De Russische Februarirevolutie van 1917 in twee teksten

Putilov-fabrieken
Algemene arbeidersvergadering in de Putilov-fabrieken, Petersburg 1917

Bij het 100-jarige jubileum  verschijnen vele teksten waarin de Februari- en Oktoberrevoluties van 1917 in Rusland vanuit evenzovele invalshoeken worden belicht, of …  verduisterd.
Men lijkt vaak meer bezig het bewijzen van het eigen gelijk, dan om lessen te trekken uit wat tot nu toe het hoogtepunt van arbeidersstrijd is geweest.
We gaan er van uit dat de gebeurtenissen van 1917 in Rusland vragen om een kritische verwerking vanuit het standpunt van de arbeidersklasse.
Hier presenteren we twee teksten afkomstig van verschillende groepen die zich – elk op hun eigen wijze – beroepen op de communistische linkerzijde.
In een nawoord geven we een vergelijking op enkele punten. Tot slot volgt een lijst met Nederlandstalige literatuur voor verdere studie.

Nelke (Soziale Befreiung) “Februarirevolutie”

De Februarirevolutie van 1917 was een klassiek voorbeeld van zelfgeorganiseerde proletarische klassenstrijd van het hoogste potentieel. Het proletariaat van Petrograd ging zelfstandig de strijd aan en verpletterde het verrotte tsaristische regime. Geen enkele partij of vakbond had tot deze enorme massastrijd opgeroepen. De geproletariseerde mensen van de toenmalige Russische hoofdstad gaven een goed voorbeeld van de directe sociale zelforganisatie, waarin de directe actie en het organiseren van deze actie samenvallen. Er werd geen democratische stemming voor de actie georganiseerd, de actie was de praktische stemming. Alle groot- en kleinburgerlijke burgermannetjes – met inbegrip van de meeste partijmarxisten – kunnen hierin slechts “spontaniteit” zien maar niet de directe sociale zelforganisatie van het strijdende proletariaat.

Lees verder in nieuw venster/tabblad

S.B. (IKS) “Februari 1917 in Rusland:
De proletarische revolutie in opmars”

Na 90 jaar (nu 100 jaar; red.) blijft de ontketening van de Russische Revolutie in 1917 de meest reusach­tige, meest bewuste massabeweging van de uitgebuiten. Ze was rijker aan ervaringen, aan initiatieven en aan creativiteit dan welke andere gebeurtenis uit de geschiedenis ook. Miljoenen proletariërs zijn er toen werkelijk in geslaagd om hun isolement te doorbreken, om zich bewust te verenigen, om zich de middelen te verschaffen om collectief, als één macht op te treden, en om de instrumenten voor de omverwerping van de burgerlijke staat en het veroveren van de macht in werking te brengen: de arbeidersraden (sovjets). Belangrij­ker nog dan de omverwerping van het eeuwenoude tsaristische regime was dat deze be­wuste massabeweging niets minder aankondigde dan het begin van de proletarische wereldrevo­lutie in het kader van een internationale golf van revoltes van de arbeidersklasse tegen de oorlog en tegen het kapitalistisch systeem in zijn geheel.

Lees verder in nieuw venster/tabblad

Nawoord

Februari 1917 ontstaan als spontane, elementaire strijd of …

Nelke wijst er terecht dat de Februarirevolutie een “zelfgeorganiseerde proletarische klassenstrijd” was. Er was geen oproep, geen vooraf genomen besluit en alle organisaties, zelfs die der bolsjewiki, werden verrast door de beweging. Nelke verzet zich echter ook – en terecht – tegen de visie dat de Februarirevolutie het resultaat was van spontaniteit. Maar hij brengt dit zo naar voren dat dit ten koste gaat van de rol van het bolsjewisme in het groeiende bewustzijn van de arbeiders over de kwestie van de Wereldoorlog dat uiteindelijk leidde tot de Februarirevolutie:  “Alle groot- en kleinburgerlijke burgermannetjes – met inbegrip van de meeste partijmarxisten – kunnen hierin slechts ‘spontaniteit’ zien maar niet de directe sociale zelforganisatie van het strijdende proletariaat.”  De stimulerende, richtinggevende en verhelderende rol van een revolutionaire minderheid schuift Nelke toe aan “de in de totale klasse betrekkelijk dunne laag van bewuste sociale revolutionaire arbeidSTers (die) een zeer belangrijke rol (heeft) gespeeld, die tevens de proletarische vleugels van het marxisme en het anarchisme vertegenwoordigde”. Dit is juist, maar door het sociologisch uiteenrafelen van de revolutionaire minderheden in ‘arbeiders’ en ‘kleinburgers’ kan Nelke voorbijgaan aan de vooraanstaande rol van het bolsjewisme, en tegelijkertijd de rol van het anarchisme aandikken.

