De radenbeweging in Rusland & Finland, Duitsland, Oostenrijk & Hongarije,1917-1919. Deel 1/4

Door Ph. BOURRINET

Putilov-fabrieken
Algemene arbeidersvergadering in de Putilov-fabrieken, Petersburg 1917

“Een opstand door de massa’s van het volk heeft geen rechtvaardiging nodig. Wat er gebeurd is, is een opstand, geen samenzwering. We hebben de revolutionaire energie van de arbeiders en soldaten van Petrograd gestimuleerd”.

TROTSKI, 25 oktober 1917.

“De strijd voor het socialisme is de meest geweldige burgeroorlog die de wereldgeschiedenis ooit heeft gezien, en de proletarische revolutie moet de noodzakelijke uitrusting voor deze burgeroorlog voorbereiden, ze moet leren die te gebruiken — om te strijden en te winnen.
Zo’n uitrusting van de compacte werkende massa van het volk met de hele politieke macht voor de taken van de revolutie, dat is de dictatuur van het proletariaat en dus de ware democratie. […] De “Spartakusbund” zal nooit aan de macht komen anders dan door de duidelijke, ondubbelzinnige wil van de grote meerderheid van de proletarische massa in Duitsland, nooit anders dan op grond van haar bewuste instemming met de opvattingen, doelen en strijdmethoden van de “Spartakusbund”.

Rosa LUXEMBURG, Wat de Spartakusbund wil. Programma van de KPD, dec. 1918.[1]

“De vernietiging van de bourgeoisie als heersende klasse als klasse is een lang en moeilijk proces, waar zij zo sterk is als in Duitsland; de regeringsmethode van de meerderheidssocialisten en de aarzelende halfheid van de onafhankelijken zijn beide een deel van de geestelijke macht van de burgerlijke klasse over het opkomend proletariaat.”.

Anton PANNEKOEK, mei 1919. [2]

“… het zou een grote vergissing zijn om te geloven dat we vrede kunnen sluiten met kapitalisten in het buitenland, terwijl we thuis tegen onze eigen kapitalisten willen vechten. Ik geloof dat er op dit punt geen meningsverschillen kunnen bestaan: ons doel en onze taak is de vernietiging van het kapitalisme, de meest meedogenloze en onverbiddelijke onderdrukking“.

Tibor SZAMUELY, 19 juni 1919, als antwoord op Béla Kun’s
zoektocht naar een compromis met Clemenceau en de Entente. [3]

Inleiding

Een revolutionaire beweging heeft altijd actoren: het proletariaat en zijn organisaties (arbeiders- en soldatenraden, fabriekscomités, proletarische partijen), een doel: “de vernietiging van het kapitalisme” (Tibor Szamuely, 1919) en zijn eigen middelen: de klassestrijd tegen de bourgeoisie. Dit houdt niet alleen de militaire nederlaag van de uitbuitende klasse in, die een burgeroorlog ontketent, maar ook haar totale onteigening door de socialisatie (of communisatie) van de productiemiddelen.

De nederlaag van de radenrevoluties (Duitsland en Hongarije) met wapengeweld – maar ook vreedzaam met bedrog (Oostenrijk) – waaraan we Finland (1918) en Beieren (1919) moeten toevoegen, en het verdwijnen van de raden als echte proletarische machtsorganen in het Rusland van de sovjets na maart 1918, zijn allemaal historische gebeurtenissen die onbevooroordeelde reflectie vereisen.

Een eeuw na de enorme proletarische golf die de fundamenten van de kapitalistische wereld deed schudden, is de term “radenrevolutie” Chinees. Het regime van Tito maakte er een regime van “socialistisch” medebeheer van staatskapitalisme van.

Daarom is het belangrijk om de functie van de arbeidersraden, die tussen 1917 en 1919 als paddenstoelen uit de grond schoten, duidelijk te definiëren: 1. als organen ter voorbereiding op de machtsovername door de arbeiders als geheel, en niet als “voorparlementen” die leiden tot een burgerlijke grondwetgevende vergadering. 2. Organen voor de overheersing van de economie in de vorm van “socialisatie”, na de machtsovername. Volgens Trotski:

De sovjets zijn de organen om de massa’s voor te bereiden op de opstand, de organen van de opstand en, na de overwinning, de organen van de macht.[4]

Het is dus een veralgemeende opstand van de massa’s die de vraag oproept naar de kracht en reikwijdte van een beweging om het kapitalistische wereldsysteem af te schaffen, wat sommigen “communisatie” noemen. Een proces dat niet “vreedzaam” kan zijn, en enkele decennia van sociale en zelfs militaire strijd op wereldschaal zal vereisen.

