Het agrarische vraagstuk, een gepasseerd station?

12hunger22Miljoenen mensen worden bedreigd met de hongerdood.

Dit verschrikkelijke nieuws dat ons dagelijks bereikt, staat in schril contrast met de enorm toegenomen productiviteit van de landbouw.

Daarnaast wordt steeds duidelijker dat de agrobusiness verwoestende uitwerkingen heeft voor zowel de aarde, de landarbeiders en de voedselveiligheid.

De voorheen door ‘links’ aangedragen oplossingen van ofwel verdeling van de grond onder de boeren, ofwel nationalisatie van de grond, hebben deze tegenstelling tussen wat technisch mogelijk is, en wat maatschappelijk en politiek ‘realistisch’ is, niet kunnen doorbreken.

Maar wat dan wel?

Volgens mij verdienen met name de linkscommunistische standpunten van de GIC aandacht vanwege hun vroege kritiek op zowel de privaat- als de staatskapitalistische oplossingen. Hieronder verwijs ik belangstellenden naar drie fragmenten van teksten.

Karl Marx over de vernietiging van de arbeider en de aarde

“Met het constant toenemend overwicht van de stedelijke bevolking, die door de kapitalistische productie in de grote centra wordt opeengehoopt, vergroot zij enerzijds de historische mobiliteit van de samenleving en vernietigt zij anderzijds de stofwisseling tussen mens en aarde, dat wil zeggen de terugkeer tot de grond van de door de mensen in marxde vorm van voedsel en kleding verbruikte bestanddelen van de grond; hiermee vernietigt de kapitalistische productie dus de eeuwige, natuurlijke voorwaarde van duurzame vruchtbaarheid der grond. Daarmee vernietigt zij tevens de fysieke gezondheid van de arbeider uit de stad en het geestelijke leven van de arbeider op het platteland. Maar terwijl op deze wijze de natuurlijke, spontaan ontstane vorm van stofwisseling wordt vernietigd, dwingt de kapitalistische productie op systematische wijze tevens weer tot herstel van die stofwisseling in de vorm van een regulerende wet der maatschappelijke productie, welke in overeenstemming moet zijn met de volledige menselijke ontplooiing. Zowel in de landbouw als in de manufactuur is de kapitalistische reorganisatie van het productieproces tevens het martelaarschap der producenten, het arbeidsmiddel tevens middel tot onderdrukking, uitbuiting en verarming van de arbeider, de maatschappelijke combinatie der arbeidsprocessen tevens de georganiseerde onderdrukking van de individuele levenskracht, vrijheid en zelfstandigheid van de arbeider. De verspreiding van de landarbeiders over grote gebieden breekt hun weerstandsvermogen, terwijl het weerstandsvermogen van de arbeiders uit de stad door hun concentratie wordt versterkt. Evenals in de stedelijke industrie wordt in de moderne landbouw de grotere productiviteit en de grotere mobiliteit van de arbeid verkregen ten koste van vernietiging en verzieking van de arbeidskracht zelf. En iedere vooruitgang in de kapitalistische landbouw is niet alleen een vooruitgang in de kunst arbeiders te beroven, maar tevens in de kunst van roof op de grond; iedere vooruitgang in het vergroten van de vruchtbaarheid van de grond voor een bepaalde periode, is tevens een vooruitgang in het vernietigen van de blijvende bronnen van deze vruchtbaarheid. Naarmate een land zich voor zijn ontwikkeling meer baseert op de grootindustrie (zoals bijvoorbeeld de Verenigde Staten) des te sneller werkt dit vemietigingsproces. De kapitalistische productie is dus alleen maar in staat de techniek en de combinatie van de maatschappelijke productieprocessen tot ontwikkeling te brengen, doordat zij gelijktijdig de bronnen van alle rijkdom ondergraaft: de grond en de arbeider.”

Bron: Marx “Het kapitaal

Thetriumphofdeath-smallest
Pieter Bruegel De Oude, “The triomf van de dood” (1562)

G.I.C. “De ontwikkeling van het boerenbedrijf. Ontwikkelingslijnen in de landbouw” (1930)