Deze arbeideristische benadering is kenmerkend voor de ‘Sociaal-revolutionairen’ (niet te verwarren met de gelijknamige politieke partij van de Narodniki in Rusland 1917), waarvan Nelke de meest actieve, en misschien wel enige auteur is. Omdat de ‘Sociaal-revolutionairen’ zich beroepen op het radencommunisme (van Otto Rühle maar niet dat van de Groepen van Internationale Communisten of GIC) en door hun internationalistische opstelling in feite deel uitmaken van het kleine en verdeelde huidige proletarische ‘linkscommunistische’ milieu, is het de moeite waard om dieper op deze kwestie in te gaan. Want terwijl het een juiste verklaring lijkt te bieden voor bijvoorbeeld de latere misdaden van het bolsjewisme, schiet het arbeiderisme op punten te kort. En het kan zich ook tegen de arbeidersklasse keren. Stalinisten en Maoïsten hebben zich immers herhaaldelijk bediend van het arbeiderisme en anti-politiek (een tweede kenmerk waarmee de huidige ‘Sociaal-revolutionairen’ zich onderscheiden) om revolutionaire minderheden te bestrijden.  Door zich te beroepen op de ‘arbeiders’ in de partij konden de Stalinisten overal de oppositie van ‘intellectuelen’ uitschakelen.

… als strijd tegen de wereldoorlog?

In zijn bekende “Geschiedenis der Russische Revolutie” gaat Trotzki in het hoofdstuk “Wie leidde de februari-opstand?” uitvoerig in op het onjuiste beeld van de Februarirevolutie als een ‘spontane’ beweging (hij noemt dit op p.184 de “elementair”-theorie). Hij geeft een uitvoerig overzicht van wie deze visie aanhangen en op welke wijze, en ontkracht ze tegelijkertijd. Daarbij schuwt hij niet om de aarzelingen en de zwakke analyses binnen zijn eigen mensjewiki en binnen de bolsjewiki, waarbij Trotzki zich later zou aansluiten, aan de kaak te stellen en tegelijkertijd er op te wijzen dat de beste elementen daarvan zich in de gevangenis of in het buitenland bevonden. Trotzki vervolgt: “De mystiek van het elementaire verklaart niets. Om de situatie goed te beoordelen en het juiste moment van de slag tegen de vijand te bepalen, was het nodig, dat de massa, haar leidende groep, haar eigen eisen aan de historische gebeurtenissen stelde en eigen criteria bezat, om ze te beoordelen” (p.193). Er “… voltrok zich in de arbeidersmassa’s een zelfstandig en diepgaand proces niet alleen van groeiende haat tegen de heersers, maar ook van toenemend kritisch inzicht in de onmacht van deze, van opeenhoping van ervaring en scheppend vermogen, dat met de revolutionaire opstand en zijn zegepraal eindigde.
Op de bovengestelde vraag, wie de Februari-opstand geleid heeft, kunnen wij derhalve positief antwoorden: de bewuste en gestaalde arbeiders, die voornamelijk door de partij van Lenin opgevoed waren.” (p.195).