I. Oorlog en revolutie

Militaire nederlagen, gecombineerd met de sociale problemen die inherent zijn aan het kapitalisme, dreven de werkende massa’s in de draaikolk van de revolutie. Het eerste voorbeeld hiervan was de Frans-Duitse oorlog van 1870, die leidde tot de Parijse Commune. De nederlaag van de legers van de tsaar tegenover Japan (februari 1904-september 1905) zette de zaken in gang: Rusland werd in vuur en vlam gezet door revolutie, eerst in de vorm van stakingen, waar arbeiders- en soldatenraden ontstonden, daarna in de vorm van arbeidersopstanden (Sint-Petersburg, Moskou) en zeemansopstanden (Kronstadt en Sebastopol), evenals boerenopstanden.

Na verpletterende militaire nederlagen desintegreerden de middeneuropese keizerlijke machten en tsaristisch Rusland extreem snel. Deze desintegratie gaf aanleiding tot de radenrevolutie.

Van 1917 tot 1919 waren Rusland, Oostenrijk-Hongarije en Duitsland vanwege hun sociale en nationale structuur zwakke schakels in de imperialistische keten omdat ze verslagen mogendheden waren. Voor de zegevierende mogendheden waren het hun koloniën en semi-koloniën (Ierland, India, Indochina) die voor problemen zorgden, maar het koloniale proletariaat bleef rustig omdat de koloniale bourgeoisie een verbetering van hun miserabele status in het vooruitzicht stelde. Het Franse proletariaat bewoog nauwelijks, wachtend op de kruimels van de “overwinning” die Clemenceau beloofde (“Duitsland zal betalen”). Alleen het Ierse proletariaat en de boeren kwamen in beweging met Pasen 1916, maar onder de vlag van het nationalisme. Het Britse proletariaat in uniform zou begin 1919 op zijn beurt in beweging komen om zijn onmiddellijke demobilisatie te eisen en te laten zien dat het de interventie tegen bolsjewistisch Rusland resoluut afwees.[5]

Tot slot droegen de 14 punten van de Amerikaanse president Wilson (8 januari 1918), waarin hij “het recht van volkeren op zelfbeschikking” afkondigde, bij aan de ontmanteling van het Duitse en Oostenrijks-Hongaarse rijk, tot groot voordeel van het Angelsaksische en Franse imperialisme. Het plan van Wilson bevorderde ook de opkomst van reactionaire nationale bourgeoisie in Tsjecho-Slowakije, Joegoslavië, Polen en de Baltische Staten, die als een grenshek zouden fungeren tegen alle revolutionaire bewegingen die als doel hadden dat arbeiders- en soldatenraden de macht zouden grijpen en het kapitalisme zouden uitroeien.

a) De militaire nederlaag van het tsarisme in 1905 deed de vraag rijzen naar het karakter en de rol van de raden

In 1905 bracht de nederlaag van het Rusland van alleenheerser Nicolaas II door het Japanse imperialisme het Russische proletariaat in een stroomversnelling. Op 12 mei 1905 begon in de textielstad Ivanovo een tweeenzeventig dagen durende staking van de arbeiders van de stad. De staking leidde tot een sovjet van 151 afgevaardigden van de stakende fabrieken. Het fenomeen verspreidde zich over heel Rusland, vooral naar Sint-Petersburg en Moskou.

In oktober werden er soldatensovjets gevormd in Moskou, Sevastopol, Vladivostok en Kharbin (in China), en – veelzeggend – arbeiders- en soldatenraden in Irkoetsk en Krasnojarsk.[6] De zeelieden van Kronstadt en Sebastopol kwamen in november in opstand. Op initiatief van de Sociaal-Revolutionairen (S.R.) werden er boerensovjets gevormd. Tegen het einde van november 1905 had de tsaristische repressie alleen de arbeiderssovjets en de All-Russische Boerenbond als oppositie overgelaten. Graaf Serge Witte, de minister van de tsaar, liet de leiders van de Boerenbond op 27 november arresteren en de leden van de Arbeiderssovjet van Sint-Petersburg op 16 december.