“Vatten we het een en ander samen, dan constateren we, dat de huidige agricultuur door specialisatie gekenmerkt is en dus volkomen tot de ‘waren’-productie is overgegaan. Het opvoeren van de productiviteit kon door de moderne techniek tot stand komen, zonder concentratie van de bedrijven in één hand. Daarmee loopt parallel de ontwikkeling van de landbouwcoöperaties, die de bedrijven onderling verbinden door belangengemeenschappen, waarbij de boeren echter veelal hun ‘vrijheid’ (bijvoorbeeld veelal de beschikking over hun product) verliezen.Het is typisch, ofschoon zeer begrijpelijk dat de huidige arbeidersbeweging deze kapitalistische ontwikkeling in de landbouw niet zien wil. Begrijpelijk, omdat deze groeilijnen niet in hun staatscommunistische theorie passen. Het boerenbedrijf is vermaatschappelijkt, de boerenbedrijven zijn aaneengesmeed en treden collectief op en nochtans lenen ze zich absoluut niet voor staatsbeheer. De z.g. socialistische arbeidersbeweging concludeert daaruit natuurlijk niet, dat haar staatscommunistische theorie fout is, maar ze besluit tot de onmogelijkheid van het communisme, zolang de landbouw zich niet ontwikkelt langs de lijnen, die ze deze volgens scholastisch Marxisme meent te moeten voorschrijven.(…)

Het standpunt dat de Groep van Internationale Communisten ten opzichte van het wezen der proletarische revolutie inneemt, ontspringt voor een niet gering deel uit de ontwikkeling, die het boerenbedrijf in de hoog-kapitalistische landen genomen heeft. Juist het feit, dat de landbouw volkomen bij de maatschappelijke arbeid is ingeschakeld, dat de landbouw in het proces van maatschappelijke deelarbeid is opgenomen, dat de landbouw tot de industriële productie is overgegaan en zich desondanks toch niet organisch in het ‘socialisme’ of ‘communisme’ laat opnemen, doet sterke twijfel rijzen aan de hechtheid van de ‘communistische’ theorieën. De hele ‘nationalisatie’- of ‘socialisatie’-theorieën blijken dan ook niet anders te zijn, dan een reformistisch ombuigen van de proletarische doelstellingen.We hebben ons in dit geschriftje ertoe bepaald, aan te tonen dat er geen wezenlijk verschil in landbouw en industrie meer bestaat, zodat beide takken van productie onder dezelfde socialisatiewetten vallen. Een andere zaak is natuurlijk, hoe de maatschappelijk gemiddelde productietijd voor landbouwproducten bepaald wordt. Dat is echter een onderwerp op zichzelf en valt buiten het kader van deze uiteenzettingen, omdat we dan niet over ‘Ontwikkelingslijnen in de landbouw’ moesten schrijven, maar over de toepassing van de arbeidstijdrekening in landbouw en industrie. We kunnen er hier daarom alleen op wijzen, dat de moderne ‘kostprijsberekening’ in het gespecialiseerde landbouwbedrijf heden evengoed wordt toegepast als in de industrie (…), wat alleen mogelijk is als beide takken van productie volgens hetzelfde proces verlopen.Welke houding de boeren ten opzichte van de proletarische revolutie zullen innemen, is niet te zeggen, omdat we in dit opzicht weinig ervaring hebben. (…). Zoveel is zeker dat ze nooit tot ‘voortrekkers’ van de revolutie zullen worden, omdat hun ideologie van ‘bezitters’ dit verhindert. De kleine boeren in Duitsland zijn warme voorstanders van de ‘onteigening’ …behalve als het henzelf betreft. De sociale revolutie welke het communisme ziet als het leggen van een nieuwe bewegingswet voor de productencirculatie, heeft de boeren echter wel wat te bieden. Behalve de bevrijding van alle pachten, hypotheken en bedrijfsschulden, brengt de gelijkmatige verdeling van het maatschappelijk product de directe volkomen gelijkstelling van stad en land, wat in de praktijk op een bevoordeling van de boer uitloopt. Het landbouwproletariaat, deze paria’s van de kapitalistische samenleving, maakt echter een geweldige sprong vooruit, zodat het er alle belang bij heeft, de landbouw bij de communistische productie in te schakelen.”

Bron: fragmenten uit het inleidende en slothoofdstuk van G.I.C. “De ontwikkeling van het boerenbedrijf. Ontwikkelingslijnen in de landbouw” (1930).

 

Peter Jonas “Voorbij de agrarische revolutie” (2012)

Stelling 1)

“In zijn weergave van de standpunten van Amadeo Bordiga wijst Loren Goldner er op dat de agrarische kwestie niet alleen centraal staat in het denken van de mede-oprichter en later verdreven dissident van de Italiaanse Communistische Partij, maar ook in de analyse van de Linkerzijde zelf: ‘Bordiga’s idee dat het kapitalisme moet worden gelijkgesteld met de agrarische revolutie, vormt de sleutel tot de 20e eeuw, in ieder geval de sleutel tot bijna alles wat links in de 20e eeuw ‘revolutionair’ heeft genoemd, en de sleutel tot het heroverwegen van de geschiedenis van het marxisme en zijn verstrengeling met ideologieën van industrialisatie van de achtergebleven gebieden van de wereldeconomie’.1