Voor, in en na februari 1917 voltrok zich onder de massa van de arbeiders, soldaten en boeren niet een bewustzijnsproces in een luchtledig, het had ook een inhoud waarover Nelke ons echter vrijwel niets zegt: de kwestie van de deelname van het Tsaristische Rusland aan de Eerste Wereldoorlog. Het artikel van SB (IKS) besteedt terecht wel aandacht aan de imperialistische oorlog. Deze imperialistische oorlogsdeelname werd ook na Februari door Rusland voortgezet. Over de kwestie van de oorlog ontwikkelde zich het bewustzijn van de arbeidersmassa’s verder. Zo kwam het tot de Oktoberopstand die een einde maakte aan de Russische oorlogsinspanningen. Daarbij sloten de Russische arbeiders, soldaten en boeren zich aan bij de muiterijen, en stakingen die ook in andere oorlogvoerende landen begonnen te ontstaan. Weer waren het de bolsjewiki die – ondanks zwakheden – naast andere voormalige linkse fracties van de sociaaldemocratie (zoals Rühle, Luxemburg en Liebknecht in Duitsland, Gorter en Pannekoek in Nederland en Duisland) de internationale klasse-oorlog tegen de imperialistische oorlog propageerden. Echter niets over het proletarisch internationalisme van de bolsjewiki bij Nelke.

Ik heb een groot probleem omdat ik wel vind dat de boljewiki een positieve rol hebben gespeeld in de Russische Revolutie van 1905 en in de golf van proletarische revoluties van 1917-1923. Nu moet ik verklaren waarom de bolsjewiki zich hebben ontwikkeld van beste verdedigers van het proletarisch internationalisme en van de wereldrevolutie, tot de felste strijders van contrarevolutie, zowel in Rusland als wereldwijd. Het is natuurlijk simpeler om te stellen dat zij als ‘partijmarxistische intellectuelen’ altijd al burgerlijk waren. Maar met deze totale verwerping, valt er ook weinig of niets te leren uit de revolutionaire ervaring.

De sovjets van 1917 of die van 1905?

Een tweede interessant punt in beide teksten is de manier waarop ze de oprichting beschrijven van de raden of sovjets van Petrograd onmiddellijk na de nederlaag van het tsarisme in februari 1917. SB (IKS) zegt daarover het volgende:

Wanneer eenmaal de eerste ketenen gebroken zijn, willen de arbeiders niet meer wijken. Om niet blindelings te handelen, bouwen ze voort op de ervaring van 1905 en richten ze sovjets op, die toen al spontaan waren ontstaan tijdens de massastaking. De arbeidersra­den waren de directe uitdrukking van duizenden arbeidersvergaderingen in de bedrij­ven en de wijken. Ze pasten de soevereiniteit toe van de assemblees en de centralisatie via verkozen en permanent afzetbare afgevaardigden“. 

Nelke heeft daarentegen de verdienste om uiterst kritisch te staan tegenover de manier waarop na de eerste overwinning een uitvoerend comité van de sowjets werd uitgeroepen (zie ook Trotzki p. 175 e.v.):  “… op 27 februari (werd) in het Taurische paleis in Petrograd het Uitvoerend Comité van de Sovjets geschapen door voornamelijk kleinburgerlijke intellectuelen en door mensjewistische en ‘sociaalrevolutionaire’ politici, een puur politiek gedachtenspinsel. Dit in tegenstelling tot de Sovjets van 1905, die echte klassenstrijdorganen van het proletariaat waren, ook al stonden ze eveneens onder de invloed van het partijmarxistische kleinburgerlijke radicalisme. Na dit gedachtenspinsel werden vervolgens ook lokale sovjets gevormd die meer onder invloed van de proletarische klassenstrijd stonden.
Het hele Sovjetssysteem van 1917 was inderdaad ernstig misvormd door kleinburgerlijk- democratische en kleinburgerlijk-radicale beroepspolitici. Met deze vaststelling willen we het radenfetisjisme ontmaskeren, dat bij de toenmalige sociaalrevolutionairen gedeeltelijk heel sterk naar voren kwam en dat door het latere radicaal-marxistische radencommunisme werd geïdeologiseerd”.  Bronvermeldingen om deze zware aantijgingen in de laatste zin te staven ontbreken. We herhalen hier niet onze bezwaren tegen het kortzichtige gescheld op ‘beroepspolitici’, maar stellen vast dat ondanks het aanvankelijk zelfbenoemde karakter van vele Raden in februari 1917 de arbeidersmassa’s in de daaropvolgende periode vanuit de aanvankelijke verscheidenheid aan opvattingen tot helderheid kwamen en hun wil om de oorlog te beëindigen vertaalden in de Oktoberopstand tegen de staat.