De sovjet van Sint-Petersburg, voorgezeten door Trotski, riep op tot een opstand. Deze werd snel neergeslagen. De Moskouse sovjet nam de macht over, maar de tsaar kon rekenen op de loyaliteit van zijn troepen, en van 22 december 1905 tot 1 januari 1906 vochten de Moskouse arbeiders tegen de politie en het leger, niet in een opstand om de macht, maar in een stedelijke partizanenoorlog. Deze nederlaag was niet echt een nederlaag, want de strijdlust van het proletariaat bleef intact: het bloedbad dat het leger aanrichtte onder de arbeiders in de Lena goudmijnen (meer dan 150 doden) in april 1912 leidde tot een groeiende golf van revolutionaire stakingen die in de eerste maanden van 1914 hun hoogtepunt bereikten.

De revolutie van 1905 deed ook de vraag rijzen naar de relatie tussen de arbeidersraden en de revolutionaire partijen. De raden werden ofwel gezien als louter vehikels voor het socialistische programma dat door hun revolutionaire partijen belichaamd werd, ofwel als de motoren van revolutionaire transformatie, waarbij de proletariërs en hun partijen zelf voortdurend gerevolutioneerd werden door de raden beweging.

Het debat dat in 1905 ontstond – zowel onder de Mensjewieken als onder de Bolsjewieken – bracht duidelijk de kwestie van de macht van de raden ter sprake. Iskra, het toenmalige Mensjewistische orgaan, verkondigde op 1 juli dat de sowjets propagandacomités waren, of zelfs centra van zelfregulering door de arbeiders. Op het niveau van het Keizerrijk konden ze een “constituerende vergadering” worden, door de stakingsbeweging om te zetten in een opstand.[7] Jules Martov beschreef de sovjets, die de Mensjewieken hadden helpen oprichten, zelfs als “niet-politieke organisaties, onafhankelijk” van de “arbeiderspartijen”, een soort professionele arbeiderskamer die de democratische hervorming van de maatschappij” zou bevorderen, kortom een voorportaal van de Russische “burgerlijke revolutie”. [8]

In een circulaire van 9 november 1905 van het Centraal Comité van de bolsjewieken, waarschijnlijk geschreven door Alexander Bogdanov, werd gewaarschuwd voor het risico dat de “sovjet”-organisaties “zichzelf zouden veranderen in ‘onafhankelijke’ arbeiderspartijen”, vanwege een gebrek aan politiek bewustzijn. Daarom is “het doel van de sociaaldemocratie met betrekking tot de [Petersburgse] sovjet om deze ertoe te brengen haar programma en tactisch leiderschap te accepteren”. De conclusie is een sterke waarschuwing:

Als deze organisaties weigeren het programma van onze partij of een ander programma te accepteren, moeten de sociaaldemocraten hen verlaten en hun anti-proletarische karakter aan de proletarische massa’s onthullen. [9]

Kortom, de sowjets moesten zich onderwerpen of aftreden. Ze mochten hooguit een technisch orgaan van de Partij zijn, een eenvoudige transmissieriem. Het standpunt van Lenin, die aan het eind van het jaar terugkeerde naar Rusland, was heel anders. Hij beweerde verrassend genoeg dat “[de sovjet] niet tot een bepaalde partij moet behoren“, ook al vormt hij de kern van de voorlopige revolutionaire regering“. Hij belichaamde het verenigde front van afgevaardigden uit alle sociale lagen: arbeiders, leger, marine, boerenstand en zelfs de burgerlijke intelligentsia, wat “een plus en zeker geen min is”, zoals Lenin uitlegde. Lenin verdedigde het idee – waaraan de bolsjewieken trouw bleven tot aan de Aprilstellingen van 1917 – dat het programma van een revolutionaire regering dat van een burgerlijk-democratische revolutie was, waarvoor de “constituerende volksvergadering” nodig was, gesteund door het gewapende volk. In een ander artikel beweerde Lenin dat de sovjet slechts een democratische instelling was die streed voor specifieke doelen – “een democratische maar geen socialistische dictatuur” – en dat het daarom geen “arbeidersparlement” of een “orgaan van zelfbestuur van het proletariaat” kon zijn, en dus geen dictatuur van het proletariaat.[10]

De sovjet, als orgaan dat ondergeschikt is aan de partij, of opgelost in de smeltkroes van een constituerende vergadering die de zogenaamde “revolutionaire democratie” samenbrengt, wordt daarom niet opgeroepen om het machtsorgaan van de proletarische klasse te worden, met de missie om een einde te maken aan het systeem van kapitalistische democratie, dat gebaseerd is op de uitbuiting van de overgrote meerderheid door een kleine minderheid.