330px-Canal_Mer_Blanche
Stalin’s ‘Endlösung’ van het ‘Koelakken -vraagstuk’: dwangarbeid

Kort samengevat: het niveau van de omwenteling van de heersende verhoudingen op het platteland is niet alleen een aanwijzing voor het opdringen van het kapitalisme, maar zou ook het terrein geëffend hebben waarop revolutionair links zich sinds het midden van de 19e eeuw bewoog. Dit kwam politiek tot uitdrukking in de voortdurende discussie over de “agrarische kwestie”, die intensief in alle marxistische organisaties werd gevoerd sinds het midden van de 19e eeuw. Aan deze debatten lag ten grondslag dat de socialisten te maken gehad met een probleem waarvan de oplossing eigenlijk werd verwacht van de ontwikkeling van het kapitalisme zelf: de transformatie van agrarische samenlevingen in de moderne industrieel-kapitalistische klassenmaatschappijen met de tegenpolen van bourgeoisie en proletariaat.

Als gevolg hiervan vielen revolutionaire strategie en communistische kritiek op de bewegingen van de 19e en 20e eeuw altijd uit elkaar, omdat de burgerlijke omwenteling tot een integraal werd van de historische arbeidersbeweging en van het marxisme. En als de
revolutie op de agenda moest worden gezet, moest dit ook het geval zijn.2 In het centrum van alle overwegingen kwam dus de revolutionaire greep naar de staatsmacht te staan om het doorzetten van de agrarische revolutie af te dwingen. Als het communisme als “reële beweging” (Marx) van het opheffen van de staat en de klassenmaatschappij zich wilde bevrijden van deze staatse erfenis , moest het logischerwijze beginnen met het besef dat onze ‘gebruikelijke begrippen tot instrumenten werden voor de voltooiing van de burgerlijke revolutie’ (Goldner).

Wanneer en op welke sociale basis men kan spreken van een echt doorzetten van de kapitalistische productiewijze en ook haar politieke ontwikkeling, is dus voor een beweging van zelfopheffing van het proletariaat meer dan een louter abstract probleem. Want het iswoman_countryside alleen in deze context dat de ontwikkeling van de marxistische stromingen van de 19e en 20e eeuw kan worden geanalyseerd, om vervolgens hun programma bij het einde van dit tijdperk op te heffen. Dat de historische arbeidersbeweging aan de “agrarische kwestie” altijd veel aandacht besteedde en dat daarom over dit onderwerp tot in de vroege jaren 1980 betrekkelijk veel werd gedebatteerd, maar sindsdien is afgebroken, werpt – door de manier waarop – ook licht op het huidige gebrek aan historisch perspectief van het huidige radicaal-links. De hier volgende stellingen zijn bedoeld voor de hervatting van deze debatten.”

Stelling 11)

“De splitsing tussen communistische kritiek en burgerlijk-revolutionaire politiek dat het marxisme – afgezien van kleine dissidente bewegingen in de 19e en 20e eeuw – kenmerkte, ontbeert tegenwoordig alle grond. Agrarische revolutie en de internationale boerenbeweging zijn achterhaald, omdat het kapitalisme deze zelf uiteindelijk van hun grondslag heeft beroofd. Zijn “historische missie”, als je deze teleologische term wenst te gebruiken, heeft het kapitalisme pas na de Tweede Wereldoorlog en uiteindelijk sinds de jaren 1970 vervuld – tegelijkertijd met het aanbreken van zijn permanente crisis. De dagen van de “Boeren-Internationale” zijn in ieder geval historisch geteld. De ontwikkeling van een communistisch agrarisch programma echter nog niet, omdat het einde van de boerenvraagstuk geenszins synoniem is met het einde van het voedselvraagstuk, noch de overname van de kapitalistische agribusiness, die is goed op weg is om de aarde onherroepelijk te ruïneren. Evenmin biedt de terugkeer naar de kleine boer, waarop grootstedelijke links hoopt, daarvoor uitgangspunten”.

2 Met betrekking tot de Oktoberrevolutie stelde de Nederlandse communist Herman Gorter dit al vast in de jaren 1920. Herman Gorter, “Open brief aan partijgenoot Lenin”.

Bron: De eerste en laatste stelling van Peter Jonas “Voorbij de agrarische revolutie” (2012)

Kleine leeslijst

Over Bordiga’s analyse van Stalin’s agrarische politiek:

Loren Goldner

Groep van Internationale Communisten (G.I.C.)

Discussie

Heb je belangstelling voor discussie over deze teksten? Mail: mailto:FredoCorvo@gmail.com.

Deze pagina is een uitgebreide versie van Het agrarische vraagstuk.

Het agrarische vraagstuk, een gepasseerd station?

7 gedachtes over “Het agrarische vraagstuk, een gepasseerd station?

Plaats een reactie