Het artikel van SB (IKS) zegt daarentegen niets over het verschil tussen de Sovjets van 1905 en die van 1917: in de laatste speelde partijlidmaatschap een rol, wat de vraag opwerpt aan wie leden van een sovjet die tevens lid zijn van een partij, verantwoording verschuldigd zijn. Daarmee mist het artikel de kans om een belangrijke les uit deze ervaring te trekken. Deze les is b.v. binnen de uiterst ‘partijmarxistische’ International Communist Tendency als volgt geformuleerd: “Terwijl partijleden belangrijk en zelfs in meerderheid aanwezig zijn in elke belangrijke beweging naar het communisme in de ‘sovjets’, zijn ze verantwoording verschuldigd aan de arbeiders die hen hebben afgevaardigd (en ze zullen slechts met een duidelijk communistisch mandaat een delegerende taak op zich nemen).” (CWO Class Consciousness and revolutionary Organisation, p.54).

Waarom mislukte de revolutie?

Wanneer we de Russische Revoluties van 1917 beschouwen als begin van en onderdeel van de proletarische wereldrevolutie, dan moeten we vaststellen dat deze is mislukt. Tegelijkertijd stelt zich dan de vraag naar de oorzaken van die mislukking van de wereldrevolutie. Elke analyse van de Russische Revolutie die voorbij gaat aan dit internationale aspect, kan slechts tot beperkte en zelfs ronduit foute conclusies komen.

De hoofdoorzaak was extern: het niet doorzetten van de revoluties in Duitsland en Hongarije en de bewegingen in Italië, alle landen die het meest hadden geleden onder de oorlog. De massa van de arbeiders bleef beheerst door de sociaaldemocratische illusies ten aanzien van vakbeweging en parlementaire democratie, terwijl de revolutionaire arbeiders werden neergeslagen door de (sociaal)democratie. Zo effende de democratie de baan voor het fascisme. In de ‘overwinnende’ landen waren niet direct proletarische opstanden te verwachten. In 1921 werd duidelijk dat de arbeiders van andere landen de Russische arbeiders niet te hulp konden schieten.

Een belangrijke interne oorzaak waren de verwoestingen die in Rusland waren aangericht door de Wereldoorlog en daarna de Burgeroorlog en de buitenlandse interventies. Daarvan kan men zeggen dat de revolutionaire minderheden binnen Rusland – de bolsjewiki voorop – er geen invloed op hadden, maar ze hadden uiteraard wel invloed op de manier waarop werd omgegaan met deze dramatische verslechtering van economische situatie. Op andere oorzaken hadden ze ook invloed. Op deze punten zijn dus belangrijke lessen te trekken. We kijken hier naar het staatskapitalisme, het agrarische vraagstuk en naar andere theoretische zwakheden van de bolsjewiki.

Staatskapitalistisch planbureau
of associatie van vrije en gelijke producenten?

De Oktoberrevolutie kwam voort uit het streven van de arbeiders en boeren om een einde te maken aan de oorlogsdeelname. Daartoe moesten ze de staat ‘grotendeels’ (zoals Lenin achteraf vaststelde) vernietigen. Maar tegelijkertijd legden de zegevierende sovjets de macht waarover ze feitelijk beschikten in handen van een regering van Volkscommissarissen. Rond deze regering kon de oude burgerlijke staat zich opnieuw uitkristalliseren. De vraag wie het bedrijfsleven moest besturen, de arbeiders zelf door middel van hun raden, of de staat door staatskapitalistische maatregelen, werd beslecht in het voordeel van de laatste opvatting, die ook die van Lenin was. De bolsjewiki namen door hun vooraanstaande positie in de Oktoberrevolutie staatsfuncties in. Maar niet zij bestuurden de staat, maar door hun identificatie met de staat maakte de staat de bolsjewiki tot zijn instrument. Uiteindelijk leidde dat tot een politiek die niet onderdeed voor die van het tsarisme.