Trotski, een voorstander van “permanente revolutie”, voorspelde het gevaar dat zowel de Mensjewieken als de Bolsjewieken voor de toekomstige revolutie vormden in het geval van een proletarische overwinning:

[…] terwijl de antirevolutionaire aspecten van het Mensjewisme zich al ten volle manifesteren, bedreigen de antirevolutionaire aspecten van het Bolsjewisme ons nog niet– maar de bedreiging is niet minder ernstig – alleen in het geval van een revolutionaire overwinning. [11]

b) 1915 tot 1918: geen heropleving van de klasse aan beide kanten zonder economische en politieke stakingen

Amper 10 jaar later riep de wereldoorlog de vraag op van een revolutie, niet in één land, maar in alle landen. Het ging erom een einde te maken aan de oorlog en aan het sociale systeem dat er de werkelijke oorzaak van was: het kapitalisme.

De radenrevolutievan 1917 tot 1919 was niet het resultaat van spontane opstanden. Ze werd voorbereid door een voor-revolutionaire klassenstrijd aan beide kanten, in alle sectoren die klaar waren om in brand te vliegen: de mijnen, de scheepswerven, de fabrieken, de eenheden waar geschoolde arbeiders gemobiliseerd werden, vooral de marine. Revolutionaire minderheden, hoewel aanvankelijk zwak, speelden een beslissende rol.

Voor de goede orde volgen hier de belangrijkste fasen in deze revolutionaire opkomst.

1915: In februari breekt een langdurig conflict uit dat de scheepsbouwwerven in Glasgow (Clyde) lamlegt; in augustus leggen mijnwerkers in Wales het werk neer.[12] In Rusland staken datzelfde jaar 550.000 arbeiders, waarmee de opwaartse golf van stakingen wordt voortgezet die in de eerste zes maanden van 1914 1,5 miljoen arbeiders had betrokken. [13]

1916: In Duitsland breken politieke stakingen uit als protest tegen de arrestatie van Karl Liebknecht, na de demonstratie op 1 mei die de kreet “Weg met de oorlog!” Toen zijn vonnis op 29 juni bekend werd gemaakt, gingen 55.000 arbeiders in Berlijn, Braunschweig (Brunswijk), Bremen en Stuttgart in staking. Kautsky merkte met spijt op dat Liebknecht “de populairste man in de loopgraven” was geworden. [14]

In Frankrijk staakten vrouwelijke confectiearbeiders, daarna, eind 1916 de “munitionnettes” in oorlogsindustrie. De stakingen bereikten hun hoogtepunt in 1917, terwijl muiterijen zich over het front verspreidden en sommige regimenten het erover hadden om naar Parijs te marcheren. De leuzen “Leve de vrede” en “Weg met de oorlog” verschenen en de rode vlaggen werden tevoorschijn gehaald. Deze stakingen vonden weerklank in sommige eenheden die muitten, waar ze dit anarcho-vakbondslied aanhieven: ” Vooruit dames, een goede beweging / Blaas de munitie op / Weg met de oorlog (bis) / Blaas de fabrieken op / Ga Les Invalides[15] plunderen / Weg met de oorlog”. [16]

Nog slimmer was dat de Russische, Duitse en daarna Hongaarse proletariërs in uniform de wapenfabrieken niet opbliezen, maar wapens en munitie uitdeelden aan de arbeiders, die de rode garde vormden.

1917: In april waren er stakingen van metaalarbeiders in Berlijn, waar de semi-clandestiene revolutionäre Obleute, een groep radicale geschoolde arbeiders, sociale agitatie combineerden met een politieke strijd tegen de oorlog. Deze stakingen werden gevolgd door de eerste opstanden op de vloot tussen juni en augustus, vooral in Wilhelmshaven. De belangrijkste aanstichters van de opstand, Max Reichpietsch en Albin Köbis, die tevergeefs hadden geprobeerd steun te vinden bij de USPD, werden door een militair tribunaal berecht en op 5 september doodgeschoten. [17]

1918: Eind januari trekt een pre-revolutionaire stakingsbeweging door Oostenrijk en Duitsland.

