflatiecompensatie te verhogen naar 10%. In de afgelopen decennia is het salaris als volgt geëvolueerd: 1983: 627 Tk; 1994: 940 Tk; 2006: 1662 Tk; 2010: 3000 Tk; 2013: 5300 Tk; 2018: 8000 Tk.

(3) Zie. Le Monde”, 18/08/2010

(4) Ibid.

(5) Vgl. Le Monde”, 14.01.2019

(6) De belangrijkste vakbondsorganisaties zijn: BGIWF (Bangladesh Garment Industrial Workers Federation); NGWF (National Garment Workers Federation); BGWUC (Bangladesh Garment Workers Unity Council); BGWS (Bangladesh Garment Workers Solidarity).

(7) Zie. Le Monde”, 17.11.2023.

(8) Ibid.

Bron

Internationale Communistische Partij (le prolétaire), Bangladesh: Contre l’exploitation bestiale du capitalisme ! Vive la lutte des prolétaires du textile !, 17 januari 2024. Vertaald met Deepl.com.

Bangladesh: Tegen de beestachtige uitbuiting door het kapitalisme!

Plaats een reactie