In Staat en revolutie had Lenin tussen februari en oktober op basis van de standpunten van Marx en Engels en van de linkervleugel van de sociaaldemocratie de grote lijnen geschetst van de revolutie (stukslaan van de burgerlijke staat) en de periode daarna (de raden als organen van de dictatuur van het proletariaat). In Staat en revolutie komt Lenin echter tot een identificatie van staatskapitalisme met socialisme, waarbij dit staats-‘socialisme’ als een stadium richting communisme wordt voorgesteld, een ‘vernieuwing’ van het marxisme waarop Stalin handig zal voortbouwen. Later zal Lenin het staatskapitalisme voorstellen als een stap richting socialisme. De GIC heeft erop gewezen dat deze identificatie van staatskapitalisme met socialisme is overgenomen van het reformisme in de Duitse sociaaldemocratie, terwijl dit door Engels en binnen de vroege sociaal-democratie fel werd bestreden omdat de loonarbeid in staatskapitalistische bedrijven blijft voortbestaan, en daarmee het kapitaal. Daaraan kunnen we toevoegen dat staatskapitalisme in al zijn vormen, ook die onder Stalin, veronderstelt dat er ook privébedrijven bestaan, zoals Bordiga heeft aangetoond.

Nelke wijst in zijn tekst zowel  het staatskapitalisme af als het streven van de Russische arbeiders om zelf de bedrijven te beheren. Daarbij wijst hij in navolging van Marx’ kritiek op Proudhon er op dat zelfbeheer van de bedrijven bij voortbestaan van de markt noodzakelijkerwijze loonarbeid en de staat zal voortbrengen. Nelke geeft echter geen alternatief, evenmin als de IKS voor zover mij bekend zich ooit duidelijk heeft uitgesproken in deze kwestie van levensbelang voor het voortbestaan van elke vorm van macht van arbeidersraden. Maar binnen het radencommunisme zijn wel degelijk voorstellen gedaan hoe in een situatie waarin de arbeidersraden aan de macht zijn, de arbeiders zelf zonder markt, maar in planning van de productie van onderop ook het beheer over distributie in handen houden. Aldus strekt de dictatuur van de raden zich ook uit over wat dan nog steeds een schaarste-economie is.

De Duitse linkse communist Jan Appel die na Rühles desertie door de KAPD naar Moskou werd gestuurd om aansluiting bij de Kommunistische Internationale te bepleiten, heeft net als Rühle vele bedrijven bezocht, o.a. de enorme Putilov-fabrieken, en gesproken met de weinige overgebleven arbeiders. De meeste revolutionaire arbeiders waren in het Rode Leger getreden of als werklozen teruggekeerd naar hun geboortedorpen. Jan Appel zag dat de bolsjewiki met hun maatregelen van het Oorlogscommunisme het bedrijfsleven tot stilstand hadden gebracht. Met staatkapitalistische maatregelen kregen ze het niet op gang. In een naieve poging om het kapitaal te onteigenen – en de staat te versterken waar de bolsjewiki nu over ‘regeerden’ als een  minderheid, in ‘naam van de arbeiders (en boeren)’ – hadden ze de bankbiljettenpers laten draaien en een verwoestende inflatie van de Roebel veroorzaakt.

janappelintervmid70tiessmll
Jan Appel in de jaren 1970 tijdens een interview

 Jan Appel zag ook duidelijk dat de arbeiders in de bedrijven hun macht kwijt waren geraakt aan de staat in nieuwe vorm. Appel werkte zijn voorstellen samen met de overige leden van de GIC uit tot de Grondbeginselen van communistische productie en distributie (zie De economische oplossing voor de overgangsperiode van kapitalisme naar communisme). Vanzelfsprekend lost deze tekst niet alle problemen op. Zo blijft de verhouding tussen (voornamelijk industriële) bedrijven met zo’n planning van onderop enerzijds en het kleinbedrijf – zoals kleine boeren – anderzijds, en tussen een gebied onder arbeidersradenmacht en kapitalistisch gebleven gebieden een probleem. Dit ernstige probleem kan echter niet omzeild worden met slechts de stelling dat de sociale en economische omvorming naar het communisme pas begint bij macht van de arbeidersraden op wereldschaal.