De revolutionaire afgevaardigden, waaronder de draaibankwerker Richard Müller,[18] riepen op tot een politieke staking “voor een vrede zonder annexaties of schadeloosstellingen, gebaseerd op het zelfbeschikkingsrecht van volkeren”. Er waren 400.000 stakers in Berlijn. Er werd een actiecomité gekozen waarin, op aandringen van Richard Müller, zelfs Ebert, Scheidemann en Braun zaten – allemaal sociaal-patriotten en toekomstige beulen van het Duitse proletariaat! Haase, Dittmann en Ledebour vertegenwoordigden de Onafhankelijken van de USPD, gevormd in april 1917. Op 31 januari verkondigde Ebert, die hand in hand met de autoriteiten werkte, dat “de overwinning de liefste wens van alle Duitsers was”. Uitgejouwd en voor verrader uitgemaakt, werd hij gedwongen om zijn steun aan de staking te betuigen… Het actiecomité riep op om op 3 februari weer aan het werk te gaan. Repressie onthoofde de beweging voor een paar maanden. Onder de radicale arbeiders ontwikkelde zich een gevoel van woede: “We hebben wapens nodig: we hebben propaganda nodig in het leger. De enige uitweg is revolutie”. [19]

De algemene staking verspreidde zich over Oostenrijk, maar niet naar Bohemen-Moravië, waar propaganda pro-Entent en pro-onafhankelijkheid zegevierde.[20] De sociaaldemocratie toonde een radicale taal die haar niets kostte: de Arbeiter-Zeitung van 1 januari stelde voor om Nieuwjaarsdag 1918 om te dopen tot “Lenin-dag”. Maar dit breedsprakige radicalisme van links (Otto Bauer) toonde al zijn grenzen:

“We hadden gewild dat de staking een grote revolutionaire demonstratie zou worden. We wilden niet dat de staking een revolutie zou worden. Daarom moesten we ervoor zorgen dat de staking eindigde voordat de hongersnood de stakers tot capitulatie dwong – dat ze eindigde op een manier die de kracht en het vertrouwen van de massa’s zou consolideren”.[21]

Maar zonder een gewelddadige opstand tegen onmenselijke leefomstandigheden, zonder de organisatie van arbeiders en soldaten in raden, kon er geen sprake zijn van het omvormen van “stakingen in revolutie”.

c) In het hart van de revolutie: het leger, van zijn ontbinding tot de bewapening van het proletariaat

Het dienstplichtigenleger aan de fronten was een leger van arbeiders en boeren. Arbeiders, in de geïndustrialiseerde landen: Duitsland (ongeveer 9 miljoen, waaronder 2,5 miljoen vakbondsleden), Frankrijk (6,5 miljoen), Groot-Brittannië (8 miljoen arbeiders, 4 miljoen vakbondsleden), Oostenrijk en Bohemen-Moravië. In Rusland bestond de overgrote meerderheid uit boeren, die net uit de lijfeigenschap waren gekomen, behalve in de marine en de technische regimenten. Rusland had een proletariaat van 3,4 miljoen fabrieksarbeiders, vaak geconcentreerd in gigantische fabrieken (zoals de Putilov fabrieken in Petrograd). In Hongarije was de arbeidersklasse voornamelijk geconcentreerd in de hoofdstad Boedapest, in gigantische fabrieken zoals die op het eiland Csepel [Tschepele]: 1,5 miljoen arbeiders (waarvan 720.000 vakbondsleden) op een bevolking van 9 miljoen, waarbij het platteland bevolkt werd door kleine boeren en landarbeiders.

Het jaar 1916 markeerde een belangrijk keerpunt in het desintegratieproces van het leger. Desertie werd een massaal fenomeen. In juni 1916 nam het Russische leger 300.000 gevangenen, voornamelijk Tsjechische, Hongaarse en Kroatische deserteurs. In februari-maart 1918 deserteerden meer dan 250.000 soldaten uit het Habsburgse leger. Voor het Russische leger werd desertie een nationale sport: 1 miljoen deserteurs in 1916, daarna 2 miljoen in 1917. Vanaf dat moment stemden de soldaten met hun voeten tegen de oorlog ten gunste van de revolutie. Deserties leken op massale muiterij tegen de oorlog.