Het agrarische vraagstuk

Volgens Nelke kon de revolutie in Rusland niet slagen: “Vermaatschappelijking van de landbouwproductie betekent collectivisatie van de grond. Maar slechts een minderheid van de kleine boeren en het landelijke proletariaat was tijdens de Russische revolutie klaar voor een dergelijke collectivisatie. Daarom was in Rusland een zegevierende sociale revolutie vanwege de privéproducerende boeren onmogelijk”.

Wanneer dit waar is, dan is ook nu een proletarische revolutie in grote delen van de wereld onmogelijk. Nelke maakt hier dezelfde fout als de ‘partijmarxisten’ Lenin (en Rosa Luxemburg) die ook onmiddellijke collectivisatie van de landbouw eisten, zij het Lenin in staatskapitalistische vorm. Vlak voor de Oktoberrevolutie nam Lenin echter de eis van de toenmalige sociaal-revolutionairen over van verdeling van de grond onder de boeren. Dat verzekerde de Oktoberrevolutie van steun van de boeren. Maar in de daaropvolgende periode van de Burgeroorlog en het Oorlogscommunisme eist de ‘Sovjet’-of ‘Arbeiders- en boerenstaat’ graanleveringen van de boeren, en op grote schaal plundert het Rode Leger onder leiding van Trotzki de boeren, waarbij zelfs het graan voor eigen consumptie en het zaaigoed niet werden ontzien, met hongersnood als gevolg. Daarentegen stelde de GIC in haar conclusie van Ontwikkelingslijnen in de landbouw (Ontwikkeling van het boerenbedrijf):

“De sociale revolutie welke het communisme ziet als het leggen van een nieuwe bewegingswet voor de productencirculatie, heeft de boeren echter wel wat te bieden. Behalve de bevrijding van alle pachten, hypotheken en bedrijfsschulden, brengt de gelijkmatige verdeling van het maatschappelijk product de directe volkomen gelijkstelling van stad en land, wat in de praktijk op een bevoordeling van de boer uitloopt. Het landbouwproletariaat, deze paria’s der kapitalistische samenleving, maakt echter een geweldige sprong vooruit, zodat het er alle belang bij heeft, de landbouw bij de communistische productie in te schakelen.”

Lenin heeft zich herhaaldelijk gekeerd tegen het idee van een onmiddellijke overgang naar het communisme en de noodzaak onder ogen gezien om compromissen te sluiten met b.v. de boeren. Uiteraard stelt een tijdelijk compromis met de kleine boeren een volgend probleem, dat van de verhouding tussen tussen macht van de arbeidersraden of diktatuur van het proletariaat (waarvan na de Oktoberrevolutie al snel geen sprake meer was) en de klassen waartoe de boeren behoren. Lenin sprak niet voor niets van de Sowjet-Unie als een arbeiders- en boerenstaat. Omdat er na de revolutie naast de arbeidersklasse nog andere klassen zullen zijn, ontstaat uit deze klassetegenstellingen noodzakelijkerwijze een staat die niet identiek is aan de diktatuur van het proletariaat/de radenmacht, maar die zal proberen deze aan zich te onderwerpen. Ook hier zijn belangrijke lessen te trekken die aan Nelke voorbijgaan.