De meest spectaculaire deserteursbeweging was die van Caporetto in oktober 1917, toen het leger van generaal Cadorna, een aanhanger van de meest wrede discipline, 40.000 doden en 294.000 gevangenen verloor, waar nog eens 400.000 deserteurs bij kwamen.[22] Maar zonder een sociale reactie thuis, zonder de veralgemening van de klassenstrijd in Italië, viel de repressie genadeloos op de deserteurs. 750 werden doodgeschoten.

In zijn Geschiedenis van de Communistische Linkerzijde, gepubliceerd in het Italiaans in 1964, benadrukte Amadeo Bordiga wat er in Caporetto op het spel stond voor het Italiaanse proletariaat, in een tijd waarin socialistische leiders zoals Filippo Turati opriepen tot een heilige unie om “het vaderland in gevaar te verdedigen”. Voor Bordiga betekende echt revolutionair defaitisme dat een hele klasse voorbereid moest worden op een gewapende opstand:

In de praktijk hadden de gemobiliseerde proletariërs defaitisme toegepast, zij het inadequaat, door het front te verlaten. Ze gooiden hun wapens weg in plaats van ze te houden voor klassenacties, zoals in dezelfde tijd aan het Russische front gebeurde… [23]

De hamvraag van deze hele periode is de bewapening van het proletariaat om de rug van de vijandelijke klasse, de bourgeoisie, te breken, van Rusland tot Hongarije, via Finland en Duitsland.

Hoewel de Oktoberopstand technisch gezien een staatsgreep was tegen de regering-Kerenski, was het zeker geen militaire putsch die in het geheim werd uitgevoerd door een paar complotteurs. Ze vond bijna op klaarlichte dag plaats, de precieze datum van de opstand bleef min of meer “geheim”, maar ze werd gesteund door een meerderheid van de 13 miljoen arbeiders en muzhiks [boeren; vertaler] in uniform. Het proletariaat had al bijna alle macht in de fabrieken in handen, via de arbeidersraden en vooral de fabrieksraden, die gevoeliger waren voor de radicale propaganda van de bolsjewieken.[24] De rode gardes van de arbeiders die eind maart in de fabrieken gevormd werden – onder leiding van een bolsjewistische astronoom! [25] – vormden een klein leger van 20.000 man in Rusland, dat in maart 1918 deel zou gaan uitmaken van het Rode Leger.

Maar veel meer dan in Duitsland en Finland, en zelfs in Hongarije, waren het de boeren die voor de “plus” zorgde die nodig was voor de overwinning van de opstand. Zoals Trotski opmerkte:

De Oktoberrevolutie was de strijd om de macht van het proletariaat tegen de bourgeoisie. Maar het was de muzhik die uiteindelijk de uitkomst van de strijd bepaalde. […] De partij leidde de opstand; de belangrijkste drijvende kracht was het proletariaat; de gewapende arbeidersdetachementen waren de stoottroepen; maar de uitkomst van de strijd werd beslist door het boerengarnizoen, dat moeilijk op de been te brengen was. [26]

Tot oktober 1918 vonden de belangrijkste confrontaties plaats in Hongarije, waar de wil van soldaten, zeelieden, mijnwerkers en lagen proletariërs niet alleen in botsing kwam met het zittende regime, maar ook met de sociaaldemocratie.

Op 1 februari 1918 muitten zeelieden uit de Dalmatische haven Cattaro (Kotor) op ongeveer veertig schepen en hesen de rode vlag. Een van de leiders van de muiterij was József Czerny, die na maart 1919 samen met een aantal muiters de brigade “Lenin’s Jongens” vormde, die voorop liep bij de onderdrukking van de contrarevolutie. Om de muiterij neer te slaan, schakelde de Habsburgse marine Duitse onderzeeërs in. Op 20 mei 1918 muitte in Pécs ook het 6de infanterieregiment uit Újvidék (Novi Sad). De soldaten namen de stad in met de hulp van mijnwerkers die zich voor de gelegenheid bewapend hadden. Twee hele regimenten werden erheen gestuurd om de beweging neer te slaan.