Nog meer theoretische zwakheden van de bolsjewiki

In oktober grijpen de sowjets onder leiding van de bolsjewiki alle macht. Daarbij hebben de bolsjewiki het idee dat ze een dubbele revolutie voltrekken naar het voorbeeld van Marx en Engels in de Europese revoluties van 1848. De revolutie in Rusland zou op zich een burgerlijke revolutie zijn, die door de arbeidersklasse wordt doorgevoerd tegen de wil van de burgerlijke klasse die zich uit angst voor het proletariaat vastklampt aan het Tsarisme. Samen met zegevierende proletarische revoluties in Midden- en West-Europa, kan de revolutie in Rusland overgaan in de proletarische wereldrevolutie. Dit kan verklaren waarom de Sowjets na het verslaan van de Tsaristische staat vervolgens hun macht in overeenstemming met de staatskapitalistische ideeën van Lenin in Staat en revolutie overdragen aan de nieuwe ‘Arbeiders- en boerenstaat’. Zoals we hebben gezien was het staatskapitalisme echter niet in staat om de industriële noch de agrarische productie te herstellen van de verwoestingen van de wereldoorlog en de daaropvolgende burgeroorlog. Na afloop van de buitenlandse interventies verwachten de bolsjewiki in 1921 herstel van het ruimte geven aan het kleinbedrijf in landbouw en industrie, en het verlenen van concessies aan buitenlandse bedrijven. In Kronstadt doen arbeiders en matrozen een laatste poging om de macht van de raden te herstellen. Tevergeefs. De Russische Revolutie is verloren net als de revoluties in Duitsland en Hongarije.

De genoemde opvatting van Lenin (en Trotzki) van een dubbele revolutie was volgens mij fout; sinds de Eerste Wereldoorlog waren nergens meer burgerlijke revoluties of nationale bevrijdingsbewegingen mogelijk. We moeten echter ook inzien dat het standpunt van de dubbele revolutie in die tijd door niemand werd bestreden, ook al was het in feite in strijd met het besef dat begon door te dringen dat de ‘opkomst- en bloeiperiode’ van het kapitalisme met de Eerste Wereldoorlog voorbij is.

Vele van de zwakheden in het bolsjewisme hangen samen met de bijzondere positie van Rusland en het wezen van het Tsarisme: namelijk dat het niet vergelijkbaar was met het feodalisme in West en Midden-Europa. Marx heeft benadrukt dat in Rusland sprake was van een Aziatische productiewijze van onderling geïsoleerde boerengemeenschappen met vormen van zelfbestuur (de MIR). De Mongolen legden deze boerengemeenschappen via de adel heffingen in natura op. De Tsaar wist zich bij de verzwakking van het Mongoolse rijk op te werpen van onderdaan (zelfs slaaf!) van de Gouden Horde tot alleenheerser. Er ontstonden in Rusland geen op ambacht gebaseerde burgerlijke steden zoals in de rest van Europa. Ambachtelijke producten werden betrokken van het Ottomaanse Rijk in ruil voor bontvellen, hout en andere producten uit de primaire sector. In navolging van Peter de Grote hebben meerdere Tsaren hun systeem van statelijke uitbuiting van boerengemeenschappen in stand gehouden door de import van vooral militaire en maritieme technologie uit het Westen waarmee ze de bevolking konden onderdrukken en zich konden verdedigen tegen buitenlandse invallen. Alle binnenlandse aanpassingen dienden ter handhaving van het Tsarisme. Zo werd na het op papier opheffen van de lijfeigenschap de adel gereduceerd tot ambtelijke belastingontvangers die naar eigen goeddunken de boerengemeenschappen mochten uitplunderen. Marx stelde uitdrukkelijk dat er geen algemeen geldig ontwikkelingsmodel is van feodalisme naar kapitalisme naar socialisme/communisme, en sprak daarom van Aziatische productiewijze.

Lenin heeft als theoreticus nooit ten volle de hardnekkigheid begrepen van de Aziatische productiewijze in Rusland. Zo meende hij dat na de mislukte revolutie van 1905 sprake was van kapitalisme in Rusland. In feite richtte de gehele Russische sociaaldemocratie zich eenzijdig op de industriele centra die het tsarisme met behulp van buitenlands kapitaal ten behoeve van de repressie en zijn imperialistische doelstellingen als een “bovenbouw had gepropt op de halfaziatische productiewijze” (Rudi Dutschke). Lenin als revolutionair heeft op beslissende momenten wel gedeeltelijk erkend hoe hardnekkig  de half-aziatische productiewijze was, en de ontwikkeling van het proletarisch bewustzijn in de klasse zelf  tijdens de Russisch-Japanse oorlog in de Eerste Wereldoorlog gezien.
Terzijde: Nelke spreekt voorzover mij bekend van feodalisme in Rusland, maar ik hoor graag in welke van zijn vele brochures hij een andere analyse maakt.

Lenin was in de beginjaren van de Russische sociaaldemocratie ervan overtuigd dat de arbeiders en boeren onder invloed van tsarisme niet hun slaafse, onderdanige bewustzijn zouden kunnen afleggen. Pas na invoering van het kapitalisme in Rusland zou de invloed van het Tsarisme op het arbeidersbewustzijn gebroken worden. Daarom stelt hij in Wat te doen? ten onrechte dat arbeiders slechts een vakbondsbewustzijn kunnen ontwikkelen. Proletarisch bewustzijn is voor Lenin gelijk aan historisch materialisme. Bijgevolg de conclusie dat het socialisme (het historisch materialisme in Kautsky’s verkalkte vorm) van buitenaf in de arbeidersklasse gedragen moest worden. Daartoe schiep hij een partij van ‘beroepsrevolutionairen’ naar het voorbeeld van de reeds verbureaucratiseerde Duitse sociaaldemocratie, aangepast aan de illegaliteit die werd afgedwongen door het Tsarisme. Het ‘democratisch-centralisme’ verborg de werkelijkheid van een uiterst hiërarchische organisatie naar Tsaristisch voorbeeld.

Lenin beschouwde de ontwikkeling van het kapitalisme in Duitsland als een voorbeeld voor de ontwikkeling in Rusland. Onder de macht van de staat van de Duitse jonkers werd na de Duits-Franse oorlog en de Commune van Parijs in Duitsland het kapitalisme ingevoerd. (Ik ontving een terechte kritiek op laatste zin. Het Duitse kapitalisme kwam tot verdere ontwikkeling). Volgens Lenin konden in Rusland nadat de arbeiders de macht hadden gegrepen de staatskapitalistische vormen die het Duitse kapitalisme aannam met zijn trusts, monopolies, bureaucratie in staat en grootindustriële ondernemingen worden ingezet in afwachting van het doorzetten van de wereldrevolutie.

Fouten om nooit meer te herhalen,
of veroordelen van de geschiedenis?

De huidige ‘Sociaal-revolutionairen’, Nelke voorop, claimen post-marxistisch en post-anarchistisch te zijn. Wat post-anarchisme is weet ik niet. Maar inderdaad verlaten de ‘Sociaal-revolutionairen’ het marxisme op belangrijke punten, met name de methode van het historisch materialisme, zoals b.v. geformuleerd in de Duitse Ideologie. Ik ben van plan dit in een ander artikel aan de orde te stellen. Hier moet ik me beperken tot hetgeen ik in dit nawoord hoop te hebben aangetoond, namelijk dat men revolutionairen zoals Marx, Engels en Lenin niet als kleinburgerlijk kan veroordelen met achterafwijsheden die zijn gebaseerd op de levende historische ervaring van de proletarische klassenstrijd waarin zij een actieve rol speelden. De denkbeelden en daden van revolutionairen kunnen we alleen beoordelen vanuit de context van de tijd waarin ze leefden of leven, en de daardoor noodzakelijk beperkte kennis. Dan kunnen we volop lessen trekken. Wie dit niet begrijpt, is ook niet in staat de noodzakelijk historisch beperkte standpunten van nu te begrijpen. In plaats van kritisch zelf-denken treedt dan hooghartige zelfgenoegzaamheid en sektarisme. Daarvan hebben we helaas maar al te veel.

Fredo Corvo, 1 februari 2017

Lijst voor verdere studie

Dit artikel mag in zijn geheel worden overgenomen met vermelding van de bron:
https://arbeidersstemmen.wordpress.com/2017/02/01/de-russische-februarirevolutie-van-1917-in-twee-teksten/#more-4878

De Russische Februarirevolutie van 1917 in twee teksten

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s