De repressie was hevig: soms werd één op de tien mannen doodgeschoten, net als in het oude Romeinse leger. De nieuwe keizer en koning, Karel I, was meedogenloos [Was het deze gespierde verdediging van het christendom tegen de communistische “krachten van het kwaad” die de laatste van de Habsburgers in oktober 2004 zijn zaligverklaring door paus Johannes Paulus II opleverde? ; Ph.B.]

In juni 1918 gingen 50.000 proletariërs in staking om hogere lonen te eisen en raakten slaags met politie-eenheden, op sommige plaatsen met wapens in de hand. De houding van de sociaaldemocraten ten opzichte van de arbeidersstrijd was elke keer hetzelfde: hen tot capitulatie dwingen. De Sociaal-Democratische Partij (PSDH) verkondigde, met veel gejammer, in haar orgaan Népszava (Stem van het Volk):

De heroïsche strijd en opofferingen van de arbeiders zijn niet genoeg om resultaat te boeken tegenover de kracht van de regering. Daarom heeft het geen zin om de strijd voort te zetten, het zou alleen maar leiden tot de dood van nog meer mensen en de kracht van de arbeidersklasse breken. Daarom smeken we de arbeiders in de strijd: ga meteen weer aan het werk! [27]

Toen de muiterij van de matrozen in Kiel op 30 oktober begon, duurde het niet lang voordat ze zich aansloten bij de arbeiders. Op 4 november was de stad in handen van de opstandelingen: de eerste soldatenraden werden gevormd, gevolgd door arbeidersraden. Drie dagen later riep de arbeidersraad op tot revolutie in het hele Reich, met de verkondiging: “De macht ligt in onze handen” (Die politische Macht ist in unserer Hand). De sociaaldemocraten stuurden parlementslid Noske naar Kiel om admiraal Von Souchon als militaire gouverneur te vervangen. Geconfronteerd met de revolutie in opmars, smeekte de SPD niet, maar bereidde zich actief voor om de revolutie te verpletteren, maar stap voor stap. De sociaaldemocraten, die twee ministers in de regering hadden (Scheidemann en Bauer), speelden aanvankelijk met het idee om Kiel te bombarderen.

Van 1917 tot 1919 was de strategie van de bourgeoisie overal hetzelfde: volledig gebruik maken van de sociaaldemocratie, zowel ter rechter- als ter linkerzijde, om het proletariaat ertoe aan te zetten terug te keren naar de kooien van de kapitalistische fabrieken, de soldaten ertoe aan te zetten te accepteren dat ze ontwapend werden, en als dat niet genoeg was, hen te verpletteren door de krachten van de contrarevolutie, van binnenuit en van buitenaf.

Vervolg


[1] Programma van de “Kommunistische Partei Deutschlands”,1918: http://left-dis.nl/nl/KPD_Programm1918.pdf.

[2] Karl Horner (Pannekoek), “Vooruitzichten”, De Nieuwe Tijd nr. 19, 15 mei 1919, blz. 323:
https://aaap.be/Pdf/Nieuwe-Tijd/Pannekoek-nl-NT-1919-Vooruitzichten.pdf.

[3] Tibor Szamuely, Alarm: Ausgewählte Reden und Aufsätze, Corvina, Boedapest, 1959 (inleiding door Béla Kun).

[4] Trotski, Geschiedenis van de Russische Revolutie, II, hoofdstuk 44: “De kunst van de opstand”, 1930.

[5] In januari 1919, op het hoogtepunt van de “Vredesconferentie” in Parijs, bekende premier Lloyd George: “Als we een operatie tegen de bolsjewieken zouden ondernemen, zou Engeland bolsjewistisch worden en zou er in Londen een sovjet worden opgericht”. Geciteerd in Edward Hallet Carr, The Bolshevik Revolution, vol. 3. Sovjet Rusland en de wereld, Éditions de Minuit, 1974, p. 136-137.

[6] Oskar Anweiler, Les Soviets en Russie 1905-1921, Gallimard, 1972, p. 325-326.

[7] Iskra n° 101, juni 1905, geciteerd door Avraham Yassour, “Modèles d’organisation révolutionnaire à Pétersbourg en 1905”, in AAVV, Sur 1905, Champ Libre, 1974, p. 210-211.

[8] Ibid, pp. 216-217.

[9] Ibid, pp. 219-221. Nadruk toegevoegd. Merk op dat dit de politiek was van Otto Rühle in Dresden in november 1918, toen hij de IKD vroeg om de lokale raden snel te verlaten.

[10] Lenin, “Socialisme i anarkhizm”, Novaja Jizn nr. 21, 25 nov. 1905, Franse vertaling in Œuvres, tome X (nov. 1905-juni 1906), 1967.

[11] Trotski, “Nos différends”, 1905, Les Éditions de Minuit, 1969, pp. 385-386. Nadruk toegevoegd. Het artikel werd voor het eerst gepubliceerd in de Socialist Review (Przegląd socjalistyczny), Warschau.

[12] Alfred Rosmer, Le mouvement ouvrier pendant la première guerre mondiale, vol. 2, herdrukt door Éditions d’Avron, 1993, p. 60.

[13] Marc Ferro, La révolution de 1917, Albin Michel, 1997, p. 35 en 45.

[14] Gilbert Badia, Le spartakisme, L’Arche, Parijs, 1967, p. 106-111.

[15] Les Invalides werd in de Franse Revolutie door het revolutionaire volk bestormd. Daarna werd het een symbool van het Franse militarisme. Noot van de vertaler.

[16] André Loez, 14-18. Les refus de la guerre. Une histoire des mutins. Parijs, Gallimard, 2010, p. 170.

[17] Badia, op. cit. blz. 130-132.

[18] Ralf Hoffrogge, Richard Müller. L’homme de la révolution de novembre 1918, les nuits rouges, 2018.

[19] Geciteerd in Broué, “Octobre 1917 en Allemagne”, in La Révolution d’Octobre et le mouvement ouvrier européen, p. 73.

[20] De “Tsjecho-Slowaakse Nationale Raad” werd in februari 1916 in Parijs opgericht, onder leiding van Tomáš Garrigue Masaryk, Edvard Beneš en Milan Rastislav Štefánik, … onder toezicht van de Quai d’Orsay [Het adres van het Franse ministerie van buitenlandse zaken; vertaler].

[21] Otto Bauer, Die Österreichische Revolution, Wenen, 1923, p. 65. Elektronische editie: https://www.marxists.org/deutsch/archiv/bauer/1923/oesterrev/index.html. Zie ook: Roman Rosdolsky, “La situation révolutionnaire en Autriche en 1918 et la politique des sociaux- démocrates. La grève de janvier 1918 en Autriche”, Critique communiste, sept.-okt. 1977.

[22] Jean-Paul Bled, L’Agonie d’une monarchie. Oostenrijk-Hongarije 1914-1920, Tallandier, 2017, p. 336-337.

[23] Nadruk toegevoegd. Over de houding van de Italiaanse officieren in Caporetto geeft Bordiga deze smakelijke verduidelijking: “en als de (proletariërs) niet op hun officieren hadden geschoten, dan was dat omdat de officieren met hen mee waren gevlucht in plaats van de historische Amba Alagi pistolen van 1895-1897 (een ander groot Italiaans tijdperk) te grijpen in een poging hun vlucht te stoppen”. Tekst in het Frans:

http://www.uqac.ca/Classiques_des_sciences_sociales.

[24] Voor de gebeurtenissen in Rusland verwijzen we naar Trotski’s Geschiedenis van de Russische Revolutie, evenals naar Alexander Rabinowitch’ Les bolcheviks prennent le pouvoir. La révolution de 1917 à Pétrograd, La Fabrique, 2016 [ook in het Engels; vertaler] en Stephen A. Smith, Pétrograd Rouge. La Révolution dans les usines (1917-1918), les nuits rouges, 2017.

[25] Pavel Sternberg, een astronoom van Duitse afkomst, die – net als Anton Pannekoek – zijn naam naliet aan een asteroïde, een krater op de Maan en het (Sternberg) Instituut voor Astronomie in Moskou.

[26] Trotski, op. cit. deel II, p. 667. Nadruk toegevoegd.

[27] Roland Bardy, 1919 – La Commune de Budapest, Éditions de la Tête de Feuilles, Parijs, 1972, p. 41-42; Communisme nr. 32, november 1990: http://gci-icg.org/french/communisme32.htm.

De radenbeweging in Rusland & Finland, Duitsland, Oostenrijk & Hongarije,1917-1919. Deel 1/4

2 gedachtes over “De radenbeweging in Rusland & Finland, Duitsland, Oostenrijk & Hongarije,1917-1919. Deel 1/4

Plaats een reactie